Oorlog wordt steeds onzichtbaarder. Geen wonder dat het geen verkiezingsthema is
In de snel veranderende wereld is een sterke krijgsmacht essentieel, daar zijn alle politieke partijen het over eens. Maar over de belangrijkste verandering hebben ze het niet: hoe oorlog zich aan ons zicht onttrekt en dodelijk geweld steeds moeilijker te controleren is.
Je zou verwachten dat onze politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s uitgesproken standpunten zouden innemen over oorlogsvoering. Het gaat immers over leven en dood.
Maar niets is minder waar.
De defensieparagrafen draaien vooral om meer of minder geld voor Defensie, meer of minder wetgeving voor nieuwe wapensystemen, meer of minder samenwerking met bondgenoten – en of die samenwerking dan via Europa of de NAVO moet verlopen. Waarna de meeste partijen voor de gulden middenweg kiezen en voor samenwerking binnen zowel de NAVO als de EU pleiten.
De gemene deler: op een enkele uitzondering na, zoeken vrijwel alle partijen technocratische oplossingen voor wat steeds meer als een technocratische kwestie wordt gezien. In die visie is ‘defensie’ een beleidsprobleem dat met ambtelijke adviesrapporten en afstandelijke kosten-batenanalyses moet worden ‘opgelost’. Daarmee bouwen de partijprogramma’s voort op de talloze rapporten die ambtenaren in Brussel en Den Haag al jaren schrijven, maar ontbreekt een echt eigen visie op oorlog en de manier waarop die tegenwoordig wordt gevoerd.
En dat is pijnlijk, want er staat namelijk heel veel op het spel. En dan heb ik het niet over de opkomst van China, of de dreiging vanuit Rusland, dat als een mantra voor naderend onheil wordt herhaald in de meeste partijprogramma’s. Waar je in die programma’s niks over leest is een verandering van binnenuit: hoe oorlogvoeren de laatste decennia onzichtbaarder en steeds moeilijker te controleren is geworden, en wat die ontwikkeling betekent voor de mensen op de plekken waar wij ons dodelijk geweld naartoe brengen.
Want wat is er aan de hand?
Oorlogen zijn sinds eind vorige eeuw steeds vaker ‘langeafstandsoorlogen’, ook wel ‘remote warfare’ genoemd. Dit soort oorlog kenmerkt zich door de fysieke afwezigheid van soldaten op het slagveld en heeft als doel de financiële en de menselijke risico’s zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door de inzet van drones en zogenaamde precisiebombardementen vanuit de lucht, het aangaan van allianties met lokale strijdgroepen of het inzetten van private veiligheidsbedrijven.
Zie bijvoorbeeld de oorlog in Syrië, waar de door de Verenigde Staten geleide coalitie tegen IS het slagveld constant in de gaten houdt met drones en vooral aanvallen uitvoert vanuit de lucht, terwijl het vechten op de grond wordt overgelaten aan de door Koerden gedomineerde SDF.
In moderne oorlogen zijn soldaten van technologisch superieure legers amper in gevaar
Omdat het oorlogsgeweld de soldaten van technologisch superieure legers amper nog in gevaar brengt, worden dit soort oorlogen ook wel vergeleken met de jacht. Tegenstanders kunnen immers niet terugvechten tegen dronepiloten, en niet veel anders doen dan zich schuilhouden, vluchten of zich onherkenbaar tussen burgers begeven.
In de Defensievisie 2035 (Vechten voor een Veilige Toekomst) van afgelopen herfst, licht het ministerie van Defensie toe wat die transformatie van oorlogsvoering betekent voor de Nederlandse strijdkrachten. De ondertitel van het document: ‘Een nieuw profiel voor Defensie’. En dat is nog zacht gezegd. Je zou de plannen gerust revolutionair kunnen noemen.
Kort door de bocht: de legerkistjes gaan de kast in, de soldaten van de toekomst zitten achter een laptop. Defensie moet in 2035 een ‘technologisch hoogwaardige organisatie’ zijn met ‘een sterk innoverend vermogen’. * Daarbij ligt de nadruk op het verzamelen en analyseren van informatie om zo snel en effectief mogelijk te kunnen ingrijpen – ook wel ‘informatiegestuurd optreden’. Door zich te specialiseren in deeltaken in dat proces, wil de krijgsmacht een betrouwbare bondgenoot zijn binnen de NAVO en de EU.
Allemaal ontwikkelingen die Defensie moeten uitrusten voor de oorlog van de toekomst. Je zou dan ook verwachten dat politieke partijen daar iets van vinden, maar in de verkiezingsprogramma’s komt de Defensievisie niet terug. Alleen D66 noemt het document als ‘leidraad’ – oftewel: iets om te volgen. Geen kritische reflectie, geen eigen visie op de plannen of wat die plannen op de lange termijn betekenen voor de inzet van het Nederlandse defensieapparaat, en de gevolgen voor de mensen op wie dat geweld wordt toegepast.
Die stilte is eigenlijk niet verwonderlijk. Want een wezenlijk kenmerk van de nieuwe manier van oorlogvoeren is dat de politiek er weinig zicht – en dus grip – op heeft. De ontwikkelingen die het ministerie beschrijft zijn al jaren aan de gang – vrijwel geruisloos.
Een stille geweldsrevolutie
Zo schafte de luchtmacht de afgelopen jaren vier MQ-9 Reaper-drones en 46 F-35-jachtvliegtuigen aan, die een centrale rol spelen in het ‘informatiegestuurde optreden’ uit de Defensievisie en de daarbij horende manier van oorlogsvoering. Hoewel de drones pas dit jaar arriveren, bereidt de Luchtmacht zich al sinds 2013 voor op hun komst door zich te specialiseren in het analyseren en verwerken van beelden gemaakt door drones, F-35’s en satellieten van NAVO-bondgenoten.
Met die expertise draagt de Nederlandse Luchtmacht ook al jaren bij aan de voorbereiding en uitvoering van luchtaanvallen – het ‘targeting-proces’. Zo analyseert het 306 Squadron in Leeuwarden sinds 2018 Amerikaanse drone- en satellietbeelden uit Irak en Afghanistan, die vervolgens als ‘intelligence’ worden gebruikt door de coalitie. Sinds 2019 is op vliegbasis Volkel in Noord-Brabant de ‘Target Support Cell’ actief, die dit soort analyses omzet in coördinaten van vijandelijke doelwitten voor bondgenoten in de strijd tegen IS.
Het past in de trend waarbij de organisatie van een luchtaanval in steeds meer kleine, gespecialiseerde stukjes is opgeknipt. De Amerikanen noemen dit ook wel de ‘kill chain’, waarin de samenwerkende militaire partijen elk een deel van het aanvalsproces voor hun rekening nemen. Zo kan het zijn dat een lokale strijdgroep informatie over een mogelijk doelwit levert, bondgenoot A een drone stuurt, waarna die beelden belanden bij bondgenoot B voor analyse, bondgenoot C berekent wat de impact van een aanval is, bondgenoot D daar juristen op loslaat en vervolgens al dan niet overgaat tot een aanval.
Een luchtaanval zou alleen de 'juiste' mensen doden, maar in de praktijk vallen er veel burgerdoden
Dit moet er uiteindelijk voor zorgen dat een aanval precies volgens plan verloopt, en alleen de ‘juiste’ mensen doodt. Maar de praktijk is weerbarstiger, blijkt uit onderzoek van onafhankelijke onderzoeksgroepen. Keer op keer stellen zij dat er bij luchtaanvallen van de coalitie veel meer burgers omkomen dan de coalitie beweert.
Bovendien is de kill chain zo hard gegroeid en versnipperd geraakt dat het vrijwel onmogelijk is om het geheel te overzien. Alle betrokkenen zijn verantwoordelijk voor slechts een fractie van het geheel, en zijn zich steeds minder bewust dat ze deel uitmaken van een dodelijk militair apparaat. Zelfs nauw betrokkenen weten lang niet altijd wat hun precieze bijdrage aan een aanval is, laat staan wie er verantwoordelijk is als het misgaat.
Lossen we die onoverzichtelijkheid op met méér wetgeving voor drones en andere semi-autonome wapensystemen waarmee die oorlogen worden gevoerd, zoals D66 en PvdD bepleiten? Nee. We krijgen pas een begin van overzicht als we weten wat er gebeurt, wie welke beslissing neemt en waarvoor verantwoordelijk is, en wat de gevolgen zijn voor de mensen die door het geweld worden geraakt.
Helpt het om minder afhankelijk te worden van de Amerikanen, en toch maar meer in Europees verband samen te werken, zoals de ChristenUnie, CDA, VVD, PvdA en GroenLinks graag zien? Niet per se, want Europese landen volgen vrijwel unaniem het Amerikaanse voorbeeld van oorlogsvoering-op-afstand. Bovendien verschilt wat de Amerikanen doen om hun belangen in Afghanistan en Irak veilig te stellen niet veel van wat de Fransen in Afrika doen.
Heeft nog meer investeren in peperdure wapensystemen eigenlijk wel zin om ons te beschermen tegen de dreigingen van de 21ste eeuw, zoals de VVD voorstelt? Ook dat valt te betwijfelen. Hoe modern en precies de wapens ook zijn, een blik in het recente verleden laat zien dat tegenstanders zich daar steeds beter aan weten aan te passen door directe militaire confrontaties zoveel mogelijk te ontlopen, en toe te slaan op andere manieren. Het is niet voor niets dat de Taliban en Al-Qaida na decennia oorlog nog altijd niet zijn verslagen.
Ook China en Rusland leerden hoe je de superieure legers van NAVO-landen het beste bestrijdt, en gaan het gevecht op andere manieren dan directe militaire confrontatie aan, zoals via handel, cyberaanvallen of informatie-oorlogsvoering.
Hoe oorlog zich aan het zicht onttrekt
De gevolgen van de stille transformatie van oorlogsvoering is dat betrokkenen zich steeds minder bewust zijn van hun bijdrage aan het geheel, waardoor het vaak ook niet duidelijk is wie er verantwoordelijk is als het misloopt. Dit kwam pijnlijk aan het licht tijdens de nasleep van de fatale luchtaanval in juni 2015 door een Nederlandse F-16 op een bommenfabriek van IS in het Iraakse stadje Hawija, waarbij ten minste zeventig burgers omkwamen.
Toenmalig minister van Defensie Jeanine Hennis was kort na de aanval door de Amerikanen op de hoogte gebracht dat er veel meer burgerdoden waren gevallen dan vooraf ingeschat, maar haar voormalige collega-ministers zeiden nooit hierover te zijn geïnformeerd. Ook de Tweede Kamer hoorde niets over de ernst van het incident, ook niet toen Kamerleden er specifiek naar vroegen.
De commandant volgde de protocollen, voldeed aan het mandaat, maar toch stierven er minstens 70 burgers
Bovendien wist de Nederlandse commandant die de aanval goedkeurde niet van de twijfel die bestond bij de Amerikanen over de betrouwbaarheid van de inlichtingen die hadden geleid tot de aanval. Door de protocollen te volgen voldeed hij aan het vooraf opgestelde mandaat, maar volgde daarmee het verkeerde advies.
Door die verdeling van taken is het ook niet duidelijk wie er uiteindelijk verantwoordelijk is voor de gevolgen van het geweld. Defensie benadrukt dat ze vooraf niet wist dat de inlichtingen van de Amerikanen niet klopten, terwijl de Amerikanen benadrukken dat zij de bom niet hebben gegooid. Een onafhankelijke onderzoekscommissie moet uitsluitsel geven waarom er zo veel burgerdoden vielen.
Met diezelfde redenering schuift Defensie de verantwoordelijkheid af voor een dodelijke luchtaanval op een woonhuis in de Iraakse stad Mosul in 2015, waarbij vier burgers omkwamen. Nederland betaalde afgelopen zomer een schadevergoeding aan een van de nabestaanden, maar Defensieminister Bijleveld benadrukte daarbij dat het ministerie van Defensie van mening is dat er geen sprake was van ‘onrechtmatig geweldgebruik’.
Hoe oorlog gedepolitiseerd raakt
Genoeg reden voor politieke partijen om te pleiten voor meer transparantie bij Defensie, zodat de Kamer de regering kan controleren en burgers op zijn minst een beetje weten hoe de krijgsmacht oorlog voert, om daar vervolgens iets van te vinden. Maar met uitzondering de SGP (die er één zin aan wijdt) pleit geen van de partijen daarvoor in hun verkiezingsprogramma.
En dat is kenmerkend voor de manier waarop de Kamer omgaat met oorlog. Voorafgaand aan een militaire missie stellen Kamerleden eisen, achteraf is er kritiek als het anders liep dan afgesproken. Maar toezicht op militair geweld tijdens een missie ontbreekt, omdat dat bij de moderne manier van oorlogsvoering vrijwel onmogelijk is geworden.
Zo gedragen Kamerleden zich steeds meer als klanten. Ze hebben allerlei wensen – op het gebied van mensenrechten, het betrekken van de lokale bevolking, wederopbouw – waaraan Defensie moet voldoen, randvoorwaarden die nauwelijks te maken hebben met de aanvankelijke reden om ons te mengen in een oorlog. Die vaak nodeloos ingewikkelde eisen worden naar de krijgsmacht doorgeschoven met de opdracht: regel het maar.
De politiek stelt allerlei moeilijk uitvoerbare eisen aan een defensiemissie en zegt: regel het maar
Als achteraf misstanden bekend worden, volgt steevast een debat over wie ervoor verantwoordelijk kan worden gehouden, en eventueel moet opstappen. Maar wat zelden ter discussie staat is het systeem zelf.
Een systeem waarbinnen niemand verantwoordelijk is als het misloopt, omdat alles juridisch is dichtgetimmerd in een onoverzichtelijk geheel, en iedereen zich achter de ander kan verschuilen. Waarin amper aandacht is voor waar het geweld toe leidt: oneindige oorlogen en constante angst in landen ver weg. Waarin zelden iemand zich afvraagt of al die peperdure slimme wapens wel nuttig zijn om onszelf te beschermen tegen tegenstanders die een reële dreiging vormen voor onze manier van leven, zoals China en Rusland.
Maar vooral een systeem dat niet transparant is – zelfs niet voor de uitvoerders van het geweld. Waardoor de krijgsmacht überhaupt niet kan voldoen aan de randvoorwaarden die de politiek stelt; laat staan dat de Kamer haar taak als controlerende macht kan uitvoeren.
Dat dit soort kwesties niet voorkomen in de verkiezingsprogramma’s, is misschien nog wel het zorgelijkste gevolg van de manier waarop oorlogsvoering verandert. Oorlog staat zo ver van ons af en raakt ons zo weinig, dat de gevolgen voor anderen niet eens meer onderwerp zijn van het politieke gesprek.