Dit is de belangrijkste vraag die een dokter kan stellen

Illustratie door Moonassi.

Als coassistent leerde ik nooit te vragen: ‘Hoe gaat het eigenlijk met u?’ Terwijl goede zorg daarmee begint.

Mijn coassistent blijft maar kijken naar de computer. Terwijl ze verzonken in haar mondkapje rijtjes van organen telt, mist ze de mens. Die zit nu ongemakkelijk op haar stoel. 

Ik zeg haar, niet voor de eerste keer, dat ze naar de patiënt moet kijken. Dat huisartsgeneeskunde eigenlijk alleen maar om contact gaat, om heel basale dingen. De rest is ondergeschikt. Maar het lijkt niet te beklijven. 

Ik snap het wel, zelf ben ik ook zo opgeleid. Ik leerde die een mens reduceert tot brein, buik of been.

In de voorbereiding van mijn eigen coschappen leerde ik in twee weken de juiste vragen per orgaansysteem stellen. Als mantra’s dreunde ik ze op. Maar op de spiekbriefjes in mijn doktersjas ontbrak één vraag: Hoe gaat het eigenlijk met u?

Die vraag was me niet geleerd, dus ik miste hem ook niet echt.

De cursus werd afgesloten met een examen op simulatiepatiënten. Terwijl ik zenuwachtig wachtte op de gang, werd ik aangesproken door een moeder. Gestrest vertelde ze me dat ze de kamer waar haar dochter was opgenomen niet kon vinden.

Ik begeleidde haar naar een centraal punt vanwaaruit ze de afdeling kon vinden, haastte me terug en legde de situatie aan mijn examinator, zelf specialist, uit. Ze werd boos. En niet omdat ik iets te laat was. 

Ze was boos omdat ik iemand had geholpen.

Ruim twaalf jaar later herinner ik me nog wat ze zei. ‘Michelle, als arts wil iedereen iets van je. De enige manier om hiermee om te gaan, is om dat te begrenzen. Voor je het weet ben je overspannen!’

Ze bedoelde het goed, maar zo voelde het niet. Ik haastte me naar mijn neppatiënt om er in no time de juiste vragen doorheen te jassen. 

Waarom een goed gesprek zo belangrijk is

Tijdens mijn studie was, zo ervoer ik, communicatie ondergeschikt aan ziekteleer. Tussen de studieblokken pijn op de borst, (pseudo)tumoren en psoriasis had ik blokjes patiëntgerichte communicatie. Blijven hangen deed het niet. 

Toch weten artsen dat praten met een patiënt belangrijk is. Slechte communicatie keert zich tegen je: Prettig contact zorgt ervoor dat een arts zich beter voelt:

Ondanks onze geavanceerde gereedschapskist vol scans en bloedtesten, Goede communicatie is efficiënt: Logisch, want patiënten volgen alleen een advies op als ze dit accepteren. Dus moet je er als dokter voor zorgen dat het advies past. 

Ondanks onze geavanceerde gereedschapskist vol scans en bloedtesten, stelt een arts een betere diagnose door middel van een gesprek

In mijn huisartsenopleiding dat de juiste communicatie verloopt volgens het Een goed gesprek bevat drie secties, met in totaal zeventien subonderdelen, gescoord van één tot zes. Hulpvragen, emoties, informatieoverdracht: aan alles hangt een prijskaartje. Er moest in een gesprek van tien minuten dat ik de patiënt niet meer zag. 

Patiënten voelen dit. Gereduceerd tot een te uitgebreide hokjeslijst worden ze gehaast. Gaan soms niet eens zitten. Een jas uittrekken of je boodschappentas naast je neerzetten: een zeldzaamheid.

En praten wordt meer een toneelstukje dan een echt gesprek.

Wat ik leerde van werken op Sint-Eustatius

Eind 2019 vertrok ik naar Sint-Eustatius om te werken als eilandarts. aan de andere kant van de Atlantische Oceaan lijkt in niets op het Nederland dat ik kende. Statia heeft zijn eigen taal en cultuur. 

Wat was ik vooringenomen over hoe goed ik het daar zou gaan doen met al mijn interculturele ervaring als straat- en huisarts op Rotterdam-Zuid. Mooi niet dus.

Zélf de migrant zijn in een wereld die ik niet kende, bleek toch net wat anders dan arts zijn op eigen bodem voor mensen met een migratieachtergrond. Ik maakte de ene na de andere fout. Mijn interpretatie, beleving en waardering van een gesprek stond vaak lijnrecht tegenover die van de patiënt. Frustrerend, want ik bedoelde het goed.

In al mijn onzekerheid klampte ik me vast aan de aangeleerde communicatietechnieken. Daarmee vergrootte ik het onbegrip, terwijl de oplossing voorhanden was. Geen checklist. Geen trucjes. Niet: iemand aankijken, tien seconden stilte, een hand op de schouder – en dan verder. Wel: gewoon mezelf zijn. Zo zagen de mensen dat ik om ze gaf. En dan maakte het ook niet zoveel meer uit wat ik zei.

Maar om dat te bereiken, moest ik in plaats van de Statianen, mijzelf gaan ondervragen. Wat zijn vooroordelen die ik heb? Hoe beïnvloedt mijn afkomst dit gesprek? Wat wil ik de mensen brengen? Wat is mijn rol op dit eiland?

Door dieper naar mezelf te kijken, werd mijn blik verruimd, kon ik mijn patiënten in de ogen kijken en keerde de rust in het gesprek terug. En ook al ben ik weer in Europees Nederland: dat doe ik nog steeds. 

En wat blijkt? 

Patiënten hebben helemaal niet zoveel van me nodig. Als het me lukt ze ruimte te geven, is dat vaak voldoende. En ben ik alsnog binnen tien minuten klaar.

Lees ook: