Het – het verschijnsel dat sporters die in het begin van het jaar zijn geboren meer kans maken op sportsucces dan laatgeboren spelers – is wetenschappelijk uit en te na beschreven.

Als je op Google Scholar – de zoekmachine voor wetenschappelijke publicaties – zoekt op het ‘relative age effect’, het geboortemaandeffect, dan krijg je Van tennis naar voetbal naar ijshockey naar basketbal naar tafeltennis naar paardenraces (ja: ook vroeggeboren paarden zijn dan laatgeboren paarden en worden dus ook vaker gefokt): blijkt het fenomeen ook in [vul hier naam sport in] te bestaan.

Elke keer hetzelfde verhaal – je zou bijna gaan denken dat het geboortemaandeffect een verdien- een aandachtsmodel is voor wetenschappers en wetenschappelijke tijdschriften. Het levert publicaties op (voor het cv), het levert media-aandacht op (doel op zich), het levert hitjes op Maar een nieuw inzicht? Zicht op een oplossing? Nee.

Eind dit jaar tikt de teller op Google Scholar vijfduizend hits aan, en sportwetenschapper bij voetbalbond KNVB en een kenner van het geboortemaandeffect, kan het niet meer aanzien. Nog een paper dat nog een keer het geboortemaandeffect aantoont? En nog een generatie trainers en scouts die vroom zegt ja, we kennen het geboortemaandeffect, we letten erop, we doen er wat aan – en er vervolgens toch niks aan doet?

‘Ik wil me alleen nog maar bezighouden met oplossingen’, zegt hij tijdens een recente wandeling door zijn woonplaats Utrecht. ‘Anders doen we maar wat.’

Er is nauwelijks kennis van oplossingen voor het geboortemaandeffect

Verbeek en zijn collega hebben de afgelopen jaren veel werk gestoken in onderzoek naar het geboortemaandeffect. Ze hebben zelfs hun best gedaan om een oplossing te testen in de praktijk – iets dat bij hun weten nog nooit is gedaan, hoewel het probleem al decennia oud is.

In samenwerking met Steve Lawrence, vader van laatgeboren zoon en Welsh international deden Verbeek en Zwenk een experiment bij de amateurclub FC Weesp, met de oplossing van het geboortemaandeffect waar Lawrence voor pleit: Als teams een bepaalde gemiddelde leeftijd moeten hebben, kunnen clubs niet alleen maar januari- en februari-kinderen kiezen voor hun elftallen, omdat de gemiddelde leeftijd dan te hoog is. Zo worden ze gedwongen om ook naar laatgeboren spelers te kijken.

Een interessant idee. En waar veel tijd en energie in was gestoken, verliep Het kon alleen niet worden afgemaakt omdat de competitie stopte wegens corona. Maar dan nog: veel zou het niet hebben uitgemaakt. Stel dat het seizoen en het experiment wél ten einde was gespeeld – zou de ledenraad van de KNVB of een andere voetbalbond op basis van één succesvol seizoen met de gemiddelde leeftijdsregel besluiten dat het hele systeem op de schop moet? (Dit is een retorische vraag en het antwoord is...) Nee.

En dat moet je ook niet willen, zegt Verbeek. Steviger bewijs is nodig – veel steviger bewijs.

KNVB-onderzoeker Jan Verbeek is het zat

Wat ons brengt bij het nieuws.

Corona gaf Verbeek meer tijd om te lezen en om te denken, bijvoorbeeld over wat hij Echt Wilde in zijn werk. En wat hij Echt Wilde, onder meer, is dat er nu echt eens werk wordt gemaakt van voor het geboortemaandeffect. Want hoe vreemd is het dat de halve wereld al jaren bewust zegt te zijn van het probleem – maar dat we niet eens of en hoe het beter kan?

Heel vreemd. Daar wilden Verbeek en Zwenk – namens de KNVB – nu eens een eind aan maken. En dus stuurden ze (een call to action) aan onderzoekers, bonden, coaches, spelers in binnen- en buitenland, met de vraag hoe zij het geboortemaandeffect denken op te kunnen lossen. Motto: ‘Niet weer een analyse van geboortedata, het is tijd voor oplossingen!’

De aangedragen oplossingen worden in een discussieronde met experts – spelers, coaches, wetenschappers – gefilterd (via de en de twee of drie meest veelbelovende oplossingen zullen moeten worden getest in experimentele competities.

Dit klinkt simpel maar is niet simpel. Welke club wil bijvoorbeeld een of meerdere seizoenen competitie spelen met teams van een gemiddelde leeftijd? Ze zullen zonder al die vroeggeboren spelers wedstrijden verliezen. En zelfs als de club het wil: wat denken ouders daarvan? En wat denken de spelers? Kortom: een bond krijgt dit niet zomaar voor elkaar.

Aan de andere kant: er zullen toch wel een paar clubs, competities, of bonden zijn die dit aandurven? Die onderdeel willen zijn van een oplossing van een probleem dat al zo’n zestig jaar bekend is – en zo evident onrechtvaardig is? Als het dit jaar niet lukt een start te maken, dan volgend jaar wel, en anders het jaar erna, maar Verbeek en Zwenk willen vasthouden en niet meer loslaten.

Als het onoplosbaar is: jammer, maar dan weten we dat

Natuurlijk: het resultaat kan goed zijn dat oplossingen voor het geboortemaandeffect te complex, te duur, of anderszins onuitvoerbaar zijn, of onbedoelde effecten met zich meebrengen.

Als dat zo is, zegt Verbeek, dan moeten we maar leren leven met het geboortemaandeffect. Zo nu en dan kunnen we scouts en coaches voorlichten, in de hoop dat steeds meer scouts en coaches leeftijd en talent niet met elkaar verwarren, maar dat is het dan ook. Het zou jammer zijn, maar toch zou Verbeek daar meer vrede mee hebben. Dan is er tenminste een serieuze poging gedaan.

‘Wat niet kan en wat ik zat ben’, zegt hij, ‘is dat we elke zoveel jaar dezelfde discussie voeren over hetzelfde probleem. Dat iedereen klaagt maar niemand wat doet.’

Meer lezen?

Deze nieuwe cijfers tonen hoe oneerlijk het Nederlandse voetbal is georganiseerd Aan de hand van een analyse van Jan Verbeek schreef ik drie jaar geleden over het geboortemaandeffect in Nederlandse jeugdopleidingen. Lees het stuk hier terug