Het was half april 2020, de coronapandemie woedde en de Franse staatssecretaris Cédric O was pas amusé. Hij was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de corona-app, die je waarschuwt als je in de buurt van een besmette persoon bent geweest, en die dreigde een totaal fiasco te worden.
Wie een app wil maken die mensen ook echt gebruiken, ontkomt niet aan Google en Apple. Die leveren samen de besturingssystemen van 99 procent van alle smartphones en bepalen welke apps erop mogen draaien. In dit geval vonden Apple en Google de Franse app niet privacyvriendelijk genoeg en weigerden ze de app te ondersteunen. Eenzelfde oordeel velden zij over de Engelse, Duitse en Nederlandse corona-apps.
Google en Apple bleken onvermurwbaar, ook na een bemiddelingspoging van de Europese Commissie. Dus Groot-Brittannië, Duitsland en Nederland bouwden een nieuwe app om aan de voorwaarden van ‘Gapple’ te voldoen.
Maar Cédric O weigerde zich de les te laten lezen. Hij had niets tegen Apple en Google, zei de Franse staatssecretaris, maar wilde niet dat ‘intern beleid’ van twee multinationals zou bepalen hoe Frankrijk deze enorme gezondheidscrisis aan moest pakken. Hij zette zijn oorspronkelijke app door.
Het werd een fiasco.
Onze gigantische afhankelijkheid van digitale diensten
Als het gaat over de zorgen over technologiebedrijven, gaat het vaak over de enorme marktmacht van de ‘grote vijf’. Over de marktmacht die Apple, Google, Amazon, Microsoft en Facebook inzetten en misbruiken door hun eigen diensten voorrang te geven of door (potentiële) concurrenten te vermorzelen.
Of het gaat dan over de vele, vele schandalen die inherent lijken aan de sector – zoals grootschalige privacyschending (Google, Facebook), uitbuiting van medewerkers (Apple, Amazon), belastingontwijking (allemaal) en meer – en waar Big Tech, afgaande op de almaar groeiende omzet en winst, nauwelijks last van lijkt te hebben.
‘De hele samenleving draait op een digitale infrastructuur waar slechts een paar technologiebedrijven de eigenaar en poortwachters van zijn’
Maar de clash over de Franse app legt bloot hoe afhankelijk wij zijn geworden van digitale diensten. En dan gaat het allang niet meer alleen over glimmende telefoons, snelle zoektermen of efficiënte maaltijdbezorging. Werk, leven, communicatie, informatie, onderwijs, gezondheidszorg: de hele samenleving draait op een digitale infrastructuur waar slechts een paar technologiebedrijven de eigenaar en poortwachters van zijn. Wil je een app inzetten om een virus te verslaan? Prima, maar dan wel on our terms.
Amazon gebruikte die macht toen het besloot om sociaal medium Parler niet meer te hosten omdat daar de bestorming van het Amerikaanse Capitool op zou zijn gecoördineerd. Facebook, Instagram en YouTube zetten die macht in door ex-president Donald Trump geen podium meer te bieden. En het was met diezelfde macht dat Facebook bepaalde dat Australiërs geen nieuws meer mochten delen omdat Facebook niet voor dat nieuws wil betalen.
In dit verhaal willen wij laten zien hoe Big Tech zo’n sterke greep heeft kunnen krijgen, en hoe die greep alleen maar sterker wordt. Maar eerst: wat betekent de ‘Big’ in Big Tech?
Vele malen groter dan Big Oil
We beginnen bij de beurswaarde. Dit zegt vooral iets over de verwachtingen dat een bedrijf een goede investering zal blijken. De negen grootste oliemaatschappijen – bedrijven als Shell, ExxonMobil, Chevron – zijn gezamenlijk nog niet eens de helft waard van Apple. De beurswaarde van de vijf grootste techbedrijven is meer dan het bruto nationaal product van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië bij elkaar.
Je kunt ook kijken naar winstgevendheid. Van iedere euro die Big Tech-bedrijven verdienen, is tussen een kwart tot veertig procent winst. Voor andere beursgenoteerde bedrijven ligt dat rond de tien procent.
Of je kijkt naar het aantal gebruikers dat deze bedrijven hebben. Alphabet, het moederbedrijf van Google, bezit bijvoorbeeld negen diensten met meer dan een miljard gebruikers, zoals Google Search, de browser Chrome, het besturingssysteem Android, Maps, videoplatform YouTube, Gmail en Google Drive. Facebook heeft meer dan twee miljard gebruikers en bereikt ook miljarden mensen met Instagram en WhatsApp.
Deze cijfers roepen een volgende vraag op. Hoe zijn deze bedrijven zo groot geworden? Het antwoord is meestal: omdat zij zo vernieuwend zijn, met hun visionaire founders, die met hun briljante geestesvruchten markten ontwrichten en sneller gaan dan de rest.
Maar zo simpel is het niet. Misschien wel de grootste innovatie van deze bedrijven is hun businessmodel, dat meer geld in nog meer geld omzet en dat zichzelf zo met haast grenzeloze middelen groter en machtiger koopt.
Het Nederlandse kenniscentrum SOMO spreekt van een Big Tech Model, ‘gericht op de noodzaak tot domineren’. Wat Big Tech onderscheidt van andere grote industrieën is dat zij natuurlijke monopolistische netwerken zijn die met behulp van financiële technieken hun macht uitbuiten, consolideren en vergroten. Een macht die volgens SOMO-onderzoeker Rodrigo Fernandez ‘met niets anders is te vergelijken’.
Over wat voor macht hebben we het dan?
De platforms zijn zelfversterkende netwerken
Cruciaal om de omvang, de macht én het handelen van Big Tech te begrijpen, is het zogenoemde netwerkeffect. Kort samengevat komt dit neer op: hoe meer gebruikers, hoe meer vreugd.
Want hoe meer gebruikers een netwerk heeft, hoe aantrekkelijker het wordt voor nieuwe gebruikers. Ga maar na. Als je op sociale media wil, ga je daarheen waar je vrienden en familie al zitten. Als je spullen online wil verkopen, ga je naar de plek waar je veel kopers kunt vinden.
Meer gebruikers leidt tot nog meer gebruikers. Hoe meer mensen Google Search gebruiken, hoe beter het zoekalgoritme wordt, hoe meer mensen het weer gaan gebruiken. Hoe meer mensen op Amazon kopen, hoe onmisbaarder het platform wordt voor verkopers, hoe meer mensen op Amazon gaan kopen.
Door deze netwerkeffecten hebben platforms als Google, Amazon en Facebook een natuurlijke neiging tot monopolisering. Het is voor andere partijen zo goed als onmogelijk om de concurrentie aan te gaan.
Ga maar na. Bij Google kun je heel makkelijk je foto’s bewaren. Diezelfde foto’s worden ook gebruikt om kunstmatige intelligentie te trainen, bijvoorbeeld voor beeldherkenning. Die kan Google weer gebruiken voor de zoekfunctie in Google Images, die daardoor beter wordt en daarom meer gebruikt wordt, et cetera. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor tekst en foto’s die Facebook binnenharkt: die dienen als trainingsmateriaal voor de geautomatiseerde moderatie van berichten.
Probeer maar eens van Facebook of WhatsApp af te gaan als je meeste vrienden en kennissen daar op blijven. Probeer als overheid maar eens los te komen van Microsoft-producten
Een ander voordeel is de poortwachtersrol die Big Tech-bedrijven spelen op de markten die ze domineren. Dit geeft hen ook weer een betere informatiepositie dan hun concurrenten. Amazon ziet bijvoorbeeld hoe alle verkopers in de webshop presteren en kan de lessen daarvan toepassen op de lancering van eigen producten. Google en Apple zien in hun appstores heel goed wat hun concurrenten doen. De Amerikaanse parlementaire commissie die de macht van Big Tech onderzocht, spreekt van ‘bijna perfect marktinzicht’, doordat deze platforms zoveel informatie hebben, verspreid over zo veel verschillende diensten en producten.
Zo wordt het web dat Big Tech weeft steeds sterker. Zo sterk dat consumenten en bedrijven eraan blijven kleven en vast komen te zitten. Probeer maar eens van Facebook of WhatsApp af te gaan als je meeste vrienden en kennissen daar op blijven. Probeer als overheid maar eens los te komen van Microsoft-producten, als een groot deel van je technische infrastructuur daar al decennia op draait. Probeer als app-bouwer de eisen van Google of Apple maar eens te omzeilen.
Big Tech is de grootste huisjesmelker aller tijden
Big Tech kan zich als een huisjesmelker gedragen: hij kan alles eisen, gebruikers kunnen moeilijk ergens anders heen.
Economen spreken ook wel van rentierism. Je verdient geen geld door iets fysieks te maken en zo waarde te creëren, maar door anderen iets te laten gebruiken dat jij bezit: grond, vastgoed, intellectueel eigendom – of een digitaal platform met een ecosysteem van miljarden gebruikers.
Apple eist bijvoorbeeld 30 procent van de inkomsten van apps op iPhones en iPads. Google is bereid tot wel tien miljard euro per jaar te betalen om de zoekmachine als standaard in te stellen op Apple-toestellen, zoals in Safari en Siri. Facebook verkoopt advertenties bij de content die anderen produceren en op Facebook plaatsen. Google beheert een gigantisch advertentienetwerk bij zoekopdrachten en op websites. Amazon en Microsoft verhuren clouds en ongekende computerkracht aan andere bedrijven.
Hoe groter technologiebedrijven worden en hoe meer gebruikers ze hebben, hoe meer manieren ze krijgen om ‘rent’ te vragen aan gebruikers, adverteerders en bedrijven. Zo verkrijgen die paar technologiebedrijven een haast ‘ongelimiteerde financiële slagkracht’, legt onderzoeker Rodrigo Fernandez van SOMO ons uit. Zeker als je hun immense leningen van de afgelopen jaren erbij optelt. Amazon haalde eind 2019 bijvoorbeeld nog 6,6 miljard euro op via obligaties en hoeft daarover maar 0,4 procent rente te betalen. Apple had in 2013 nog nul euro aan schulden uitstaan. Zes jaar later was dat 90 miljard. Microsoft ging van nul in 2008 naar 66 miljard aan schulden.
‘Les één van de economie draait om de vraag: hoe ga je om met schaarste?’ zegt Fernandez. ‘Maar hier bestaat geen schaarste. Ze kunnen doen wat ze willen.’
En dat doen ze ook. Ze zetten de bakken met geld in om nog groter te worden, nog meer netwerkeffecten te creëren, nog meer inkomsten uit ‘rent’ te verkrijgen en daar nog meer mee te groeien.
Zie het als een spelletje Multidimensionaal Monopoly. De grote techbedrijven bepalen wie langs de start mag, trekken altijd de beste kanskaarten, bezitten de belangrijkste straten en kunnen bij iedere worp geld vragen waarmee ze nog meer bezittingen kunnen kopen.
Waarom concurreren als je ook kunt kopen?
Maar zij zijn toch mega-innovatief? Ze maken toch de meest schitterende en revolutionaire diensten en apps?
Het is een hardnekkig beeld, maar de werkelijkheid is anders. Instagram en WhatsApp waren vernieuwend. Facebook kocht ze. Skype? LinkedIn? Microsoft betaalde er miljarden voor. Android? YouTube? Maps? Google legde er heel veel voor neer.
Het laatste echt baanbrekende product dat Google helemaal zelfstandig ontwikkelde was waar alles mee begon voor het bedrijf: de zoekmachine
Het laatste echt baanbrekende product dat Google helemaal zelfstandig ontwikkelde was waar alles mee begon voor het bedrijf: de zoekmachine – en zelfs die konden ze alleen ontwikkelen met verschillende overheidssubsidies, maar dat is weer een ander verhaal.
Big Tech is heel goed in opkopen.
Die enorme bakken met geld die ze verdienen gebruiken ze om nog meer te groeien, ook in de breedte: de vijf bedrijven die wij onderzochten, worden actiever op steeds meer gebieden.
Uit cijfers van Crunchbase blijkt dat de vijf grote Big Tech-bedrijven tussen 1987 en begin 2021 gezamenlijk 869 bedrijven kochten, het overgrote deel na 2010. In 2014 was er een piek: toen werden maar liefst 79 bedrijven gekocht, dat is elke vijf dagen een.
Daarnaast proberen Big Tech-bedrijven met investeringen een vinger in de pap te houden bij start-ups. Uit cijfers van Crunchbase blijkt dat de vijf grote techbedrijven tussen 2010 en juli 2020 meer dan 1.500 van dit soort investeringen deden. Verreweg de meeste komen voor rekening van Alphabet: in totaal deed het bedrijf aan zeker 1.056 investeringsrondes mee.
Wat voor soort bedrijven kopen ze dan? Vooral kunstmatige intelligentie valt op, maar ook onderwijs, financiële dienstverlening, transport, veiligheid en gezondheidszorg. Alphabet investeert bijvoorbeeld in bedrijven die genetisch onderzoek uitvoeren, zoals 23andMe en DNAnexus. Amazon in bedrijven die spraakassistenten inzetten in de gezondheidszorg, zoals Avia Health, of in onderwijs, zoals Bamboo Learning. Microsoft geeft geld aan bedrijven die technologie bouwen voor personeelstraining, zoals Go1.
De infrastructurele macht groeit alleen maar
Zo creëren een paar bedrijven steeds grotere netwerken waar meer mensen, bedrijven en overheden afhankelijk van zijn voor informatie, logistiek, werk, communicatie en rekenkracht. En die greep is alleen maar steviger geworden sinds de coronapandemie.
Denk aan werken en onderwijs op afstand, via Microsoft Teams, Google Hangouts, Skype, Google Classroom en Google Chromebooks. Denk aan de bezorging van producten en voedsel via Amazon. Denk aan entertainment via Amazon Prime. Denk aan de daadwerkelijke bestrijding van de pandemie – door de inzet van een app of door gebruik te maken van Amazon bij de verspreiding van medicijnen.
Maar denk vooral ook verder dan de diensten en producten die de Big Five zelf maken. Amazon, Microsoft en Google bezitten samen meer dan 60 procent van de wereldwijde cloudmarkt. Heel veel overheids-, onderwijs- en zorginstellingen – maar ook diensten als Netflix, Zoom, UberEats en Slack, waarvan het gebruik het afgelopen jaar explodeerde – zijn afhankelijk van hun krachtige datacentra.
Die afhankelijkheid, daar gaat het om. Er bestaat een nieuwe infrastructuur waar de samenleving niet zonder kan – net als het elektriciteitsnet en de watervoorziening. Apple, Amazon, Facebook, Google en Microsoft vormen er de kern van. Zij bepalen wie er onder welke voorwaarden toegang krijgt tot cruciale digitale diensten. Vraag maar aan Cédric O.
Fernandez spreekt over ‘infrastructurele macht’, ze bezitten ‘een noodzakelijke infrastructuur waar alles doorheen gaat, waar niemand omheen kan. Ook overheden niet, die kunnen hun beleid niet uitvoeren zonder deze techbedrijven’.
Los van de immorele aard van deze bedrijven – surveillance en belastingontduiking zijn voor hen features, geen bugs – is dit problematisch juist omdat het over een aantal cruciale diensten gaat.
Wat te doen? Op dit moment liggen er verschillende plannen klaar om de macht van Big Tech aan te pakken. Het gros van die maatregelen is gericht op de uit de klauwen gegroeide marktmacht van Big Tech. Dan gaat het over concurrentievervalsing en machtsmisbruik en luidt de analyse dat nieuwe regels en strengere naleving van de bestaande regels die macht zullen temmen en de markten gezonder zullen maken.
Wat in die analyse ontbreekt is dat we misschien wel het verkeerde spel aan het spelen zijn. Infrastructurele macht is iets fundamenteel anders. Om daar antwoord aan te bieden moet je met meer komen dan met het uitdelen van miljardenboetes of het opknippen van de grote technologiebedrijven.
Wat dan wel? Daarover gaat ons volgende verhaal.
Update 09:47. Lezer Erwin van der Zande wees ons op een fout. Er stond dat de deal tussen Google en Apple ging over het standaard instellen van de Chrome-app op iPhones en iPads. Dat klopt niet helemaal. Het gaat om het standaard instellen van de Google zoekmachine in bijvoorbeeld Safari en Siri. We hebben dit aangepast.
Update 30 maart: per abuis stond in een eerdere versie dat er 0,4 procent dividend was uitgekeerd. Dat moet rente zijn.