Beste,

Deze keer houd ik het kort, en wil ik het even hebben over tweedehandskleding, en hoe verantwoord is het kopen van gebruikte kleren? 

Dat er de laatste jaren zo veel aandacht is voor hergebruik is niet vreemd: kledingmarktplaatsen worden steeds groter, er komen er steeds meer bij en zelfs gevestigde modemerken als Zalando en H&M begonnen met de verkoop van gedragen kleding. Het sluit dan ook aan bij de wens van bedrijven om zich te profileren op duurzaamheid en de wens van kledingkopers voor duurzamere consumptie. 

Maar ondertussen worden er steeds vaker vraagtekens gezet bij de daadwerkelijke ‘duurzaamheid’ van dergelijke doorverkoopplatformen. 

Zo publiceerde de Volkskrant recentelijk naar aanleiding van de groei van tweedehandskledingwebshop Vinted, dat vorig jaar het Nederlandse United Wardrobe overnam. In het artikel vertellen een aantal jonge vrouwen over hun ervaringen – hoeveel ze er wel niet op verkopen, en dat ze er net zoveel weer voor terugkopen. ‘Laatst kwamen er op één dag twaalf pakketjes voor ons binnen. Het is hier elke dag unboxing day’, zei de 22-jarige sociologiestudent Nora de Boer tegen VK.

Ethisch modejournalist Melissa Watt over de tweedehandskledingverkoop-app Depop, die net als Vinted wordt geprezen als ‘een betaalbaar, duurzaam alternatief’ voor nieuwe kledingwebshops. Depop imiteert in veel opzichten de snelle modecyclus waar fast fashion om bekendstaat: goedkope, trendy kledingstukken, een constante toestroom van ‘nieuwe’ producten en onbeperkte toegang tot ‘must-have’-artikelen voor een fractie van de verkoopprijs. Aan veel van de kleren hangt het prijskaartje er nog aan. Watt schrijft: ‘Afgezien van de overduidelijke aantrekkingskracht van het kopen van vooraf geliefde kleding in perfecte staat, is het heel gemakkelijk om verstrikt te raken in een oneindige tredmolen van trends. Met andere woorden, online wederverkoop kan onbedoeld onze wegwerprelatie met kleding voeden.’ 

Volgens modesite Business of Fashion groeide de tweedehandskledingmarkt 21 keer sneller dan die van nieuwe kleding in 2019, naar verwachting zal er tegen 2023 50 miljard dollar in de branche omgaan. Dat is overigens niets in vergelijking met de markt voor nieuwe kleding, die op dit moment geschat wordt op 1,5 biljoen. Bovendien bestaat de markt voor afgedankte kleding bij de gratie van de verkoop van nieuwe kleren. 

Watt schrijft dan ook dat Depop voor sommigen een welkom back-upplan is om snel van miskopen af te komen en dat de opkomst van online retailers de drijvende kracht is achter deze trend, aangezien shoppers niet in staat zijn iets te passen voordat ze een aankoop doen en dus vaker een verkeerde keuze maken. ‘In dit tijdperk van wegwerpmode wordt Depop in snel tempo een dumpplaats voor licht versleten kleding.’  

In dat licht vond ik van Liz Ricketts, medeoprichter van de OR-foundation (een stichting die zich inzet voor een duurzamere kledingindustrie en vooral de strijd aangaat met kledingafval) over wat er mis is met alle aandacht van kledingbedrijven voor circulariteit en recycling ook relevant. Ricketts schrijft: ‘Wanneer zo’n groot deel van de mode-industrie draait op een bedrijfsmodel dat eindige bronnen extraheert om een ​​oneindige hoeveelheid spullen te produceren, voelt elk gesprek over het recyclen van afval als vooruitgang. Als we dat spul gewoon weer in bronnen zouden kunnen veranderen, zou alles in orde zijn – toch?’

Ricketts zet in het stuk uiteen wat hier mis mee is. Wat mij aan het denken bracht, ook in het licht van de groeiende populariteit van tweedehands kleding, was het volgende: Ricketts schrijft hoe wekelijks 15 miljoen kledingstukken, met name afkomstig uit Europa en de Verenigde Staten, de Kantamanto Market (een markt in Accra, Ghana) op stroomt. Retailers, ververs, drukkers, schoonmakers, kleermakers en upcyclers hergebruiken zoveel mogelijk van de kleding. Veel meer dan wat een platform als Vinted of ThredUp (een Amerikaanse webshop voor tweedehands kleren) jaarlijks stellen te ‘redden van de afvalberg’ – in het geval van ThredUp gaat het om 100 miljoen items per jaar. En dat terwijl dergelijke marktplaatsen honderden miljoenen aan investeringen binnenhalen.

Kortom: die groei van tweedehandskledingverkoop in westerse landen is leuk en goed, maar daarmee lost het nog niet het afvalprobleem in de kledingindustrie op, al lijkt het alsof bedrijven ons dat graag doen geloven.

Nog meer leesvoer: 

  • Misschien is het je weleens opgevallen: de ‘buy now, pay later’-optie bij modewebwinkels. Journalist Tansy Hoskins schreef voor een artikel over Klarna, een Zweedse bank die zich als ‘een roze uitslag over de mode-industrie heeft verspreid’ en die klanten van webshops als ASOS, Boohoo, H&M, Hugo Boss en Nike de keuze geeft om later te betalen en zich daarmee in de schulden te steken. Het idee van nu kopen en later betalen is niet nieuw. Een bekend voorbeeld in Nederland is Wehkamp die ‘wanhopige klanten aanmoedigt leningen van 14 procent te nemen met grote schuldproblemen tot gevolg, zo in de Volkskrant. Waar Hoskins zich echter, zeer terecht, zorgen over maakt is de superjonge doelgroep waar Klarna, en de modewebwinkels evengoed, zich op richten. Jongeren die misschien minder goed kunnen inschatten dat geld lenen altijd meer geld kost, en wat voor ellende het kan opleveren.
  • Het schijnt een van de meest prachtige en kostbare stoffen uit de achttiende eeuw te zijn geweest: Dhaka-mousseline. Ook wel ‘geweven lucht’ genoemd, zo licht en zacht als de stof was. Het werd geïmporteerd uit wat we nu kennen als de hoofdstad van Bangladesh en werd gemaakt van een zeldzaam soort katoen dat alleen langs de oevers van de heilige Meghna-rivier groeide. De doorschijnende mousseline was een geliefde stof van de Franse koningin Marie Antoinette. Hoe beeldschoon het materiaal ook was: tegen het eind van de twintigste eeuw was het nergens op aarde meer te koop. In dit wordt beschreven hoe het kwam dat deze stof van de aardbodem verdween, en hoe een groepje mensen nu weer probeert de kennis over dit ambacht terug te krijgen, en daarmee ook de stof.   
  • NRC en Het Parool deden die voornamelijk als directeur van Moam (waarbij hij jong talent koppelde aan gevestigde (mode)merken) naamsbekendheid verwierf in de modewereld. Twintig mannen beschuldigen hem van verkrachting, geweld, aanranding en drogering, die plaatsvonden over een periode van tien jaar, beginnend in 2010. De drie jongsten van de twintig mannen waren destijds zestien jaar. N. benaderde hen vooral via Facebook en Instagram en richtte zich volgens een van de slachtoffers op ‘heel jonge jongetjes, nieuw in de gayscene, die zijn naam nog niet kennen. Dat is waar hij voor gaat.’ Hij zou zijn machtspositie gebruiken om indruk te maken en hen te doen geloven dat ze hem nodig hadden voor hun carrière. Een aantal van de slachtoffers deed in 2013 al aangifte tegen N., maar dat liep op niets uit. Naar aanleiding van het onderzoek heeft het bestuur van de stichting Moam directeur Martijn N. op non-actief gesteld. Ik hoop van niet, maar het zal mij niks verbazen als dit pas het topje van de ijsberg is.

Tot de volgende,

Emy

Abonneer je op mijn nieuwsbrief Elke week stuur ik een mailtje waarin ik je op de hoogte houd van mijn journalistieke zoektocht. Wil je mijn verhalen in je inbox ontvangen en een kijkje krijgen achter schermen? Klik hier om je aan te melden