Deze oplossing voor de vervuilende kledingsector is ook nog eens goed voor de economie
De kledingindustrie hóéft niet zo vervuilend te zijn als ze nu is. Door arbeid te belonen en vervuiling duurder te maken is er een wereld te winnen. Voer voor idealisten? Welnee, het is gewoon een beter economisch systeem.
Stel je voor dat kleding wordt ontworpen en gemaakt om zo lang mogelijk mee te gaan. Dat het repareren of vermaken van een jas of broek vele malen goedkoper is dan een nieuwe kopen. Dat het voor kledingbedrijven financieel aantrekkelijker is om materialen te recyclen dan om nieuwe stoffen te produceren of te kopen. Dat niet massaproductie, maar op maat gemaakte T-shirts het meeste opleveren. En dat kledingbibliotheken, ruilwinkels en andere ondernemingen die zo zuinig mogelijk omgaan met natuurlijke hulpbronnen niet de uitzondering maar de regel zijn.
En stel je nu eens voor dat dit niet alleen voor kleding geldt, maar voor zo’n beetje alles wat we produceren en consumeren.
Het klinkt misschien onrealistisch. Het staat haaks op het huidige lineaire economische systeem van take-make-waste. Maar het kan. En nee, daarvoor is geen wondermiddel nodig. Wat wel? Een verschuiving van de belastingen.
Om specifiek te zijn: maak als overheid arbeid goedkoop en vervuiling duur.
Het verschuiven van belastingen is geen nieuw idee
In Nederland was ondernemer Eckart Wintzen begin jaren negentig al pleitbezorger van deze maatregel. In 1989 begon hij in de jaarverslagen van zijn succesvolle IT-bedrijf BSO/Origin met het doorrekenen van de vervuiling die het bedrijf met zijn activiteiten veroorzaakte. Hij hing daar een prijskaartje aan en trok het bedrag van de winstrekening af.
In een video uit 1994 vertelt hij hoe we steeds meer zijn gaan produceren met steeds minder mensen, en hoe dit anders kan. ‘Als je het onttrekken van waarde aan de planeet nou gaat belasten en tegelijkertijd de personeelslasten gering gaat maken, dan zal iedere ondernemer voortdurend andere beslissingen nemen.’
'Je lost je milieuprobleem én je werkloosheid op met dit systeem’
Op die manier hoefde materiële zuinigheid volgens Wintzen niet te ontstaan ‘uit ideële overweging, maar puur uit fiscale overwegingen – dat zijn dingen die de ondernemer begrijpt. Je lost je milieuprobleem én je werkloosheid op met dit systeem.’
Economische groei en milieuvervuiling: gaan die twee wel samen?
Meer dan 25 jaar later is Wintzens pleidooi nog altijd relevant: in 2019 waren de belastingen op arbeid in de EU-lidstaten goed voor 51,7 procent van de totale belastinginkomsten.* Dit terwijl de belastingen op vervuiling slechts 5,9 procent bedroegen. In Nederland is dat niet veel anders: onze schatkist wordt voor 49,8 procent gevuld via lasten op arbeid, en voor 8,6 procent via groene belastingen.
Van elke euro die een werkgever aan arbeidskosten betaalt, komt gemiddeld slechts 60 cent in de zak van de werknemer terecht. De rest verdwijnt in de staatskas.
Het gevolg? Werkgevers doen er alles aan om het aantal werknemers te reduceren. Door te besparen op services, en producten aan te bieden zonder reparatie- of onderhoudsdiensten. Door de inzet van zelfbediening – denk aan de zelfscankassa’s in supermarkten. Door in te zetten op massaproductie, in plaats van op maat gemaakte producten. Door de werkdruk te verhogen en met minder mensen evenveel werk te verzetten. Of door de productie te verschuiven naar lagelonenlanden.
En ondanks de voordelen van groene belastingen – denk aan minder vliegverkeer, minder luchtvervuiling en duurzamere productie – worden deze nauwelijks ingezet en toont het gebruik ervan zelfs een dalende lijn.
Het begin van een verschuiving
Met de miljoenen die Eckart Wintzen overhield aan de verkoop van BSO/Origin richtte hij het groene investeringsfonds Ex’tent op, en investeerde in duurzame en sociale ondernemingen zoals Greenwheels.
Toen bij in 2008 overleed aan een hartinfarct, besloot Femke Groothuis, die in 1999 bij Wintzens groene investeringsfonds kwam werken, zijn idee van belastingverschuiving verder uit te werken. In 2010 richtte ze de stichting Ex’tax op, en sindsdien doet ze, samen met belastingexperts van de vier grote belastingkantoren in Nederland, onderzoek naar wat zo’n belastingverschuiving in de praktijk voor verschillende landen en sectoren kan betekenen.
De resultaten zijn verbluffend, en laten zien dat er een vorm van economische groei bestaat die het verminderen van vervuiling niet in de weg staat. Hoe dat werkt, legt Groothuis me uit aan de hand van een product dat een schoolvoorbeeld is van wat er mis is met het huidige economische model: textiel.
Waarom de textielindustrie baat zou hebben bij een belastingrevolutie
De kleding- en textielsector is verweven met milieu- en sociaal-maatschappelijke problemen, en laat zien hoe bedrijven het voor elkaar hebben gekregen ‘om de grenzen van verzadigde markten op te rekken’, zoals economisch antropoloog Jason Hickel dat noemt, ‘door materiële producten te maken die letterlijk zijn bedoeld voor de vuilstort’. ‘s Werelds meest winstgevende modemerken verkopen fast fashion, kleren die zijn ontworpen om zo snel mogelijk uit de mode te raken.
Dat is een gigantische verspilling. Niet alleen van materialen, maar ook van arbeid, vaak onder erbarmelijke omstandigheden.
Dat kan anders, zegt Femke Groothuis: ‘Wil je dat er in de kledingbranche in Nederland een verdienmodel komt voor het ontwerpen van kleding die lang meegaat en het hergebruiken of recyclen van kleren, dan moet je de arbeidslasten omlaag brengen en schonere verdienmodellen stimuleren.’
Dat laatste kan door maatregelen in te voeren die vervuiling bestraffen, zoals het beprijzen van luchtvervuiling en CO2-uitstoot door de industrie, het duurder maken van het gebruik van grondstoffen als water en fossiele brandstoffen, een hoger prijskaartje hangen aan het verbranden van afval en het belasten van verkeer en vervoer. Groothuis: ‘Voer je dit in, dan wordt het minder aantrekkelijk om producten zoals kleding de wereld over te slepen. En gaat het lonen om spullen beter te onderhouden, te customizen, te vermaken.’
Tijdrovend mensenwerk
Er zijn al modemerken die dit doen. Als voorbeeld noemt ze Mud Jeans, een Nederlands jeansmerk dat niet alleen broeken verkoopt maar ook verhuurt, en ze na gebruik upcyclet of recyclet. ‘Dit is allemaal tijdrovend mensenwerk, waardoor het nu lastig rendabel te krijgen is.’ Datzelfde geldt voor de productie van lokale, schonere grondstoffen voor kleding, zoals hennep en brandnetel.
En om dit voor elkaar te krijgen moet een verschuiving van de belastingen niet alleen in Nederland gebeuren, maar ook in de productielanden – waar de textielindustrie de grootste problemen veroorzaakt.
Bij Ex’tax hebben ze dan ook gekeken wat zo’n belastingverschuiving betekent op het gebied van werkgelegenheid, vervuiling en het bbp voor een land als Bangladesh, de op een na grootste textielproducent ter wereld.
Wat gebeurt er bijvoorbeeld als Bangladesh in vier jaar tijd geleidelijk een koolstofbelasting invoert en tegelijkertijd de olie- en aardgassubsidies voor industrieën en energieopwekking afschaft? Volgens de studie zouden deze maatregelen goed zijn voor 4,3 miljard dollar. Als dat geld vervolgens geïnvesteerd wordt in infrastructuur, schone technologie in de textielsector en sociale uitgaven (gericht op de laagste inkomens), kan Bangladesh niet alleen de werkloosheid aanpakken, maar ook de vervuiling terugdringen. En dat zonder in te leveren op economische groei.
Bovendien zorgen deze maatregelen ervoor dat het werk in bijvoorbeeld kledingfabrieken menselijker wordt. Groothuis: ‘De druk om met zo weinig mogelijk mensen zoveel mogelijk output te produceren – dus zoveel mogelijk spullen eruit persen – wordt minder.’
Het gevaar van de belastingvlucht
Zonder risico is het invoeren van een nationale belasting op een mondiale industrie niet: de concurrentiepositie van een land kan in het geding komen. Als de productie van kleding in een land als Bangladesh duurder wordt, kunnen bedrijven uitwijken naar landen waar het goedkoper kan, zoals nu al decennia in de kledingsector gebeurt. ‘Er zal altijd wel weer ergens in de wereld een ander putje zijn waar de kosten of lonen weer wat lager zijn. Als bedrijven het op die manier willen blijven doen, kan je dat niet tegenhouden’, zegt Groothuis.
Er zal altijd wel weer ergens in de wereld een ander putje zijn waar de kosten of lonen weer wat lager zijn
Ze ziet regelmatig dat bedrijven de invoering van groene belastingen proberen te verhinderen of te ontmoedigen, met het argument: als er een CO2-belasting komt, dan verhuizen wij ergens anders heen met de productie. ‘Met als gevolg dat het debat vaak stilvalt en overheden zeggen: oké, dan doen we het niet.’
Wat daarbij niet helpt: er zijn nauwelijks tot geen openbare data beschikbaar van de vervuiling die bedrijven veroorzaken en de hoeveelheid grondstoffen die ze verbruiken. ‘Zolang we dat niet weten, valt ook niet uit te rekenen wat bepaalde maatregelen een bedrijf precies kosten en opleveren. Daardoor weet ook niemand in hoeverre hun argumentatie – dat het aantrekkelijker is om zich elders te vestigen – overeind blijft staan.’
Maar in het geval van Bangladesh is het effect van een belastingverschuiving op de concurrentiepositie van de textielindustrie gering: de export zou volgens het onderzoek van Ex’tax slechts 0,4 procent afnemen. En dan is in deze berekening nog niet eens rekening gehouden met het gegeven dat Bangladesh een deel van de belastinginkomsten weer kan investeren in duurzame productie, wat de concurrentiepositie juist kan versterken.
'Het grootste raadsel van onze tijd'
Stel dat bedrijven (meer) moeten gaan betalen voor afvalproductie, watergebruik en CO2-uitstoot, en minder voor arbeid. Dat zou betekenen dat bedrijven die veel werknemers hebben en weinig vervuilen er financieel op vooruitgaan, en bedrijven die veel vervuilen en weinig mensen in dienst nemen erop achteruit gaan.
Het grote probleem: op dit moment zijn het vooral de kleinere bedrijfjes die het meest van dit soort maatregelen profiteren. En laten zij nou juist de minste politieke invloed hebben. ‘De grootste vervuilers hebben meestal niet de meeste werknemers.’ Het maakt dat het doorvoeren van deze principes nog maar weinig tot niet gebeurt.
En in Bangladesh zeggen ze weer: laat ons nu eerst economisch ontwikkelen, dan doen we daarna wel wat aan de vervuiling.
Het hardnekkige idee dat het aanpakken van milieuvervuiling en economische groei niet hand in hand gaan, vindt Groothuis een van de grootste raadsels van onze tijd. ‘Het bbp is opgebouwd uit wat er verdiend wordt aan spullen en wat er verdiend wordt met werk. Als je dat laatste vergroot, betekent dit dat meer mensen meer geld in hun zak krijgen, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat de economie ook vervuilender wordt. Als wij meer diensten inkopen in plaats van nieuwe spullen, kan dat bbp van een heel ander hout gesneden zijn. Ik denk dat we het veel meer zouden moeten hebben over het soort groei en wat de rol van mensen hierin is.’
Een systeem dat al een eeuw over de datum is
De fundamenten van het huidige moderne belastingstelsel werden gelegd in het tijdperk van de industriële revolutie; vóór globalisering en massaconsumptie, vóór de gevolgen van klimaatverandering ons duidelijk werden, en vóór digitalisering en automatisering.
In de loop der jaren hebben veel onderzoekers en internationale organisaties opgeroepen tot belastinghervorming – van het IMF, de ILO, Wereldbank, OESO, IPCC, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Die laatste noemde het ‘een winnende strategie’.*
Als je de spelregels laat zoals ze zijn, dan blijft alles bij het oude
En dat is hoopgevend, want afstemming en samenwerking, te beginnen in de Europese Unie, zijn een voorwaarde voor succes. Dat belastingen een nationale aangelegenheid zijn, maakt de implementatie ervan er alleen niet makkelijker op.
Maar willen we een eerlijkere en duurzamere wereld, dan is het verschuiven van de belastingen pure noodzaak, zegt Groothuis: ‘Als je de spelregels laat zoals ze zijn, dan blijft alles bij het oude. Dan blijven schone producten en inclusieve bedrijven een niche, en we willen juist dat ze de norm worden. Als we ons belastingstelsel niet eerst aanpakken, is al het andere een druppel op de gloeiende plaat.’