Goede Gesprekken
Muziek. Lex Bohlmeijer in gesprek met Ties Mellema
SoundCloud
Interview

Ties Mellema (Bergen op Zoom, 1976) heb ik beter leren kennen in het programma Diskotabel, van Als lid van een panel beoordeelt hij nieuwe cd’s puur op het gehoor, zonder enige bron van informatie vooraf. Hij is iemand met een open en tegelijk zeer ervaren blik op de klassieke muziek.

Een tijdje geleden stuurde hij me wat om duidelijk te maken waar hij nu zelf mee bezig is. Ja, er is nog een velletje te zien met noten, maar verder springt vooral de apparatuur in het oog: laptops, synthetisers, samplers, een koptelefoon en overal draden. Af en toe zet hij de baritonsaxofoon aan de mond, veel vaker bedient hij een van de computers. Ah. Hij is dus in de elektronische muziek gedoken, en dat is een verrassing. 

Wat je hoort is moeilijk te plaatsen. Ik krijg allerlei associaties, met intelligente popmuziek van decennia geleden, Zappa, King Crimson, maar dat is het ook allemaal niet. Een transformatie, dat is het in ieder geval wel.

En daar gaat wel iets aan vooraf. Mellema gold al jaren als een van de beste musici van Nederland. Hij kreeg in 2010 de Nederlandse Muziekprijs toegekend; met het saxofoonkwartet maakte hij furore. En toen, op het hoogtepunt van zijn ontwikkeling, sloeg het noodlot toe. Eerst kreeg hij een ongeluk, gewoon in de keuken van zijn huis, waarna het zeer onzeker was of hij ooit nog saxofoon zou kunnen spelen. Hij kon zijn rechterhand niet goed meer gebruiken, terwijl je het instrument bespeelt met je rechterhand.

Toch was het niet het einde. Want, dat is typerend voor Mellema, hij vroeg zich af: wat kan er nog wel? Vanuit die gedachte maakte hij een album waarin hij alleen met zijn linkerhand speelde: On the other hand. In het eerste nummer speelde hij slechts één noot. En hij kon weer verder.

Was dit al een miraculeuze comeback, in 2015 ging het weer mis. Ditmaal was het kanker. Het was het begin van een proces waarin alles op losse schroeven kwam te staan.

Het is een fascinerend verhaal, omdat het laat zien dat Ties Mellema beschikt over een indrukwekkend en inspirerend vermogen om te herstellen, om zich niet klein te laten krijgen. Sterker nog, hij noemt het allemaal een buitenkans – inclusief corona. Het resultaat is een nieuwe cd, Reset, gemaakt samen met slagwerker Barry Jurjes. Ze presenteren het album op 22 april in het Paard in Den Haag. 

Dit is een soort wedergeboorte?

‘Ja, ik voel me al een paar jaar weer een conservatoriumstudent. Ik ben alles opnieuw aan het ontdekken, muziek opnieuw aan het uitvinden. Tegelijkertijd ga ik terug naar mijn puberteit, naar de muziek die ik toen leuk vond. Ik ben opgegroeid met muziek zonder labels. Mijn moeder draaide alles door elkaar heen, van jazzmuziek tot popmuziek. Joe Cocker, Mad dogs and Englishmen draaide ze keihard op zondagochtend, we woonden in een groot huis op het platteland in Tholen. Ze zette alle ramen open als ze aan het schoonmaken was. En dan draaide ze Händels Watermusic, of Paul Simon, noem maar op. Ik had geen idee van die verschillende genres, en daar kom ik nu weer een beetje terug. Ik ben muziek zelf op die manier opnieuw aan het uitvinden. Dat is eigenijk toch wat ik het leukste vind.’

‘Dat wilden we met het Amstel Quartet ook altijd. Pr-bureaus zeiden: je moet kiezen. Maar dat wilden we niet. Wij wilden alles doen. Dat kan wel, maar je moet het zelf maken, en dat ben ik nu aan het doen. Ik heb er ontzettend veel lol in! Ik heb muziek maken nog nooit zo leuk gevonden als de afgelopen paar jaar. Letterlijk muziek "maken". Niet gaan zitten en componeren, maar improviseren, samen met Barry Jurjes, de slagwerker met wie ik nu het duo PeaX vorm. Ongeacht het resultaat is het proces fantastisch om te doen.’

Het is begonnen in het ziekenhuis denk ik. Je was zo slim om een synthesizertje mee te nemen?

‘Ik ben twee keer ziek geworden, in 2015 en in 2017, allebei dezelfde soort van lymfeklierkanker. De eerste keer kon ik het nog omdraaien in mijn hoofd, kon ik er iets van maken; de tweede keer kon ik er niks mee. De chemo was zwaarder dan de eerste keer, en die was al heel zwaar. In 2017 had ik ook een stamceltransplantatie, ik moest in isolatie, in het ziekenhuis. Van een van mijn beste vrienden kreeg ik een klein samplertje. Zo’n apparaatje waar je dingen mee kan opnemen en afspelen. Daar ben ik mee gaan spelen. Binnen twee weken had ik een full-on sampler gekocht, zo’n grote en dure en die nam ik mee naar het ziekenhuis. Op het tafeltje naast mijn bed lagen een synthesizer, een sampler en een saxofoon. Wanneer ik kon maakte ik muziek; en dat was eigenlijk de hele dag. Ik kon ’s avonds saxofoon spelen in een ruimte waar overdag chemo werd gegeven.’

Het lijkt mij een grote stap. Je hebt 25 jaar van partituren gespeeld, en dan begin je weer bij nul?

‘In 2011 ontdekte ik fotografie. Dat voorzag mij, achteraf gezien, in een behoefte om dingen te maken vanuit het niks. Ik was daar geobsedeerd mee bezig, nam altijd overal een camera mee naartoe. Toen kreeg ik die chemo’s en bij de revalidatie tussen de twee chemo’s door heb ik een cursus gedaan, creative writing van Julia Cameron: The Artist’s Way. Zij noemt het zelf een westerse manier van meditatie. Elke ochtend sta je een halfuurtje eerder op en gaat vrij associatief schrijven. Daarin kwam zo veel los! Bijvoorbeeld dat ik ruimte nodig had om iets nieuws te gaan doen. Ik wist nog niet precies wat maar ik wist wel dat ik niet én in het kwartet kon blijven én blijven lesgeven én iets nieuws gaan ontwikkelen. Daar had ik gewoon geen tijd voor. Dus er moest iets aan.’

‘Op papier kwam telkens terug dat ik moest stoppen met het kwartet. Dat was carrièretechnisch niet slim, want het ging hartstikke goed met het kwartet, we hadden een supergoed niveau, werden alom gerespecteerd, elk jaar meerdere tournees naar China, Japan, Amerika, Siberië. Waarom zou ik in godsnaam op het hoogtepunt met het kwartet stoppen? Maar het bleef maar terugkomen.’

‘Een halfjaar later besloot ik om eruit te stappen. Met pijn in het hart. Het was niet leuk voor de andere jongens, want die hadden net een jaar lang met een invaller gespeeld. Kom ik een paar maanden terug en dan zeg ik dat ik ermee stop. Daar voelde ik me klote over. Maar er kwam ruimte en vervolgens werd ik een paar maanden later weer ziek.’ 

‘In het ziekenhuis zocht ik op Spotify naar muziek die ik maar niet kon vinden. Dat is de muziek die ik nu aan het maken ben! In 2018 heb ik bij het AFK, het Amsterdamse Fonds voor de Kunsten, ontwikkelbudget aangevraagd. Om je verder te ontwikkelen in wat je aan het doen bent. Ik had een beslissing genomen. Ik heb 25 jaar muziek gemaakt, mijn hele leven, waarom zou ik daar niet iets mee gaan doen?’

Dat is juist zo fascinerend: waar begin je, als je zoveel erfenis hebt, je hoofd zit vol met de noten van meesterwerken?

’In mijn puberteit was ik al een beetje begonnen. Ik weet nog dat ik aan het begin van mijn conservatorium een programmaatje op mijn pc had, dat heette Cakewalk, daar maakte ik zelf mijn begeleidingstracks mee. Dat vond ik leuk, maar ik nam het niet serieus. In het ziekenhuis ging dat gedoe met die synthesizer en sampler een eigen leven leiden.’

Misschien zat je ook op de bodem? Churchill heeft dat gezegd: never waste a good crisis.

‘Toen ik voor het eerst ziek werd, in 2015, was ik 39. Ik was bezig met een muziektheatervoorstelling, ook met veel elektronica. Ik had iemand een stuk laten schrijven, een componist die ik bewonderde, en het lag in de lijn der verwachting dat ik dat ook zelf zou gaan doen. Ik moet zeggen, ik had het niet gedaan als ik geen kanker had gekregen, misschien zelfs niet als ik maar één keer kanker had gekregen. Dat heb ik alleen maar gedaan omdat ik twee keer kanker heb gekregen, heel gek.’ 

En waarom? 

‘Misschien omdat ik, zoals je zegt, tot de bodem ben gegaan. Bij die stamceltransplantatie had ik het gevoel alsof ik geen lichaam meer had, dat is heel weird. In 2008 heb ik een blessure gehad aan mijn rechterhand, ik kon misschien nooit meer saxofoon spelen, en toen realiseerde ik me dat ik Ties ben zonder saxofoon. Ik identificeerde me altijd erg met Ties-de-muzikant, Ties-de-saxofonist. Toen realiseerde ik me dat ik zonder saxofoon nog steeds Ties ben, dan verandert er eigenlijk niet zoveel. Het klinkt dramatisch, maar bij de kanker realiseerde ik me dat ik zelfs zonder lichaam ook nog Ties ben. Gek is dat.’

Waarom is zo’n stamceltransplantatie zo ingrijpend?

‘Er ging nogal wat aan vooraf. Bij de eerste chemo in 2017 zei de verpleegster: we gaan het onkruid uit de tuin wieden. Dat was al zwaar. Bij de tweede was de metafoor: we branden de hele tuin plat. Er blijft niks levends over. Daar kan je niet van herstellen. Daar heb je stamceltransplantatie voor nodig. Ze leggen alles stil in je lichaam, dat is heel raar. Je hart doet het nog, je kan nog ademen en eten en praten. Het is niet van harte, moet ik zeggen, eufemistisch uitgedrukt. En het was wel stamceltransplantatie met stamcellen van mezelf, dus het kon eigenlijk niet mis, want de ziekte van Hodgkin komt niet in het beenmerg.’

Dus als je geen lichaam meer hebt, dan is er nog wel muziek? Terwijl muziek zoiets lichamelijks is!

‘Ik heb een intuïtieve voorkeur voor ritmische muziek, en dat is zeker iets lichamelijks, je danst erop. Ik kon er nog van genieten. En natuurlijk, ik had nog wel een lichaam, maar voor een groot gedeelte functioneerde het niet meer. Alles liep eruit. Tandenpoetsen ging niet meer. Ik weet nog, je zit in zo’n kamertje met overdruk, je mag daar zes weken lang niet uit, omdat je vatbaar bent voor infecties – dat heeft iedereen het afgelopen jaar meegemaakt, maar ik had dat toen al, voor mij was corona daarom niet zo bijzonder, afgezien van het feit dat het zo lang duurt – en op een gegeven moment kwam er een verpleegster binnen met een bakje cruesli. Hè, realiseert ze zich nou niet dat ik dat gewoon niet kan eten? Al je slijmvliezen zijn weg, dus cruesli doet echt pijn aan je mond. Dat is bizar.’ 

Dus toch een soort nulpunt waaruit je wedergeboren wordt, eerst als mens, vervolgens als musicus?

‘Mijn komende plaat heet Reset. Zo heb ik het ervaren, als de harde reset van een computer waar je even alles vanaf haalt en er weer op zet. Niet alleen in mijn lijf, maar ook in mijn hoofd. Want rond je veertigste, wat de oude Grieken het hoogtepunt van je leven noemden, komt die stoomtrein ineens tot stilstand. Je komt in een soort niemandsland terecht. Heel gek aan de ene kant, maar ook lekker hoor. In de goede periodes van mijn chemo dacht ik, wat geniet ik hier van! Lekker Netflix kijken, muziek luisteren, boeken lezen als ik de concentratie had. Beetje niks doen, dat doe je niet als je veertig bent. Als het goed is, ben je dan met je carrière bezig. Mijn kinderen waren toen ook nog hartstikke jong, het zijn echt tropenjaren. En dan ineens, bam, alles staat helemaal stil. Dan gebeurt er echt iets met je hoofd.’

Blijf je Bach spelen? Jij kan een cellosuite van Bach spelen op de baritonsaxofoon.

‘Blijf ik zeker doen. Bij de cd-presentatie op 22 april in het Paard in Den Haag ga ik ook Tristan Keuris spelen, Barry speelt Xenakis. We spelen Philip Glass’ Façade en Jakob ter Velthuis. Dat zijn inspiraties voor mij. Van Jakob heb ik les gehad.’

‘Bach, hoe kan ik daar niet naar terug? Het kinkt clichématig, maar dat is zulke goede muziek. Elke keer als ik dat speel, ontdek ik weer een nieuwe wending. Er gebeurt van alles in die muziek.’

Het genie van de creativiteit?

‘Een van de dingen die ik zo mooi vind aan Bach is zijn dubbelzinnigheid. Als een frase is afgelopen is het einde van de ene frase tegelijk het begin van een nieuwe. Dat loopt allemaal door elkaar heen met al die stemmen. In mijn muziek zitten ook vaak dubbelzinnige beats, dat je even niet weet, waar zit nou precies de 1? Je wordt op het verkeerde been gezet, net als in minimal music eigenlijk. Philip Glass, loopjes van 5/16de tegen 3/8ste, dat soort dingen, door elkaar heen, dat vind ik leuk.’

Wat voor hoofd heb jij?

‘Volgens mij valt het wel mee hoor. Ik ben geen Jacob Collier of Mozart ofzo. Mijn voornaamste talent is mijn onmetelijke liefde voor muziek. En die is alleen maar groter geworden door de chemo’s. Ik heb een open vizier. Ik vind nu muziek leuk die ik nooit leuk heb gevonden. Ik ben nota bene elektronische muziek aan het maken! Vier jaar geleden vond ik dat nep. Nu ben ik er zelf mee bezig.’

Liefde voor muziek die overstroomt is liefde voor het leven, denk ik.

‘Ik heb niet een bijzonder groot talent voor de saxofoon…’

zegt de winnaar van de Nederlandse Muziekprijs. 

‘Het is geen valse bescheidenheid. Ik kan wel degelijk een concert geven waarbij ik iets te bieden heb. Maar ik heb geen natuurlijk fysiek talent voor de saxofoon, ik heb dat instrument moeten overmeesteren. Ik heb echt tot het naadje moeten gaan om dat instrument te leren kennen, en nog steeds heb ik het niet helemaal. Nog steeds ontdek ik bijna elk jaar iets nieuws, pas ik mijn embouchure weer aan (de manier waarop je het instrument in je mond doet). Of ik denk, wat als ik met uitademen mezelf wijder maak…? Er zijn mensen die er een natuurlijk talent voor hebben, zoals Remco en Bas uit het Amstel Quartet, die hebben gelijk een klik met het instrument. Dat is ook mijn sterke punt, denk ik, de strijd die ik heb geleverd hoor je. Dat maakt het interessant. Als er geen frictie is, heb je geen goed verhaal volgens mij.’

En precies als je carrière een vlucht neemt, krijg je dat ongeluk. Wat gebeurde er?

‘Ik was koffie aan het zetten en ik struikelde over iets, over een matje. Ik val in een espressokopje en dat boort zich in mijn pols. Daardoor zijn een slagader, een pees en een zenuw doorgesneden. Een slagader, daar kan je zonder, dat is niet zo erg. Een pees ook. Ik ben zelfs geopereerd door een chirurg die die pees moest missen. Het probleem is die zenuw. Dat is de kabel tussen je hersens en je spieren. Die bestuurt bijvoorbeeld het spreiden van je vingers. Ik kan geen hoek van 90 graden maken met mijn rechterhand. Ik kan alleen op en neer met mijn knokkels.’.

Je kan de pink van die hand toch niet meer gebruiken?

‘Ik gebruik hem wel, maar ik heb bepaalde functies van de rechterpink naar de rechterduim gelegd. Ik heb me laten inspireren door de fagot van Bram van Sambeek, die deed in dezelfde tijd als ik de Muziekprijs. We deden samen concerten. Fagottisten hebben bij de duimen veel kleppen zitten. Dus ik dacht, ik laat er eentje maken bij de duim, zo heb ik het opgelost. Zo kon ik toch nog spelen, want het vooruitzicht was dat ik niet meer kon spelen.’

Besefte je dat meteen? 

‘Ik voelde gelijk dat er iets aan de hand was. Ik weet nog dat ik het gevoel in mijn vierde en vijfde vinger kwijt was. Maar ja, je bent dan vooral met die slagaderlijke bloeding bezig eerlijk gezegd.’

Het bloed stroomde over de vloer?

‘Ja. Mijn vrouw stond op het punt om de deur uit te gaan. En geloof het of niet, het is op een maandag of dinsdag gebeurd en op zondag had zij een EHBO-cursus afgerond voor haar werk. Ze had daarbij net geleerd met slagaderlijke bloedingen om te gaan! Zij is het huis dus in gerend, heeft haar hand eromheen gedaan en hard geknepen. Toen heeft ze 112 gebeld. Ze is Venezolaanse, heeft een buitenlands accent, dus ze werd niet meteen vertrouwd, er werd een beetje sceptisch op gereageerd. "Kan uw man niet zelf naar het ziekenhuis komen?" Nee, als ik mijn man nu loslaat bloedt hij leeg, dat gaat niet. Toen zijn ze gekomen met een ambulance.’

Vervolgens leer je jezelf saxofoon spelen met een hand.

‘Na een paar weken ben ik toch weer gaan spelen. Ik zou toen een cd opnemen met Mendelssohn, ik had een potje van het Thuiskopiefonds. Ik dacht, weet je wat, ik ga in plaats daarvan een cd maken met een hand. On the other hand. Daar heb ik stukken voor uitgezocht, ik heb componisten gevraagd om stukken voor een hand te schrijven: deze noten kan ik spelen, met deze wisselingen, dit kan je gebruiken, succes! Daar zijn een aantal hele leuke stukken uitgekomen, die ik nog steeds wel speel. Ik heb nu een leerling met een gebroken rechterhand, die speelt een aantal van die stukken.’ 

‘Er zit trouwens een hele geschiedenis aan vast. Ik dacht, misschien kan ik nooit meer spelen, hoe kom ik hieruit? Ik vereenzelvigde mezelf sterk met Ties-de-musicus, dus als dat wegvalt… Ik ben in dezelfde week nog gaan praten met Jurjen Soeting, de tweede violist van het Romeo Kwartet indertijd. Hij was een jaar voor mijn ongeluk gestopt met vioolspelen. Ik weet nog waar ik zat, in de OBA, de openbare bibliotheek hier in Amsterdam. Jurjen zei: "Ik had zo’n migraine dat ik niet meer kon spelen. Ik ben gestopt en heb tegen mezelf gezegd, ik pak die viool pas weer op als ik er zin in heb, als mijn hoofdpijn weg is. Ik speel vanaf mijn vierde viool, ik weet niet beter. Vind ik dit wel leuk? Wil ik dit wel?" Hij heeft die viool in de hoek gezet en nooit meer gepakt. En volgens mij is hij ook af van zijn hoofdpijn, hij werkt nu voor de radio in Brussel. Ik vond dat zo inspirerend! Dus dat heb ik ook gedaan. Ik heb mijn saxofoon letterlijk in de hoek gezet en ik heb gezegd, ik pak hem weer als ik zin heb. Dat was binnen twee weken volgens mij.’

‘Wijnand van Klaveren, een goeie vriend van mij, vroeg: welke noten kan je dan nog wel? Dan ga ik daar een stuk voor maken! Toen dacht ik, hé, hier zit wat in. En aan het Fonds heb ik gevraagd of ik On the other hand mocht maken in plaats van die andere cd.’

Het ontroerende vind ik dat je wordt gedwongen om onder ogen te zien dat je jezelf niet moet identificeren met je instrument, maar wat dat oproept is juist een overweldigende liefde voor de muziek.

‘Ja ja, toen al. Kennelijk kon ik niet anders. Al twijfelde ik wel hoor, is dit niet gewoon heel erg drammen...’

Ben je een drammer, of ben je vrij?

‘Dat is de vraag. Van de verhalen van mijn ouders weet ik dat ik vroeger als baby super kon doordrammen, echt de hele nacht door. Ik ging gewoon niet slapen. Dat is er waarschijnlijk nooit uitgegaan. Ik twijfelde dus wel, maar nu kan ik zeggen, pas na die twee chemo’s: dit vind ik zo gaaf! Ik vind dit mooier dan alle fotografie en beeldende kunst bij elkaar. Echt waanzinnig.’

Je bent twee, drie keer dicht bij de dood geweest. Ben je daar op goede voet mee geraakt?

‘Bij het eerste gesprek in 2015, hier in het OLVG West, vertelde de arts mij, althans zo herinner ik het mij, zij heeft het absoluut niet zo gezegd, laat ik daar duidelijk over zijn: "Ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws is, je hebt kanker, het goede nieuws is, je hebt lymfeklierkanker. Dat is in het algemeen prima te genezen. We moeten wel afwachten welke vorm van Hodgkin je hebt." Ik heb toen erg mijn best gedaan om niet te googelen op lymfeklierkanker, want dan kan je jezelf helemaal gek maken. Dat was de spannendste tijd. Het bleek te gaan om klassieke Hodgkin.’

‘De tweede keer zonk de moed me in de schoenen. Ik weet nog dat ik mijn moeder huilend in de armen ben gevallen, "ik wil niet dood", echt zoals in de film. Dat was wel heavy.’

Maar daarna richt jij je op alles wat je wel kunt doen? Ties-de-overlever?

’Ja, gelijk door. Bij de eerste chemo, die begon op maandag, heb ik op vrijdag nog mijn laatste muziektheatervoorstelling gegeven, The end of desire (die ging overigens over het ongeluk), die wilde ik per se af maken. Op zaterdag ben ik naar de Mediamarkt gegaan om een smart-tv te kopen, want ik wist, ik ga aan de bank gekluisterd zijn.’

Kun je iets zeggen over de stijl van de muziek op Reset?

‘Ik vond mezelf altijd al inclusive qua muzieksmaak. Maar vijftien jaar geleden liet Olivier (ook lid van mijn kwartet) me iets van Squarepusher horen. "Dit vind je helemaal te gek." Maar ik vond het helemaal niks. Ik vond het nep-jazz. Ik luisterde liever naar de real thing. Weather report, Chris Potter. Dit was niet echt.’

Omdat het elektronisch is? 

‘Na mijn tweede chemo begon me dat opeens aan te trekken. Omdat ik zelf ging werken met die sampler en synthesizer. Ineens kwam het allemaal samen. Nu ontdek ik een wereld van musici waar ik nog nooit van gehoord had. Nu vind ik Squarepusher te gek. Hij speelt heel goed basgitaar, in het begin maakte hij een soort meespeel-cd’s. Een nummer als Coopers world vind ik fantastisch’. 

Waarom. Wat hoor je dan?

‘Ten eerste het tempo. Honderdveertig of hoger op de metronoom, dat is heel snel. Honderdtwintig is ongeveer marstempo. Zestig tot tachtig is wandeltempo. Op onze staat muziek in tempo honderdzestig, ik hou van snelle tempi, daar heb ik iets mee. En van virtuositeit, misschien een zwaktebod, maar dat vind ik lekker.’

Er zijn meer musici die dat hebben, die houden van Formule 1, of zijn piloot.

’Ik heb de saxofoon gekozen vanwege Charlie Parker. Mijn vader heeft mij Louis Armstrong, Bennie Goodman en Charlie Parker laten horen. Het boilde down uiteindelijk tot die drie. Ik heb de saxofoon dus niet op zicht uitgekozen maar op het tempo van Parker. Zijn tempi zijn nog sneller: tweehonderd, of tweehonderdtwintig, dat zit niet eens op de metronoom, zo snel gaat het. Die man moet geweten hebben dat hij dood ging of zo. Die wilde alles gezegd hebben.’

Het is opwinding? De sterke fysieke opwinding van leven?

‘Absoluut. Ik heb ook de neiging als ik enthousiast over iets ben om heel snel te praten en de draad kwijt te raken, ik neem een afslag en weet niet meer waar de vraag over ging. Er zijn mensen die het niet trekken, maar ik kan een boek lezen bij Squarepusher. Een vriend van mij noemde het Weather Report on steroids.’

Als je jullie bezig ziet, op video’s, met je laptop en zo, dan onttrekt zich dat wat er creatief aan is voor een deel aan de waarneming. Je kan niet altijd volgen wat jullie zitten te doen.

‘Dat snap ik. Barry en ik zijn nu twee jaar bezig met elektronica. We moeten onze eigen weg nog vinden. Wat ik zei, ik voel met weer een conservatoriumstudent. Ik moet alles opnieuw uitvinden, en eerlijk gezegd weet ik nog helemaal niet hoe we dat nou precies moeten doen. Maar we zijn allebei zo enthousiast over dit ensemble, ik hoop echt dat we doorgaan; ik verwacht ook dat er nog een hele ontwikkeling aan komt.’

Quin is gebaseerd op een improvisatie over muziek van Dufay en Machaut …’

Dat zijn renaissance-componisten, dan ga je een paar eeuwen terug.

‘Ja, daar had ik een baslijn uitgehaald. Die zijn we gaan gebruiken. Soms zegt hij, als ik iets uitwerk, dit vind ik helemaal niks. Of hij komt met suggesties. Zoals bij Tec. Hij zei: "Ik hoor hier een sterrendeken overheen." Ik wist gelijk wat hij bedoelde. En thuis heb ik uit al die synthesizers precies die ene sterrendeken gepakt die het moest zijn. Hij zei: "Het is ongelofelijk dat je wist wat ik bedoelde." De samenwerking is dus bijna magisch! De stukken die we doen, kunnen we ook met een band spelen, maar ik vind het te gek om met zijn tweeën te werken. Ik heb twintig jaar lang met vier mensen gewerkt in een kwartet, met hele creatieve jongens, en dat was superleuk. Maar met zijn tweeën is echt een stuk makkelijker, moet ik zeggen. We geven ons allebei voor 100 procent aan de muziek. Hij is net als ik nu alleen maar met die cd bezig. Dat is een buitenkans hoor. Het ongeluk, de twee chemo’s en corona, afgezien van alle dramatiek, het had niet mogen gebeuren, maar het zijn wel allemaal buitenkansen als ik kijk waar ik nu sta. Ik geniet zo van het muziek maken.’

‘Deze cd is een condensatie van alles wat ik ooit heb gehoord en gespeeld. Alles komt samen. Er staat een avant-gardistisch stuk op waarbij we schatplichtig zijn aan Stockhausen, Berio, én aan Squarepusher. Er zit bijna geen beat in, wel schrille, enge klanken. Ik maakte het aan het begin van de coronacrisis, Duwen en trekken. Het begint op een es, en daar schuur ik tegenaan. Ik speel kwarttonen. Dat zijn de noten tussen de toetsen van de piano, noten die pijn doen, dat is niet prettig om te horen. Daartegenover staat 123’tje. Dat is een modus (toonladder) van Louis Andriessen. Dat is een verhaal dat nooit echt tot een climax komt, het komt nooit ergens aan.’

Terwijl een van jouw criteria juist is dat muziek ergens naartoe moet gaan, je moet het gevoel hebben dat er iets gaat gebeuren waardoor je in de ban raakt.

‘Klankgewijs gebeurt er wel veel. Het is zoekende muziek, daar houd ik van. Dat je denkt, hè, waar komt dat nou weer vandaan? Bij Haydn gebeurt alles volgens een plan. Dat is ook heerlijk, maar muziek waarbij je geen idee hebt, wat gaat er nu weer komen, dat vind ik zo lekker!’

Misschien moet je het vergelijken met het werk van de Amerikaanse expressionisten, iemand als Jackson Pollock of zo?

‘Denk ik ook aan. Dat lijkt een hands on manier van schilderen, heel praktisch. Zo doe ik het eigenlijk ook. Zit ik boven in mijn studio te improviseren met de baritonsaxofoon, zet ik de microfoons aan, doe ik er een drumpartij bij, en een baspartij, inderdaad met dikke lagen verf, en ik probeer me nergens om te bekommeren. Ik probeer te maken zonder oordeel. Dat is nieuw voor mij. John Cage heeft een paar regels opgesteld voor muziek maken; en de laatste is natuurijk: "Vergeet deze regels." Maar een van de regels is: tijdens het maken mag je niet oordelen. En dat is echt belangrijk. Zodra de saxofoon in mijn mond is, en vanaf 2008 toen ik opnieuw moest leren saxofoon spelen heb ik dat als een van mijn belangrijkste concepten voor saxofoon spelen gezien, mag ik niet oordelen. Ik geef les aan het conservatorium, en ik hoor ze na één noot al denken "te laat, te hoog, te vroeg". Dat moet niet, zolang je speelt, dan moet je vrij zijn. Als hij uit je mond is, mag je jezelf ervan langs geven.’

Dat is de echte bevrijding?

‘En heel moeilijk te bereiken. Je moet het perfecte riet hebben, je saxofoon moet goed functioneren, je moet lekker in je vel zitten, je adem moet goed zitten… Dat soort momenten heb je hooguit een, twee keer per jaar misschien. En toch is het mooi om ernaar te streven.’

De cd-presentatie is op 22 april in het Paard in Den Haag. Met publiek! 

‘Ik kan me niet meer herinneren hoe het is om voor publiek te spelen. Het is voor het eerst dat we met die cd naar buiten komen. We zijn nu nog aan mixen en hard aan het werk om ‘m af te maken.’

Snak jij naar publiek? 

‘Dat heb ik lang niet gedaan. We zijn zo bezig geweest met lopende zaken, dat ik niet heb kunnen denken aan publiek. Dat komt nu weer dichterbij. Ik weet niet meer hoe dat was. En we hebben nog maar een paar keer met die elektronica een programma gespeeld. Dus ik weet niet hoe het gaat werken. Hier zit zo veel liefde en passie in, het is ontzettend leuk om te doen. En spannend!’

Luister ook:

Luisteren: Deze harpist wil alle grenzen opheffen in de muziek Remy van Kesteren (Zeist, 1989) kreeg dit jaar de Nederlandse Muziekprijs, de hoogste onderscheiding voor een klassiek geschoold musicus. Hij deed (kort) mee aan Wie is de mol?, bracht een cd uit waarop hij zich voor het eerst als componist laat gelden, en organiseerde voor de vierde keer zijn eigen harpfestival. Een gesprek met een harpist op zoek naar vrijheid. Luister mijn interview met Remy van Kesteren