Duurzame toekomst voor de landbouw? Niet zolang arbeidsmigranten wegwerpproducten zijn
Elke zomer komen honderdduizenden seizoensarbeiders naar Nederland om asperges te steken, tomaten te plukken en appels te oogsten voor een karig en onzeker loon. Maar in plannen om de landbouw te verduurzamen worden zij steevast vergeten.
‘Ik heb voor die uren betaald.’ Dat was wat de boer zei als hij in zijn trekker langsreed om landbouwgif te spuiten, terwijl Krzysztof Wąsala en zijn collega’s gewoon door moesten werken tussen de dahlia’s. ‘Buiten gaat dat nog wel, maar in een kas is het lastig. Sowieso zou je eigenlijk even een paar uur weg moeten gaan’, zegt Wąsala daarover – gif is niet gezond.
Het is een willekeurige terzijde in het verhaal van Wąsala. Hij is een van de vele, meestal Oost-Europese arbeidsmigranten die in Nederland op het land of in kassen werken. Onder hen zijn verhalen over zwaar werk dat onder abominabele arbeidsomstandigheden moet worden uitgevoerd legio. Velen maken werkdagen van twaalf uur, en dat zes á zeven dagen in de week – ook in vakanties, en ook als ze ziek zijn. Zelfs al heerst er een pandemie.
Deze arbeidsmigranten werken meestal via uitzendbureaus en verdienen niet bijster goed. Naar schatting een vijfde krijgt slechts het minimumloon (9,72 euro per uur), of minder.* Die lange dagen zijn er niet alleen om toch nog een leefbaar inkomen te hebben, maar ook om niet aan de kant te worden geschoven door het uitzendbureau. Want als de landarbeiders hun werk kwijt zijn, dan verliezen ze meestal ook meteen het dak boven hun hoofd: hun werkgevers zijn meestal ook hun huisbaas én hun vervoerder.
Wąsala werkte tien jaar in Nederland, vooral tussen de bloemen. Hij spreekt vloeiend Nederlands, en dwong met hulp van de FNV en de rechter betaalde vakantiedagen af. Samen met de ‘Poolse Brigade’ van de FNV organiseerde hij een staking om een einde te maken aan de uitbuiting waaronder hij en zijn landgenoten in Nederland gebukt gingen. De strenge controles van woningen door uitzendbureaus, de extra ‘servicekosten’ die ze moesten betalen zonder daarvoor iets terug te krijgen, het feit dat veel migranten ‘totaal afhankelijk’ zijn van een uitzendbureau: dat moest stoppen.
Na drie jaar kon Wąsala een eigen huurhuis betrekken, na tien jaar kreeg hij uitzicht op een vaste baan. Langzaam kreeg hij een goed leven, maar hij verdiende nog steeds te weinig om – naast de vaste lasten en het onderhouden van zijn twee kinderen in Polen – te kunnen sparen.
Arbeidsmigranten worden niet genoemd in duurzaamheidsvisies
Er wordt niet goed gezorgd voor de mensen die voor ons voedsel zorgen. Nadenken over, en bouwen aan, een goede, gezonde toekomst is er voor de meesten van hen niet bij. En het gekke is: in het debat over de toekomst van de landbouw schitteren deze arbeidsmigranten door afwezigheid. In de vele visies, overzichtsrapporten en verkiezingsprogramma’s over een duurzame landbouwtoekomst gaat het vrijwel nooit over verbetering van de leef- en werkomstandigheden van mensen zoals Wąsala.
Welke duurzaamheidsvisie je er ook op naslaat, en hoe uiteenlopend de ideeën ook zijn – van het halveren van de veestapel tot het vervijfvoudigen van het aantal boeren, van radicaal tot breed gedragen en van lokale initiatieven tot een herinrichting van heel Nederland of zelfs heel Europa – nergens is de toekomst van de arbeidsmigrant een integraal onderdeel. Terwijl: hun positie in de arbeidsmarkt is allesbehalve duurzaam. Wie plukt er de vruchten van een duurzame toekomst, als daarin geen rekening wordt gehouden met de mensen die daadwerkelijk vruchten plukken?
De onzichtbare krachten die voor ons voedsel zorgen
Nederland telt zo’n 50.000 boerenbedrijven, en daar werken ongeveer 230.000 zelfstandigen en mensen in loondienst. Maar dat is maar het halve verhaal, want hoewel de veeteelt in Nederland op het slachten na bijna volledig is gemechaniseerd, wordt het belangrijkste werk op de akkers en in de kassen nog altijd met de hand gedaan. Onkruid wieden tussen de bollen, tomaten plukken, asperges steken, appels oogsten: het is allemaal handenarbeid. En daarvoor zijn honderdduizenden extra werkkrachten nodig.
Die kunnen bij lange na niet in Nederland gevonden worden. En dus trekt er elke zomer een leger landarbeiders naar Nederland, met name uit Oost-Europa, om groente, fruit en bloemen te oogsten. Zij staan niet ingeschreven bij de burgerlijke stand, komen niet voor op de loonlijst van een agrarisch bedrijf, en worden niet geteld door het CBS. Ze werken op uurbasis voor een van de maar liefst 14.000 uitzendbureaus in Nederland. Van veruit de meeste uitzendbureaus wordt niet geregistreerd in welke sector de uitzendkrachten werkzaam zijn.
Ons voedsel kan alleen zo goedkoop zijn omdat landarbeiders geen fatsoenlijk loon krijgen
Statistisch gezien is deze groep dus onzichtbaar. En ook in het dagelijks leven worden de arbeidsmigranten aan het zicht onttrokken, zegt Karin Astrid Siegmann, onderzoeker aan het Institute of Social Studies, en een van de weinige landbouwonderzoekers die zich wél druk maakt over arbeidsmigranten. ‘Ze wonen op bungalowparken in het midden van niets, worden vroeg in de ochtend opgehaald door het busje van het uitzendbureau, ze maken lange dagen, werken vaak ook in het weekend, en hebben geen tijd om de taal te leren of zich te verdiepen in wat hun rechten zijn.’
Omdat arbeidsmigranten daarnaast zelden lid zijn van een vakbond – Wąsala is wat dat betreft een uitzondering – worden ze ook niet vertegenwoordigd in de verhitte discussie over de toekomst van de landbouw, of over wat duurzaamheid voor hén betekent.
Een economische logica: de kosten zijn laag omdat het loon slecht is
Contracten zijn flexibel, lonen zijn laag, en onzekerheid is de norm: volgens de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid is landarbeid een van de grootste bronnen van uitbuiting in Nederland. Daar zit, zegt Siegmann, een ‘economische logica’ achter die ook de basis vormde van de transatlantische slavenhandel: ‘Door buitenstaanders in te zetten voor de meest arbeidsintensieve taken en hen door fysiek geweld of economische afhankelijkheid "gebonden" te houden, kan je het onmogelijke mogelijk maken: de kosten van arbeid laag houden terwijl de vraag ernaar juist heel hoog is. Ons voedsel kan alleen zo goedkoop zijn omdat landarbeiders geen fatsoenlijk loon krijgen.’
De kassen in het Westland, de bloemen in de Bollenstreek, de boomgaarden in de Betuwe, al die typisch Nederlandse landbouw zou niet kunnen bestaan zonder deze landarbeiders. Vroeger niet, nu niet, en over twintig jaar ook niet. Maar in de enorme promotiecampagnes van de Nederlandse landbouw – van reclames op televisie tot lobby in Den Haag en het kielzog van de koning op staatsbezoek – zijn arbeidsmigranten in geen velden of wegen te bekennen.
Boeren praten er niet graag over. ‘En als je hen ernaar vraagt dan hebben ze het meestal niet over arbeiders, maar over "handjes"’, zegt Siegmann. ‘Dat is onderdeel van het dehumaniseren van de mensen die cruciaal zijn om voedsel te verbouwen’ – in het eeuwenoude onderscheid tussen ‘hoofd’ en ‘handen’ delven handen immers standaard het onderspit.
Wat moet er gebeuren?
Deze kijk op mensen is per definitie niet duurzaam. Het is roofbouw plegen, niet op de bodem, maar op mensenlevens. Wil de landbouw echt verduurzamen, zegt Siegmann, dan moet ze niet alleen ecologisch, maar ook sociaal duurzaam worden.
Wat is daarvoor nodig?
Om met het laaghangend fruit te beginnen: de wet handhaven. Landbouwgif over mensen sproeien mag niet. Servicekosten rekenen zonder service te leveren mag niet. Zieke mensen laten doorwerken mag niet. Werkgevers rekenen er simpelweg op dat het overtreden van de wet geen repercussies heeft. Ze maken misbruik van de afhankelijke positie waarin arbeidsmigranten verkeren, en het gebrek aan organisatie van de groep als geheel.
Nieuwe wetgeving zou ook helpen. De FNV bijvoorbeeld zet zich in voor een verplichte ‘scheiding van baan en bed’. Immers: zolang mensen zich niet veilig voelen in hun woning, kunnen ze niet over hun toekomst nadenken, en zijn ze ook niet vrij om in verzet te komen tegen slechte arbeidsomstandigheden.
De derde stap, zegt Siegmann: geef landarbeiders medezeggenschap over de verduurzaming van de landbouw. Áls deze ‘handjes’ al in toekomstvisies voorkomen, dan is dat hooguit in een paragraaf die voorspelt dat handwerk zal worden vervangen door technologie. Maar dat is helemaal niet zo vanzelfsprekend: lang niet alles kan gemechaniseerd worden.
Daarbij is het een fantasie, zegt Siegmann, om te denken dat mechanisatie uitbuiting gaat wegnemen. ‘Het lot van de landarbeider wordt niet bepaald door technologie of een gebrek daaraan. De vraag is hoe die technologie wordt ingezet. Als landarbeiders daarin geen zeggenschap hebben, zal die technologie hen niet helpen.’
Echte medezeggenschap: zeggen wat nodig is en kunnen nadenken over je toekomst
Voor een voorbeeld van zulke medezeggenschap moeten we nu nog naar Italië. SOS Rosarno is een initiatief in de regio Calabrië, waar arbeidsmigranten en kleine boeren samen een vereniging vormen. Zij leveren biologisch fruit en groente direct aan de consument. Ze draaien de logica van de prijsbepaling om: eerst bepalen werkers en boeren wat een leefbaar loon of inkomen is, en wat er nodig is om ook ecologisch verantwoord te werken. Op basis daarvan wordt een prijs bepaald en transparant naar de consumenten gecommuniceerd.
Volgens Siegmann, die het collectief al jaren volgt, zijn de arbeidsmigranten daar echt deelnemers. Ze hebben het recht zich uit te spreken over alles waar de vereniging over gaat. Ze kunnen aangeven wat ze willen en nodig hebben, en macht uitoefenen. Die controle, dat eigenaarschap, is revolutionair. Het betekent dat je je gesterkt voelt in het nadenken over je toekomst.
Zulke initiatieven die door arbeidsmigranten zelf worden georganiseerd, en die ecologische duurzaamheid combineren met sociale duurzaamheid, bestaan in Nederland nog niet. Wel doen vakbonden hun best om arbeidsmigranten te organiseren. Hoe moeilijk dat is, vertelt vicevoorzitter van de FNV, Kitty Jong. De werkgevers in de glastuinbouw en champignonkwekers willen niet eens overleggen met de FNV over een cao. Slachterijen hebben sinds jaar en dag wel een cao, waar ook de meeste uitzendkrachten onder vallen. Het is geen vetpot: voor het zware werk wordt net iets meer dan het minimumloon betaald.
Ook de politiek heeft weinig aandacht voor arbeidsmigranten. Jong: ‘Waardige werkgelegenheid is een voorwaarde om tot werkelijke duurzaamheid te komen, maar grote partijen – ook D66 en Groenlinks – zien het als iets dat naast de duurzaamheidstransitie ook nog even geregeld moet worden.’ Zelfs als het gaat over de wantoestanden in slachterijen, waar de voorbeelden van uitbuiting excessief zijn, dan richt de politiek zich schijnbaar liever op dierenwelzijn. De transitie wordt te ingewikkeld en te duur als er nóg een dimensie aan wordt toegevoegd.
‘Daardoor hebben we onvoorstelbaar veel moeite om tegenwicht te bieden aan de overweldigende lobby van de landbouwindustrie’, aldus Jong. De uitbuiting van arbeidsmigranten is een belangrijk onderdeel van het huidige internationale systeem van voedselproductie tegen bodemprijzen. ‘Goedkope arbeid en slechte werkomstandigheden zijn er niet per ongeluk, er is doelbewust op gestuurd’, vertelt ze, verwijzend naar diezelfde economische logica waar ook Siegmann het over heeft.
Dezelfde krachten zijn erbij gebaat dat deze situatie ook nu blijft voortbestaan. En dan komt het idee dat duurzaamheid te ingewikkeld wordt als arbeidsmigranten daar ook nog in worden meegenomen, uitstekend uit. ‘Duurzaamheid wordt gebruikt als excuus om al die praktijken maar toe te laten’, zegt Jong. Terwijl: ‘Het kan niet waar zijn dat we straks duurzaamheid hebben die tot stand is gebracht met uitbuiting.’
Ecologische duurzaamheid is mensenwerk
Jong is zich bewust van de noodzaak tot ecologische duurzaamheid: ‘No jobs on a dead planet.’ Maar waarom verzwijgen alle pleiters voor ecologisch duurzame landbouw de tenhemelschreiende situatie van landarbeiders? Waar blijft het eerste totaalplan voor de landbouw waarin ook sociale duurzaamheid centraal staat?
‘Duurzame landbouw tovert zichzelf niet tevoorschijn. Er zijn miljoenen mensen voor nodig om dat in de praktijk te brengen. En dat moeten mensen zijn met een goede baan, waarvan ze kunnen leven, die ook investeren in het bedrijf en het land waar ze werken, omdat ze loyaliteit voelen, en medezeggenschap’, zegt Jong.
‘Je kan duurzame landbouw niet loskoppelen van de mensen die het moeten gaan regelen. Als dit betekent dat de voedselprijzen omhoog moeten, omdat het anders niet uit kan, dan moeten we de voedselprijzen verhogen. En als er dan mensen zijn voor wie het te duur wordt, dan moeten we dat met de hele maatschappij oplossen, bijvoorbeeld door de btw op groente en fruit te verlagen. Maar in elk geval niet langer door buitenstaanders naar hier te halen en uit te knijpen tot ze weer vertrekken.’
Mensen zoals Krzysztof Wąsala dus. Die is onlangs verhuisd naar Zweden, waar hij nu als steigerbouwer werkt. ‘Nederland was een leuk land,’ zegt hij, ‘maar in Zweden zijn de voorwaarden beter.’