Deze roman laat zien dat homofobie alle mannen kan raken. Ook als je niet gay bent
Wat gebeurt er als leeftijdsgenoten zich met je seksualiteit bemoeien, al ver voordat je zelf weet op wie je valt? Dries Muus laat in zijn debuutroman De afwijking zien hoe een jong, aanstormend voetbaltalent lijdt onder de homofobie van zijn teamgenoten. En dat dit elke man kan raken, ondanks zijn geaardheid.
In de verhalen die bevriende homomannen mij de afgelopen jaren vertelden over hun coming-out, viel vaak één ding op: als sinds ze jong waren, lang voordat ze er zelf achter kwamen, werden veel van hen met hun ‘homo-zijn’ gepest.
Het gescheld met ‘homo’, ‘mietje’, ‘meisje’ begint vaak al op het basisschoolplein. Jaren voor hun seksualiteit goed en wel heeft kunnen ontluiken, is hun de sticker ‘flikkertje’ al opgeplakt, door pestjongens in het fietsenhok, uit de buurt of van de voetbalclub. Hier en daar zelfs door een volwassene.
En dan komt de pubertijd, met onherroepelijk de eerste verliefdheid, of een raar onderbuikgevoel bij de pagina’s met mannenondergoed in de Wehkamp-gids. Pas dan begint het te dagen, het vreselijke feit: die pestjongens hadden gewoon gelijk. Ik ben homo.
Juist daar komt een groot deel van de angst en de pijn om de hoek kijken. Je was eigenlijk al betrapt voordat je zelf kon ontdekken welke kant je hart uit wil.
Uit de kast komen is daarmee lang niet altijd een sluimerende seksuele identiteit die ineens wakker schrikt. Eerder is het een tergend langzame erkenning van iets dat allang vast leek te liggen.
Ver voordat je zelf met liefde, lust of seks bezig was.
Uitgehoond op het voetbalveld
Over deze worsteling gaat De afwijking, de debuutroman van journalist en schrijver Dries Muus. Muus schreef eerder voor Het Parool, Vrij Nederland en voetbalblad Hard Gras. Ook recenseerde hij fictie, onder andere voor De Correspondent.
De jonge speler die eerst nog broeide van belofte, wordt eensklaps uitgesnuifd door homograppen en wrede spreekkoren
In De afwijking schrijft Muus over het vijftienjarige voetbaltalent Mattias ‘Matty’ Groen, die na een succesvolle start bij een profclub geconfronteerd wordt met een gerucht dat zijn wereld op z’n kop zet: in de kleedkamer tijdens het douchen zou hij een stijve hebben gekregen.
En dat betekent natuurlijk maar één ding: hij geilt op zijn teamgenoten.
De roddel verspreidt zich als een lopend vuurtje – eerst op school, daarna op sociale media, uiteindelijk zelfs tot de supporterskern van een rivaliserende voetbalploeg. De jonge speler die eerst nog broeide van belofte, wordt eensklaps uitgesnuifd door homograppen, wrede spreekkoren en pesterig geknakte polsjes.
De grote lijnen van het verhaal zijn niet helemaal uit de lucht gegrepen. Over Muus zelf ging jaren geleden een soortgelijk gerucht binnen het Utrechtse amateurcircuit waar hij als puber voetbalde. Net als zijn hoofdpersonage werd hij slachtoffer van de homonegatieve sfeer die binnen de voetbalwereld nog steeds eerder regel dan uitzondering is.
Muus weet dus waar hij het over heeft, en dat is voelbaar van de eerste tot de laatste pagina. Met verve beschrijft hij de gevoelswereld van de jonge speler die langzaam wegzakt in een moeras van onzekerheid, zelfwalging en onbeantwoorde prestatiedruk.
Deze tragiek wordt extra onderstreept door de aanstekelijke voorliefde waarmee Muus over het voetbal zelf schrijft. Door de precieze schetsen van Matty’s virtuoze spel aan het begin van het boek, is het des te triester om te lezen hoe zijn hoofdpersoon verderop – door het homofobe hoongelach – alle plezier in het spel verliest en als een krant begint te spelen.
Coming-out meets coming-of-age
Voetbal vormt in De afwijking de rode draad waarlangs Matty’s worstelingen met zijn seksualiteit zich langzaam ontvouwen. Maar voor de lezer is het in de eerste hoofdstukken onduidelijk of Matty daadwerkelijk gay is – net zo onduidelijk als voor Matty zelf.
Daarin schuilt de bijzondere kracht van Muus’ debuut. In de eerste tachtig pagina’s is Matty’s seksualiteit nog grotendeels een lege huls. Ja, ook in het begin loert hij al schuchter naar de lijven van zijn oudere teamgenoten in de kleedkamer. Maar is zijn fascinatie voor hun afgetrainde lichamen en bungelende piemelvlees gedreven door geilheid, of door puberonzekerheden die elke jongen wel herkent? Word ik straks wel lang en gespierd genoeg, wanneer krijg ík nou schaamhaar, is mijn eigen pik niet veels te klein?
En zeker, al vroeg in het boek wordt er druk gemasturbeerd, zoals het een coming-of-ageverhaal betaamt. Maar in het begin nog zonder een inkijkje in Matty’s fantasieën. Hij ontdekt zijn seksualiteit in eerste instantie met zijn handen, niet met zijn gedachten. Niet omdat hij zijn fantasieën voor zichzelf – en daarmee de lezer – verborgen probeert te houden, maar omdat hij het zelf ook gewoon nog niet weet.
Zelfs als de pesterijen na het stijve-gerucht in alle hevigheid losbarsten, is het nog steeds niet helemaal duidelijk welke kant het muntje op zal vallen, hetero of homo?
Maar dan krijgt hij de geur van het luchtje van één pestjongen (‘zoet en toch stoer’) niet meer uit zijn hoofd.
Matty verliest de toss. Tóch gay.
Homofobie is niet alleen een issue voor homo's
De schaamte en angst die volgen zullen voor veel homoseksuele lezers herkenbaar klinken. Aan een coming-out gaat vaak eerst een periode vooraf waarin homomannen deze gevoelens uit alle macht verborgen proberen te houden – omdat de wereld heeft besloten dat deze gevoelens verboden zijn.
Ook voor jongens voor wie het muntje uiteindelijk de ‘juiste’ kant op valt, moet het stressvol zijn om daar nog niet zo zeker van te zijn
Maar de manier waarop Matty deze gevoelens geleidelijk ontdekt, laat juist zien dat homofobie meer kapot maakt dan de gevoelswereld van homoseksuele pubers alleen. In wezen heeft homofobie alle mannen weleens in zijn greep. Want ook voor jongens voor wie het muntje uiteindelijk de ‘juiste’ kant op valt, moet het net zo stressvol en angstig zijn om daar, aan het begin van de pubertijd, nog lang niet zo zeker van te kunnen zijn.
Juist doordat Muus Matty’s seksualiteit in het begin van het boek openlaat, zal het ook voor de heteroseksuele lezer herkenbare kost zijn. Hoewel de hoofdpersoon uiteindelijk wél gay blijkt te zijn, gaat het boek niet zozeer om homoseksualiteit. Het gaat over homofobie. En die treft veel meer mensen dan homomannen alleen.
De voetbalwereld, zoals ik eerder al schreef, is notoir homonegatief. En ook op middelbare scholen is ‘homo’ nog steeds het meestgehoorde scheldwoord.* Het kan dus niet zo zijn dat enkel en alleen homomannen uiteindelijk getroffen worden door de disciplinerende kracht ervan. Wee je gebeente als je gay blijkt te zijn!
Hoe moet dat voelen als je daar zelf nog niet achter bent? En wat een opluchting als je uiteindelijk toch verliefd wordt op een meisje!
De afwijking laat zien waarom homofobie zo snel mogelijk moet verdwijnen – in het voetbal, op school, overal.
Niet alleen voor jonge homo’s, maar voor alle mannen.