Bij de kabinetsformatie is de verkiezingsuitslag bijzaak (en nog 6 inzichten over de Nederlandse democratie)

llustratie door redactioneel ontwerper Luka van Diepen

In de podcast Stemmen spraken we met correspondenten en politicologen over de stand van de Nederlandse democratie. Nu de laatste aflevering erop zit, delen we onze belangrijkste inzichten. Zoals: tijdens de formatie tellen ideologische verbondenheid en ervaringen uit het verleden zwaarder dan het zetelaantal.

In Nederland kies je geen kabinet, maar een Kamer

Mogelijk de belangrijkste misvatting over de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen is dat je je stem uitbrengt voor een nieuw kabinet. Dat is niet zo.

Als je stemt probeer je in één handeling twee signalen te combineren. Ten eerste vel je een oordeel over hoe het huidige kabinet en de Kamer tijdens hun termijn hebben gehandeld. Ten tweede bepaal je welk kandidaat-Kamerlid namens jou de komende vier jaar wetten mag maken en de macht kan controleren.

Vervolgens kan zijn of haar partij mogelijk onderdeel worden van het nieuwe kabinet, maar dat is slechts een indirect gevolg van je stem. De kabinetsvorming regelen politieke partijen onderling,

Traditioneel neemt de partij met de meeste zetels het voortouw om een nieuw kabinet op te zetten. Deze ‘winnaar’ zoekt vaak snel de samenwerking op met een partij die op standpunten grotendeels overeenkomt en waarmee in vorige regeerperioden al eens succesvol werd samengewerkt. Ideologische verbondenheid en historisch bondgenootschap wegen voor een kabinetsformatie zwaarder dan het zetelaantal van een partij.

Ook maakt het uit hoe extreem de standpunten van een partij zijn. Als een partij uiterst links of rechts op het politieke spectrum zit, verkleint dat de kans op regeringsdeelname voor een partij aanzienlijk. Kijk maar naar het uitsluiten van de PVV, sinds 2012 steevast een van de drie grootste partijen.

De Tweede Kamer vormt een tegenmacht tegen de regering (maar die is beperkt)

Stemmen doe je dus niet voor een kabinet, maar voor de honderdvijftig Tweede Kamerleden die een met honderdduizenden ambtenaren moeten controleren. Deze verhouding maakt het lastig voor de Tweede Kamer om een degelijke tegenmacht te vormen voor de zittende macht.

Politieke versplintering werkt dit verder in de hand. Kamerleden van kleine fracties kunnen nauwelijks rekenen op ondersteuning bij hun taken als volksvertegenwoordiger. Een Kamerlid heeft recht op één inhoudelijk medewerker

Dat betekent dat de VVD als grootste partij terwijl ‘hekkensluiter’ BIJ1 financiële middelen tekortkomt voor twee fractiemedewerkers. Parlementariërs beheren in hun eentje soms meer dan tien portefeuilles, die zij onmogelijk allemaal even grondig kunnen bestuderen.

De politiek was lang verzuild, en is nu gefragmenteerd

De eerdergenoemde versplintering begon toen de traditionele verzuiling vanaf de jaren zestig langzaam afkalfde. Kiezers begonnen minder te stemmen op basis van hun zuil (confessioneel, sociaaldemocratisch of liberaal), en meer vanuit hun sociale en economische overtuigingen. Dankzij die diversiteit aan opvattingen ontstonden nieuwe partijen binnen de traditionele ideologische blokken.

Dit jaar is het aantal fracties in het parlement een record. Deze fracties, vooral de kleintjes, vertegenwoordigen elk maar een klein deel van de bevolking. Zelfs de grootste partij van Nederland, de VVD, haalde Versplintering betekent ook dat de grootste partij bij lange na niet zo groot meer is als tijdens de verzuiling. Hierdoor ontstaat er ruimte voor andere partijen om één of meer zetels in de Tweede Kamer te bemachtigen.

Weinig stemgerechtigden maken de overstap van partijen die ver van elkaar af staan. Ze kiezen juist meestal voor partijen die ideologisch dicht bij de partijen staan waar ze eerder op stemden. Ze variëren veel meer tussen GroenLinks en de Partij voor de Dieren, tussen FVD en JA21, tussen de VVD en het CDA dan tussen bijvoorbeeld de PvdA en de PVV. Kiezers blijven wel trouw aan hun standpunten, maar niet noodzakelijkerwijs aan dezelfde partij.

De verkiezingsstrijd werkt fragmentatie in de hand, omdat ze zich voornamelijk richt op het uitvergroten van tegenstellingen tussen partijen die ideologisch het verst van elkaar af staan. Veel politieke debatten zijn om die reden weinig inhoudelijk, en draaien meer om de personen zelf en hun vermeende leiderschapskwaliteiten voor een volgend kabinet.

Stemgerechtigd Nederland schiet daar weinig mee op. Het is voor de rechtse kiezer immers veel nuttiger om te zien hoe de standpunten van de VVD verschillen van die van het CDA, terwijl het voor linkse stemmers meer zin heeft om het onderscheid te ontdekken tussen de SP en de PvdA.

Vooral culturele kwesties zijn tegenwoordig bepalend in het stemhokje

Als er zo veel verschillende partijen zijn, wat zijn dan de doorslaggevende onderwerpen in het stemhokje? Tot grofweg de jaren tachtig van de vorige eeuw werd een groot deel van de politieke thema’s voorgesteld als economisch vraagstuk: van immigratie tot milieuvervuiling. Diezelfde thema’s worden nu meer neergezet als een cultureel conflict.

Dit zie je terug bij een keur aan vraagstukken. Debatten over de woningmarkt gaan niet zozeer over het kostenplaatje, maar veel vaker over asielzoekers die ‘voorrang’ zouden krijgen en beleggers en huisjesmelkers die het voor ‘de gewone man’ onmogelijk maken om een huis te vinden. In discussies over Europa voeren vluchtelingenstromen en ‘luie’ Zuid-Europese landen de boventoon, in plaats van de vraag hoe de Europese Unie de

Politiek gaat dus niet alleen om inhoudelijke verschillen. Politiek gaat ook over wélke van die inhoudelijke verschillen worden opgeblazen tot conflicten en welke strijd in het centrum van de belangstelling komt te staan. Dit is politieke strategie: wie het speelveld bepaalt, dicteert waar ons hoofd naar staat in het stemhokje. Bovendien heeft diegene die het frame vaststelt ook de sleutel in handen voor hoe we over oplossingen nadenken.

Het doet ertoe of klimaat een economisch of cultureel thema is. Of corona geframed wordt als een gezondheidscrisis, een economische kwestie of een complot van de wetenschap. Dit heeft gevolgen voor ons vertrouwen in elkaar en in de democratie.

Door de culturele framing van vraagstukken als klimaatverandering en migratie neemt de polarisatie in de Nederlandse samenleving toe. Dat zie je terug in hoe de achterban van de ene partij kijkt naar aanhangers van de ideologische tegenpool. Mensen die stemmen op progressieve partijen als GroenLinks, PvdA of D66 denken gemiddeld genomen negatiever over kiezers van conservatieve partijen als de VVD en het CDA.

Maar de écht harde scheidslijn in de samenleving ontstaat tussen de achterban van ‘mainstream’ partijen over het hele politieke spectrum aan de ene kant, en de kiezers van populistische partijen als de PVV en FVD aan de andere kant.

In de week voor de verkiezingen bepalen veel kiezers pas hun stem (maar dat maakt hen nog niet onvoorspelbaar)

Niet alleen zijn er meer partijen dan ooit om uit te kiezen, kiezers bepalen ook later op wie zij stemmen. In 1971 gaf slechts één op de tien kiezers aan in de laatste paar dagen voor de verkiezingen te besluiten welk vakje zij rood zouden kleuren. In 2017 ging het al om vier op de tien stemmers.

Er zijn tal van manieren waarop partijen naar de stem van die twijfelaars dingen. Er zijn tv-debatten, tientallen peilingen en talloze stemhulpen. De StemWijzer, het Kieskompas, Stemchecker, Studentikeus, de Technologie Kieswijzer, het Fietskompas en ga zo maar door. Al deze stemhulpen hebben met elkaar gemeen dat ze vooral de tegenstellingen tussen ideologische blokken inzichtelijk maken.

Het punt is alleen: de kiezer zweeft niet tussen links en rechts, maar tussen partijen die op elkaar lijken, en daarbij helpen stemhulpen je niet bijzonder goed. Onderzoek laat zien dat meer dan de helft van de personen die een stemwijzer invult hiermee zijn of haar voorkeuren wil bevestigen, in plaats van ernaar te zoeken.

Televisiedebatten in aanloop naar verkiezingsdag lijken voor de meerderheid van de stemgerechtigden evenmin een doorslaggevende rol te spelen. Slotpeilingen die vlak voor de verkiezingen verschijnen, laten zien dat er in de laatste dagen of uren voor de verkiezingen relatief weinig verandert in de voorspelde uitslag. Gemiddeld wijken deze peilingen slechts acht tot tien zetels (op een totaal van 150) af van de definitieve resultaten.

Nederlandse verkiezingen zijn betrouwbaar, maar niet perfect

Nederland kent een stabiele democratie met eerlijke en transparante verkiezingen. Toch houdt de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), die onder meer het verloop van Nederlandse verkiezingen in de gaten houdt,

De eerste zorg draait om de zogenoemde volmacht: een kiezer die niet zelf wil of kan stemmen, kan iemand anders machtigen om namens hem of haar een stem uit te brengen. Dit gebeurt op basis van vertrouwen: omdat een stem anoniem wordt geteld, is het onmogelijk na te gaan of de persoon die jij machtigt daadwerkelijk stemt op de partij of politicus van jouw voorkeur.

Daarnaast is het zorgelijk dat sommige partijen in hun verkiezingsprogramma pleiten voor het bevragen of opschorten van grondrechten. Onder meer de PVV en DENK dragen

De Nederlandse democratie is matig uitgerust voor de lange termijn

Het Nederlandse politieke stelsel is zo ingericht dat de korte termijn voorrang krijgt op de lange termijn. Als een kabinet niet voortijdig valt, krijgt ons land om de vier jaar een nieuwe regering. Die periode valt in het niet bij complexe vraagstukken als klimaatverandering, die niet enkele jaren maar decennia kosten om op te lossen.

Daarnaast wordt een belangrijk deel van het politieke beleid voor het klimaatprobleem niet in Nederland bepaald, maar door regels vanuit de Europese Unie en verdragen binnen de Verenigde Naties. Een deel van de kiezers voelt zich om die reden op nationaal niveau niet gehoord.

Een veelomvattende kwestie als klimaatverandering is voor veel kiezers bovendien een abstract probleem, terwijl het oplossen ervan vraagt om concrete offers: en bijvoorbeeld. Dit zijn impopulaire maatregelen om te verkopen aan kiezers. Ministers en Kamerleden willen graag herkozen worden, dus voor hen loont het meer om kleinere actuele problemen aan te pakken dan om naar de toekomst te kijken.

De grootste uitdaging voor het nieuwe kabinet is de zoektocht naar een manier om individuele democratische vrijheden te verenigen met de collectieve die nodig is om de opwarming van de aarde binnen de perken te houden.

Meer over de verkiezingen en de kabinetsformatie?