Vóór fast fashion was kleding iets om te koesteren. Kunnen we daar naar terug?
In deze tijden van goedkope shirtjes en broeken zou je bijna vergeten dat textiel eeuwenlang een van de kostbaarste dingen was die er bestonden – simpelweg omdat het zo tijdrovend was om kleren te maken. Dankzij het pionierswerk van vooral vrouwen is kleding nu iets vanzelfsprekends. Tijd voor een herwaardering van het ambacht.
Hoeveel uur kost het maken van genoeg draad voor een spijkerbroek op een ouderwets spinnewiel?
Vijf uur? Twintig uur? Vijftig uur?
Het juiste antwoord: iets meer dan 100 uur. Omgerekend: dertien werkdagen van acht uur om 10 kilometer draad, genoeg voor één spijkerbroek, te maken.
En dan zijn dit nog de meest ervaren spinners!
Stel je voor dat de vrouwen uit het boek Women’s Work: The First 20,000 Years. Women, Cloth, and Society in Early Times van Elizabeth Wayland Barber een kijkje konden nemen in de kledingkast van menig vrouw en man van tegenwoordig. Dan zouden ze waarschijnlijk niet geloven wat voor enorme rijkdom we vandaag de dag bezitten.
Women’s Work verscheen in 1994, maar toen ik het onlangs las, realiseerde ik me wat een ongelofelijke luxe het eigenlijk is om je niet dagelijks bezig te hoeven houden met het maken van textiel. En dat het kopen van een T-shirt of spijkerbroek voor een paar euro het grootste deel van de geschiedenis van de mensheid lang niet zo vanzelfsprekend is geweest.
Kleding was een van de kostbaarste dingen
Voor de Industriële Revolutie was kleding een van de kostbaarste dingen die er bestonden, simpelweg omdat het zo ontzettend veel tijd kostte om kleren te maken. Eeuwenlang stond het maken van textiel daarom centraal in het leven – en dan met name dat van vrouwen. Maar hoe deze vrouwen precies leefden, waarom textiel vooral een vrouwelijk en geen mannelijk ambacht was, en hoe het werk van de textielmakers de samenleving beïnvloedde en andersom, was lange tijd niet duidelijk.
Stoffen vergingen, en onderzoekers vonden het onderwerp niet belangrijk genoeg. Niet zelden gooiden archeologen textiel weg dat bij opgravingen naar boven kwam. Barber besloot als één van de eerste archeologen wél aandacht te besteden aan textiel, en dat resulteerde in 1992 in haar baanbrekende werk Prehistoric Textiles, waarin ze aantoont dat het maken van stoffen, anders dan tot dan toe altijd aangenomen, al voor de uitvinding van de landbouw in ca 10.000 voor Christus was begonnen. Zo’n 20.000 jaar geleden zouden mensen al draad hebben weten te maken om daarmee de allereerste kledingstukken van textiel te maken – touwrokken. In Women’s Work borduurt Barber voort op dat onderzoek, maar focust daarbij vooral op de rol die vrouwen speelden in het textiele ambacht.
Waarom was spinnen en kleermaken eeuwenlang een vrouwelijke aangelegenheid?
Want waarom was spinnen en kleermaken eeuwenlang een vrouwelijke aangelegenheid? En hoe komt het dan dat de spinmachine en het mechanisch weefgetouw door een man zijn uitgevonden?
De reden dat door de eeuwen heen vooral vrouwen en niet mannen zich bezighielden met het maken van draad en textiel was praktisch: het textielwerk was goed te combineren met het opvoeden van de kinderen. Terwijl mannen jaagden, ploegden of handelsreizen maakten, bleven de vrouwen dicht bij huis, verzorgden de tuinen, bereidden de maaltijden en maakten textiel, allemaal binnen het zicht of geluid van hun slapende of spelende kinderen.
Je zou kunnen denken: arme vrouwen, dat ze hele dagen binnen achter hun spinmachine en weefgetouwen zaten, en een groot deel van hun leven bezig waren met textiel maken. Maar dat beeld klopt niet helemaal, laat Barber zien. Het zal sommige vrouwen in zekere zin beperkt hebben in hun vrijheid, maar veel vaker was het werk ook een sociale aangelegenheid (ketting-gewogen weefgetouwen moesten door meerdere vrouwen worden bediend), een manier om creativiteit te uiten (al zolang textiel bestaat wordt het versierd) of om de koude, donkere wintermaanden op een nuttige manier door te komen. Of om geld mee te verdienen: sommige vrouwen verkochten of verruilden het zelfgemaakte textiel en werden zo financieel onafhankelijk van hun man, of indien ze die niet hadden, konden zichzelf voorzien in hun eigen levensonderhoud.
Een verrassing om te lezen vond ik dat kleding ook in het (verre) verleden niet alleen functioneel was, als bescherming tegen kou of zonlicht, maar voornamelijk werd gedragen om sociale redenen – om een bepaalde boodschap naar de buitenwereld uit te stralen. Van welk geslacht je was, hoe oud je was, hoeveel rijkdom je bezat, waar je vandaan kwam, wat je beroep was, enzovoort.
Een van de vroegste kledingstukken is bijvoorbeeld de eerdergenoemde touwrok die vrouwen rond 20.000 v.Chr. droegen, en die diende om anderen te laten zien dat de vrouw vruchtbaar was, en klaar was om kinderen te baren.
‘Kleding was na spraak de tweede taal van de mensheid – uniek in zijn visuele, stilzwijgende en continue vermogen om belangrijke (zij het eenvoudige) informatie over te brengen’, schrijft Barber.
Vrouwen creëren draad uit het niets
De belangrijke rol van textiel in de levens van vrouwen in het verleden is ook terug te zien in de taal, en in oude mythes en volksverhalen (zoals Repelsteeltje en De drie spinsters) waarin het ambacht de hoofdrol speelt. Zo staat het spinnen van draad binnen de Griekse mythologie als symbool voor het maken van leven. Barber schrijft: ‘Vrouwen creëren draad; ze halen het op de een of andere manier uit het niets, net zoals ze baby’s uit het niets voortbrengen.’
Maar waarom zijn veel textielinnovaties, zoals de spinmachine en het mechanisch weefgetouw, die het werk zo veel gemakkelijker maakten voor vrouwen, dan toch door een man uitgevonden?
Dat kwam, schrijft Barber omdat de meeste vrouwen (behalve de allerrijksten) het millennia lang zo druk hadden met hun dagelijkse huishoudelijke taken – koken, kleren maken, voor de kinderen zorgen – dat ze geen tijd of materiaal hadden om te experimenteren.
Ofwel: omdat vrouwen al dit werk uit handen namen voor mannen, hadden die de ruimte om te innoveren.
Tegenwoordig heb je voor een paar euro een hele outfit
Al die eeuwen aan innovaties hebben er uiteindelijk toe geleid dat we ons vandaag de dag niet meer bezig hoeven te houden met het maken van onze eigen jurken, broeken en shirts. Zelfs een tiener kan het zich veroorloven van een paar euro zakgeld in de week elke maand een nieuwe outfit te kopen.
Maar aan die vooruitgang zit ook een keerzijde, namelijk de enorme vervuiling en verspilling die het systeem veroorzaakt, los nog van alle arbeidsproblemen die bij de productie komen kijken omdat kledingproductie tegenwoordig draait om snel en goedkoop.
Kleding zijn we gaan zien als iets vanzelfsprekends. Dat is een enorme luxe, maar zonder de tienduizenden jaren pionierswerk van de vrouwen in het boek van Barber, was dit waarschijnlijk heel anders geweest.
Als we hier wat vaker hierbij stilstaan, krijgen we ook meer waardering voor wat we hebben, en kunnen we die rijkdom koesteren. In die zin zou je het goed zorgen voor je kleren misschien wel kunnen zien als een manier om respect te betuigen aan al die vrouwen in de geschiedenis.
Bovendien laten de verhalen in het boek zien aan wat een prachtig en leuk ambacht textielwerk is; je kan er je creativiteit in kwijt, het ritmische werk maakt je rustig (sommige mensen zien het als een vorm van meditatie), je kan het met andere mensen samen doen – denk aan breiclubjes – en je kan er je eigen verhaal in kwijt. Zoals Barber schrijft: ‘In feite was het doek duizenden jaren lang het notitieboekje waarin vrouwen hun vreugde, hoop, visioenen en aspiraties van vastlegden.’