Spoiler: Zo innovatief zijn Apple en Google helemaal niet
Leuk dat Big Tech nu onze privacy respecteert, maar zolang de grote bedrijven blijven bepalen wat innovatie is en alles in het keurslijf van de start-up persen, blijft het échte democratische potentieel van digitale technologie onbenut.
2021 is een goed jaar voor privacy-activisten, met de ene overwinning na de andere. Het begon met de aankondiging van Alphabet in maart dat het bedrijf het online gedrag van individuele internetters niet meer zal volgen. De stap is deel van een bredere campagne van het bedrijf om te stoppen met het gebruik van zogenoemde third party cookies – een oude, maar omstreden technologie, die steeds vaker wordt gezien als oorzaak van de huidige lakse cultuur waarin gegevens veel te makkelijk worden gedeeld.
In plaats van gebruikers via cookies te volgen, wil Alphabet machine learning gaan inzetten om gebruikers op basis van hun klikgedrag in te delen in cohorten. De advertenties zouden dan gericht zijn op deze cohorten, niet meer op individuen. Alphabet heeft wel wat data nodig om de internetter in het juiste cohort te plaatsen, maar adverteerders hoeven niet meer met hun tengels aan de browser van de gebruiker te komen.
En nu is er het tweede hoofdstuk in deze brede koerswijziging van de techindustrie. Vorige week kondigde Apple een belangrijke update van zijn mobiele besturingssysteem aan, een aanpassing van de manier waarop externe apps (zoals Facebook) hun gebruikers volgen. Die laatsten moeten nu expliciet toestemming geven dat hun data verzameld mogen worden. Hoewel Facebook zich aanvankelijk verzette tegen de aanpassing, stelt het zich nu welwillender op, en belooft het zelfs ‘privacyverbeterende’ advertentietechnologie te gaan ontwikkelen, die ‘minder data’ van zijn gebruikers nodig heeft.
Maar wat hebben de privacyvoorvechters precies gewonnen?
Je kunt je afvragen of deze verrassende successen van de privacybeweging niet uiteindelijk pyrrusoverwinningen zijn – tenminste als het gaat om de bredere, democratische agenda. Omdat de meest uitgesproken stemmen van deze beweging niet echt een scherp beeld hebben van de werkelijke politieke macht van de techindustrie, richten ze zich van oudsher op de talloze schendingen van de huidige privacy- en databeschermingswetten door die industrie.
Die strategie gaat ervan uit dat dat soort wetsovertredingen tot in den treure zullen doorgaan. Nu Alphabet – en wie weet binnenkort Facebook – haastig via machine learning gepersonaliseerde advertenties mogelijk wil maken, waarbij ook nog de privacy intact blijft, kun je je afvragen of het slim was van de activisten om hun vizier vooral op de privacy gericht te hebben.
Hebben we het technologiebedrijven zo niet te makkelijk gemaakt? En hebben we nu tien jaar verspild, door niet te zoeken naar heel andere redenen om Big Tech te vrezen?
Voor nepnieuws en schermverslaving komt Big Tech ook wel met een slimme oplossing
Wat er nu met de privacy gebeurt, zul je ook zien in andere domeinen waar digitale technologieën zorgen voor veel morele ophef, zoals nepnieuws en schermverslaving. De techindustrie zal er waarschijnlijk wel in slagen om de groeiende maatschappelijke zorgen daarover te sussen. Dat zullen ze doen door nog harder in te zetten op wat ik noem ‘solutionisme’, waarbij ze via digitale platforms de nieuwste technologieën van stal halen om hun gebruikers een op maat gemaakte, veilige en volledig controleerbare ervaring te bieden.
Zoals gebruikelijk loopt Apple hierin voorop, door zijn gebruikers gecureerd nieuws en allerlei tools te bieden waarmee ze hun productiviteit en welzijn kunnen monitoren. En in februari begon Facebook met een proef – voorlopig alleen in het Verenigd Koninkrijk – waarbij artikelen over klimaatverandering een banner krijgen die lezers doorstuurt naar de speciale klimaatportal van het bedrijf. Het zou zomaar kunnen dat zelfs de uitdaging van nepnieuws uiteindelijk veel makkelijker is op te lossen dan iedereen dacht.
De opkomende en vermoedelijk goedbedoelende beweging voor ‘humane technologie’ loopt dus het risico ten onder te gaan aan een vergelijkbare pyrrusoverwinning: de techgiganten zullen heus wel een manier vinden om zowel humaan als enorm winstgevend te zijn. Het is ironisch: hoe meer de techindustrie wordt afgeschilderd als antiprivacy of antihumaan, hoe meer ze te winnen heeft aan maatschappelijke legitimiteit, simpelweg door te pronken met haar vermogen om te beantwoorden aan de waarden die haar critici zo dierbaar zijn.
Hoog tijd om door het innovatiegeklets heen te prikken
Daarom is een heel andere, veel bredere kritiek op de techindustrie nodig. Is er een betere manier om rekenschap te geven van de zware tol die het solutionistische denken op de maatschappij legt? Ja, die is er. Misschien hebben we op de verkeerde plaatsen gezocht naar stevige kritiek op de industrie. We zijn ervan uitgegaan dat surveillance en nepnieuws ‘externaliteiten’ zijn, zoals de economen ze noemen: kwalijke gevolgen van wat verder goede, progressieve en innovatieve handelspraktijken zijn.
Maar houdt die aanname stand? Misschien is het hoog tijd om door het innovatiegeklets van de industrie heen te prikken en in plaats daarvan te vragen wie er in het huidige systeem precies mág innoveren, en onder welke voorwaarden. Want de leidende figuren van de industrie mogen ons dan allerlei creatieve disruptie beloven, uiteindelijk komen ze met een extreem onaantrekkelijk gerecht dat steevast dezelfde ingrediënten bevat: gebruikers, platforms, adverteerders, en app-makers.
De institutionele verbeelding van de techindustrie staat geen andere spelers toe bij het creëren van sociaal nuttige digitale infrastructuren
De institutionele verbeelding van de techindustrie staat simpelweg geen andere spelers toe bij het creëren van sociaal nuttige digitale infrastructuren. Los van Wikipedia – dat drie jaar vóór Facebook werd opgericht – zijn er geen digitale tegenhangers voor de gevarieerde, superinnovatieve instituten die ooit zijn ontstaan om te voldoen aan de behoefte van de mensheid om te communiceren en te leren: de bibliotheek, het museum, het postkantoor.
Wie weet wat er allemaal voor instituten mogelijk zijn in de huidige digitale wereld? Maar in plaats van dat uit te zoeken, hebben beleidsmakers dat ontdekkingsproces volledig uitbesteed aan de technologie-industrie. In plaats van het bouwen van infrastructuren die grootschalig experimenteren mogelijk maken, zijn ze tevreden met de bestaande infrastructuren die de techindustrie beheert (vaak als betaalde dienst).
Van nature willen de grote spelers er zeker van zijn dat elke nieuwe digitale institutie als start-up het leven ziet – of ten minste als een app die op hún platforms en besturingssystemen draait en te gelde wordt gemaakt. Het gevolg is dat de huidige digitale wereld helemaal niet zo pro-innovatie is als ze lijkt: ze verafschuwt instituties en samenwerkingen die zich niet houden aan hún regels. De techbedrijven blinken uit in het bouwen van gelikte apps voor musea en bibliotheken, maar zijn hopeloos slecht in het uitvogelen wat een werkelijk digitaal equivalent voor het museum of de bibliotheek zou kunnen zijn.
Het kan net zo goed een start-up zijn – het standaardantwoord van het solutionisme op elk probleem. Maar waarom zou je elk goed nieuw idee in het keurslijf van de start-up persen? Dat keurslijf heeft meestal zijn eigen wetmatigheden: gebruikers moeten te gelde worden gemaakt, data moeten verzameld worden, abonnementen verkocht. Waarom zouden we ons tot die routes beperken?
Hoe het inherente potentieel van digitale technologieën wél kan worden ingezet
Wat we daarentegen willen, is iets werkelijk nieuws: een instituut dat weet welke wetten en regels moeten worden opgeschort – zoals de bibliotheek doet met intellectueel eigendom, bijvoorbeeld – zodat het inherente potentieel van digitale technologieën daadwerkelijk wordt ingezet voor het algemeen belang.
We moeten ons niet in de luren laten leggen door techgiganten die nu de privacy respecteren. Het is tenslotte hun monopolistische greep op onze verbeelding die de grootste bedreiging vormt voor de democratie, en die zorgt dat we niet meer zien dat technologie veel meer is dan toegepaste wetenschap, en juist een krachtig politiek instituut kan zijn voor het transformeren van andere instituten. En alleen door die verbeeldingskracht weer op te eisen – in plaats van ons eindeloos te laven aan het feel-good-solutionisme – kunnen we hopen paal en perk te stellen aan de techindustrie.
Vertaling: HP van Stein Callenfels