‘Kunt u uw mondkapje recht doen, hij zit niet over uw neus!’ roept de assistente van de huisartsenpost naar mijn patiënt vanachter haar glazen wand. Hij hapt naar lucht in de wachtkamer, voorovergebogen, terwijl zijn handen zijn kin ondersteunen.

Hoor ik dit goed? 

Sommeert de assistente een zieke man zijn mondkapje recht te doen, in plaats van hem hulp te verlenen? Natúúrlijk heeft hij zijn mondkapje niet op, hij krijgt nauwelijks lucht!

Als ik hem gebaar naar me toe te komen, lukt dat niet meer. Ik trek hem overeind en begeleid hem de onderzoekskamer in. Hij is grauw en bezweet. Als ik naar zijn longen luister, stort hij in elkaar op de grond. 

Terwijl we hem op een brancard slepen, blijft zijn telefoon gaan. Familie waarschijnlijk, want die mogen niet mee naar binnen. Ze wachten ongerust op een parkeerplaats naast het ziekenhuis.

‘De telefoon is niet belangrijk!’ werpt mijn assistente hem toe, als ze ziet dat hij met paniek in zijn ogen zijn telefoon probeert te zoeken. ‘Dat komt later wel!’

Later? 

Hoezo komt dat later? Wie bepaalt dat dit later kan? Hij ligt op een brancard, krijgt zuurstof: meer kunnen we niet doen. Het lijkt me prima tijd voor wat menselijkheid. Ik pak zijn telefoon. 

De afstand zit in meer dan in die anderhalve meter

Ik woon nog niet zo lang weer in Nederland en ik schrik van wat ik zie. 

De ruimte voor persoonlijk contact in de zorg was al flinterdun geworden: het lijkt er nu volledig uit gerationaliseerd. De afstand lijkt hem niet alleen in die anderhalve meter te zijn gaan zitten.

Zijn zorgverleners door een superheldstatus hun menselijkheid verloren?

Eind 2019 verliet ik Nederland om te gaan werken als eilandarts in Sint-Eustatius. Werken in de zorg in Nederland was me gaan tegenstaan. Mede onder invloed van marktwerking nam zowel de werkdruk als de verkilling in de spreekkamer jaarlijks toe. 

Tegelijkertijd, of juist daardoor, werden mijn patiënten ongeduldiger. Gingen meer eisen, terwijl ik voor mijn gevoel minder kon bieden. Het was een combinatie waar niemand echt gelukkig van werd.

Mijn patiënten gingen meer eisen, terwijl ik minder kon bieden

Sint-Eustatius bleek andere koek. 

De kleinschaligheid van het eiland – er wonen naar schatting 3.200 mensen – maakte het onmogelijk afstand tot mijn patiënten te houden. Die waren namelijk ook de lerares van mijn dochter, de loodgieter die mijn wasmachine net had gerepareerd, of die man uit de bar aan wie ik na drie rum-cola’s toch mijn privénummer gaf. Binnen no time circuleerde dat dan ook over het eiland, en werd er gebruik van gemaakt. 

Toen we een nieuwe, Nederlandse, ziekenhuisdirecteur kregen was een van de eerste dingen die hij zei dat ik dit moest afschermen: het was niet professioneel. Ik snap zijn standpunt vanuit Nederlands perspectief. Maar Statia leerde mij een nieuwe definitie van vakkundigheid kennen. 

Ook met mij gingen de mensen zich bemoeien

De inwoners zijn veroordeeld tot elkaar op tweeëntwintig vierkante kilometer, en vaak verwant binnen dezelfde generatie of enkele generaties terug. De onderlinge betrokkenheid is groot. Als een patiënt wordt opgenomen, staan er binnen tien minuten soms tientallen mensen voor de deur van het ziekenhuis. Met familie die vaak ook in het ziekenhuis werkt, valt de scheidslijn tussen privé en professioneel deels weg: ook met mij gingen mensen zich bemoeien. 

In het begin trok ik dat slecht: voelde ik me bekeken en bekritiseerd. Maar na een tijdje ging ik het anders zien. Die betrokkenheid deed meer voor de patiënt dan ik in mijn eentje kon betekenen. Ik leerde erin ontspannen, voelde de liefde. Precies dat was wat ik in Nederland had gemist.

Professionele distantie, dat kunnen we wel. Wat we moeten leren is professionele nabijheid. 

Is dit eigenlijk wel zo professioneel?

Begin 2021 stapte ik Nederland weer binnen. 

Ik zie ernstig zieke mensen alleen wachten op hulp. Ik zie volledig gevaccineerde huisartsen in maanpakjes snotterende baby’s behandelen. Ik zie kinderen met wat diarree wachten naast heftig hoestende ouderen: alles met covid-symptomen moet in dezelfde ruimte. Als ik de kruisbestuiving probeer te bespreken – zo goed beschermen mondkapjes nu ook weer niet – word ik gewezen op het protocol. 

En ik denk: is dit eigenlijk wel zo professioneel? 

Een week later leg ik een visite af bij een bejaard echtpaar. De man heeft net vijf dagen in het ziekenhuis gelegen vanwege een covid-infectie. Ze zijn overstuur. Niet vanwege de impact van de ziekte, maar vanwege de behandeling. 

In de drieënvijftig jaar dat ze getrouwd zijn, waren ze nog geen nacht gescheiden. De echtgenote vertelde dat ze doodsangsten had uitgestaan toen haar man die nacht alleen met de ambulance werd meegenomen. Maar dat was niet het ergste.

De man kon niet met een tablet omgaan en kreeg geen eten. Niemand kwam voor hem op

Tijdens zijn ziekenhuisopname heeft hij geen enkele warme maaltijd gegeten. Vanwege de covid-maatregelen moest hij die op een tablet bestellen, maar daar kon hij niet mee overweg. Hij kreeg dit niet duidelijk gemaakt aan het (wisselende) personeel – ook omdat hij ziek was. De verpleging ging ervan uit dat hij geen honger had. Er was niemand die voor hem kon opkomen.

Vijf dagen alleen en met honger in bed. Dat is een enorm geweld dat we deze – zieke – man hebben aangedaan, omdat besloten is dat deze restricties nodig zijn. 

Later die avond werk ik weer op de huisartsenpost en leg ik een spoedvisite af bij een jonge vrouw van 19 jaar. Ze is ernstig ziek – ze ademt hartstikke snel en ik ben bang dat ze bloedpropjes in haar longen heeft – maar geen ziekenhuis wil haar opnemen. Steeds weer hoor ik een andere reden. De vrouw kan niet komen omdat ze niet bekend is bij een specialist. Ze kan niet komen omdat ze te ver van het ziekenhuis woont. Ze kan alleen komen als andere ziekenhuizen aangeven dat ze geen tijd hebben, beweert weer een andere arts, verwijzend naar een regionale richtlijn waar ik nog nooit van heb gehoord. Of ik dat even wil checken.

Nee, dat lukt me natuurlijk niet in een huiskamer met een doodzieke tiener en twee ongeruste ouders. 

Misschien zit er een houdbaarheidsdatum aan hoe we onze zorg zo efficiënt mogelijk hebben geprotocolleerd.

En is dat wat covid mij laat zien. 

Meer lezen?

Dit is de belangrijkste vraag die een dokter kan stellen Als coassistent leerde ik nooit te vragen: ‘Hoe gaat het eigenlijk met u?’ Terwijl goede zorg daarmee begint. Lees het artikel