Een pleidooi voor meer ruimte in je leven
Het medicijn tegen tunnelvisie, verdeeldheid, coronamoeheid en klimaatsomberte: kosmologisch bewustzijn. Een besef van de duizelingwekkende kosmos helpt je inzien dat we bovenal verbonden zijn met elkaar.
Met een bijna messianistisch vuur werd er vorig jaar geroepen dat de pandemie een kans was. Ze zou ons volgens velen tot betere mensen maken. We zouden vertragen, verstillen, verbinden. Terugkeren naar onszelf en de natuur.
Die kans is (voorlopig) blijven liggen. Een jaar corona heeft ons zwaar gemaakt, zowel van lijf als van gemoed. De politiek werd rechtser, populisme groeide. Tijdens het binnenblijven slingerden de uren extra schermtijd ons dieper de eigen bubbels in, waar we discussies voeren langs de lijnen van kleur en klasse. Het virus gaf ons behalve wat bezinning vooral veel tunnelvisie en verdeeldheid.
Natuurlijk is er ook goed nieuws, intersectioneel activisme steekt overal de kop op, maar over het algemeen zoomen we vooral in op eigen angsten en belangen.
Voor dit alles is geen pasklare oplossing, een cultuur verandert langzaam en op talloze manieren. Maar met wat er op ons af dendert – klimaatontwrichting en maatschappelijke versplintering, om maar iets te noemen – is het tijd om het kleine denken op te rekken.
Daar kan het heelal ons bij helpen. Of beter gezegd: een kosmologisch bewustzijn. Voor die term bestaat geen sluitende definitie, maar ik zou het samenvatten als een diep besef van het wezenloos grote mysterie van de kosmos waar wij als bewoners van een statistisch gezien onbeduidende planeet dag en nacht onderdeel van zijn. Simpeler gesteld: extreem uitzoomen. Zó ver dat nieuwe verbanden zichtbaar worden. Een alomvattend kijken dat ons denken verruimt.
Een diepe ervaring van vervoering en nederigheid
Kosmologisch bewustzijn is een vrije vertaling van cosmic spirituality, een gangbare term uit de kosmologie waarmee heelalwetenschappers verwijzen naar de manier waarop hun – vaak duizelingwekkende – vak doorwerkt in hun levensovertuiging. De beroemde Amerikaanse astronoom Carl Sagan omschreef het als een ‘gecombineerde ervaring van vervoering en nederigheid’ die je kan overvallen als je het eigen bestaan afzet tegen de immensiteit van lichtjaren en het supercluster van miljarden sterrenstelsels waar ons kleine planeetje in ronddraait. Wat hem betreft was die ervaring ‘beslist spiritueel’.
Zelf kwam ik de term op het spoor toen ik een boek van theoloog Wil van den Bercken las, waarin hij onderzoekt of kosmologische wetenschap verenigbaar is met geloof in God (zijn conclusie: ‘jazeker’ – maar dat is een ander verhaal).
Toen Van den Bercken mij in zijn kleine keuken in Utrecht vertelde hoe het kosmologisch bewustzijn hem hielp relativeren, was ik al maanden bezig met een ruimtereis op aarde. Benauwd door de klimaatontwrichting, trumpisme in de polder en sombere toekomstvoorspellingen zocht ik een nieuw perspectief op – eigenlijk op alles. Een perspectief dat me kon helpen verbinding te maken met een wereld waarvan ik me vervreemd voelde. Dat perspectief vond ik in de ruimte.
De afgelopen twee jaar maakte ik voor De Correspondent verhalen over onze aanwezigheid in een onpeilbaar universum, over het uitzicht dat ik op aarde miste. Ik beschreef het overzichtseffect dat astronauten ervaren als ze van buiten de dampkring naar de aarde kijken, en hoe de aanblik van onze glinsterende planeet in de zwarte kosmos bij velen van hen een blijvende mentaliteitsverandering teweegbracht. Ik schreef over een Marsmissie die ons leert hoe diep verschillende levenssoorten op aarde verstrengeld zijn, en over de zoektocht naar een tweelingplaneet van de aarde op lichtjaren afstand. Allemaal zaken die, dat begreep ik in de keuken van Wil van den Bercken, mijn kosmologisch bewustzijn vergrootten.
Het is een kwestie van je aandacht op de kosmos richten.
Bewustzijn kan gevoed en verwaarloosd worden. Je kunt het trainen als een spier en net als een spier verslapt het als de training stopt. Bewustzijn is een voortdurend proces, waarin aandacht een belangrijk instrument is.
Er zijn honderden manieren om de ruimte in het dagelijks leven toe te laten. Bijvoorbeeld door stil te staan bij waar we ons bevinden tijdens ons dagelijkse gedraai rond de zon, op een kleine planeet aan de rand van een sterrenstelsel dat wij de Melkweg noemen (een stelsel dat als onderdeel van een galactisch cluster met ruim twee miljoen kilometer per uur door het uitdijende heelal suist).
Of door je te verwonderen over het zonlicht op de keukenvloer dat met een snelheid van een miljard kilometer per uur door de kosmos schoot voordat het in jouw blikveld viel. Door te beseffen dat bestanddelen van ons DNA regelrecht uit het heelal komen, dat we in de lijn van leegte naar leven sterren en kometen tot onze gemeenschappelijke voorouders kunnen rekenen. Door je niet alleen te verbazen over het ondernemerstalent van Elon Musk die een nederzetting op Mars wil bouwen, maar ook te begrijpen wat dat op de lange termijn betekent voor de mensheid: een toekomst op Mars. En wat het betekent dat wij misschien de voorouders zijn van een interplanetaire generatie.
Uitzoomen staat inzoomen niet in de weg
Natuurlijk vroeg ik me tijdens mijn zwerftocht door het heelal soms af of verwondering over de snelheid van het licht zin heeft als de Amazone in brand staat. Of je moet nadenken over een nieuwe soort op Mars, terwijl op aarde de zesde uitstervingsgolf is begonnen. Maar het is geen kwestie van of, het is een kwestie van én.
In tijden van crisis is uitzoomen minstens zo belangrijk als inzoomen. Voor een individu volstaat het denken in het perspectief van het eigen bestaan, maar we zijn veel meer dan dat. Ons wezen heeft onzichtbare tentakels die zich uitstrekken tot ver voorbij ons lichaam, en die ons verstrengelen met wat leeft en groeit buiten onze huid en buiten onze eigen soort. Kosmologisch bewustzijn helpt je beseffen dat alles – mensen, algen, ideeën, verhalen – bestaat bij de gratie van verstrengeling en dat deeloplossingen dus meestal zinloos zijn.
In tijden van crisis is uitzoomen minstens zo belangrijk als inzoomen
In zekere zin is uitzoomen een grote oefening in relativeren. Vroeger haatte ik het als mijn ouders of docenten dat zeiden: relativeer een beetje, kijk naar het grotere geheel. Alsof het kleine dat mij verteerde minder belangrijk was dan het grote. Maar het gaat niet om minder belangrijk, denk ik nu. Het gaat om meer verweven. Relativeren is de betrekkelijkheid van iets erkennen door het naast iets anders te leggen, en te zien welke betekenis het heeft in verhouding daartoe. Je kunt iets niet kapotrelativeren, omdat relativeren erom gaat dat je verbanden ziet. Het tegenovergestelde van kapotmaken, dus.
Waarom vertraging nodig is voor kosmologisch bewustzijn
Wat er nodig is voor kosmologisch bewustzijn, is even simpel als ingewikkeld: vertraging. Tijd nemen om te kijken naar de vlekken zonlicht op je vloer. Tijd nemen om op een heldere nacht naar de maan te staren in het besef dat haar dode witte vlakte onze aarde in beweging zet. Als je wakker ligt je wandelschoenen aandoen en een park of bos in lopen om een nachtelijk landschap te ervaren. Ik deed het de afgelopen twee jaar steeds vaker.
Verdween daarmee mijn benauwdheid? Niet echt. De wereld werd er niet gemoedelijker op, de zorgen die ik had, heb ik na mijn interplanetaire zoektocht nog steeds. Maar naast de benauwdheid – ertussen, eromheen – is adem ontstaan. Ruimte die ik eerder niet voelde.
Lange tijd extreem uitzoomen doet iets met je denken. Tegenstellingen verdwijnen. Hoe verder weg je staat, hoe beter je ziet dat zelfs de grootste contradicties via ontelbare draden met elkaar verweven zijn. Hoe meer je uitzoomt, hoe meer verbanden je ziet, hoe meer verbanden je ziet, hoe minder tegenstellingen. Het relativeren dat het kosmologisch bewustzijn veroorzaakt is in feite relateren. Relaties, verbindingen, verbanden zien.
Dat wil niet zeggen dat onze persoonlijke verschillen er niet toe doen. Op ooghoogte zijn we op talloze manieren verdeeld en is het van belang de breuklijnen te zien en te erkennen. De strijd tegen allerlei vormen van onrechtvaardige ongelijkheid begint bij het benoemen van die ongelijkheid.
Maar daarbij is het belangrijk óók te blijven praten over wat ons verbindt, taal te vinden voor de radicale verknoping waar kosmologisch bewustzijn ons op wijst. Een taal met ruimte voor voegwoorden, bijwoorden en voorzetsels: ook, en, tussen, daarnaast. Een taal die ons eraan herinnert dat wij mensen samen een uitzonderlijk zeldzaam groepje vormen. Ontstaan uit het materiaal van overleden sterren lichtjaren van ons vandaan. Een groepje waarvan je in de wijdst voorstelbare omtrek geen gelijke vindt.
‘If a human disagrees with you, let him live. In a hundred billion galaxies, you will not find another’, schreef Carl Sagan. Van de ‘hem’ in dit citaat zou ik inmiddels een wat inclusievere ‘hen’ maken, en dan het liefst een hen die ook niet-menselijke wezens insluit. Verder vind ik het een mooie lijfspreuk.
De relaties die we als waardevol beschouwen komen voort uit de verhalen die we elkaar vertellen. Verhalen over volk en vaderland, over ras, sekse, afkomst, familie. Laten we daar een verhaal aan toevoegen: dat van de duizelingwekkende kosmos waaruit we zijn ontstaan.
Dit artikel bevat inzichten uit mijn nieuwe boek In lichtjaren heeft niemand haast – Een zoektocht naar meer ruimte in ons leven, dat op 25 mei verschijnt bij De Correspondent.