En de KNVB schiep de VAR en maakte het voetbal rechtvaardiger (maar het gezeur bleef)
Sinds de invoering van de video-assistent-scheidsrechter (VAR) horen foutief goedgekeurde goals definitief tot het verleden. Maar de VAR was er nooit gekomen zonder onze eigen KNVB – en een cruciaal leugentje om bestwil. Toch is de kritiek op ‘de scheids’ amper verminderd. Waarom niet? Een evaluatie in 14 vragen.
De VAR – wie haat, nee, kent, nee, haat ’m niet? En als we hem dan zo vervelend vinden, waarom hebben we hem dan? Nou, dat komt door ons. Wij. Nederlanders. Of preciezer: door de KNVB.
De Nederlandse voetbalbond voerde een lange, geduldige, en intensieve lobby – en schuwde daarbij een klein, maar cruciaal leugentje om bestwil niet.
De leugen die het voetbal eerlijker maakte
De lobby van de KNVB begon op 6 april 2011 toen de ‘werkgroep elektronische hulpmiddelen’ voor het eerst bijeenkwam in vergaderzaal Het Dak van het KNVB-gebouw in Zeist. Het idee was van meet af aan dat scheidsrechters voortaan moesten worden geholpen door videoscheidsrechters.
De reden was helder: een videoscheidsrechter zou het spel eerlijker maken. Wedstrijden zouden niet meer worden beslist door een fout van een scheidsrechter waar de scheidsrechter niks aan kon doen.
In de daaropvolgende jaren zouden ze diverse bezwaren tegen de videoscheidsrechter wegnemen. Een van de voornaamste was dat het spel te vaak en te lang stil zou komen te liggen. De videoscheidsrechter had immers tijd nodig om de herhaling te bekijken en beoordelen. Maar hoeveel tijd? Niemand wist dat.
Om dat te onderzoeken was een experiment noodzakelijk, met goedkeuring van de internationale spelregelcommissie IFAB. Maar als vooraf de inschatting was dat het spel te lang stil zou liggen, was de kans groot dat er nooit een experiment zou komen – want de IFAB houdt niet van verandering.
Hoe was dat de KNVB gelukt? De KNVB had tijdens het lobbyen bij de IFAB, de wereldvoetbalbond FIFA en de Europese voetbalbond UEFA consequent volgehouden dat de videoscheidsrechter ‘maximaal 15 seconden’* nodig had voor een check, blijkt uit interne documenten, position papers en presentaties die ik raadpleegde.
Dat was een leugen. De Nederlanders wisten dat het langer zou duren – dat was uit eigen onderzoek wel duidelijk geworden.
Een 'handige aanname' met groot effect
‘Hoe zal ik het zeggen?’ zegt Gijs de Jong, nu secretaris-generaal van de KNVB, destijds aanvoerder van de lobby om de VAR ingevoerd te krijgen. ‘Het was een optimistische, politiek handige aanname.’
Het doel van de aanname/het leugentje was duidelijk: als er eenmaal een experiment was gedaan, zouden de voordelen van de VAR zó duidelijk zijn, verwachtten De Jong en consorten, dat de nadelen van tijdverlies die het experiment zou blootleggen, daar niet tegen op zouden wegen.
En aldus geschiedde. De eerste experimenten begonnen in de zomer van 2016, en al in 2017 verklaarde de FIFA de VAR op het WK van 2018 te willen gebruiken – zoals inderdaad gebeurde. Plots was het conservatieve voetbal razendsnel overstag gegaan, precies zoals de KNVB het had bedacht.
De diepste wens van veel voetballiefhebbers: jengelen over de scheidsrechter
Het doel van de VAR: wedstrijdbeslissende fouten van scheidsrechters te voorkomen.
En de VAR doet wat het zegt: in slechts 1 op de 15 wedstrijden maakt een scheidsrechter nog een serieuze fout. Vóór de komst van de VAR was die score 1 op 3. Evidente blunders zoals de handsgoal van Thierry Henry die Ierland deelname aan het WK kostte, of de Hand van God-goal van Diego Maradona in 1986, zijn verleden tijd.
In Nederland maakten de scheidsrechters, met hulp van de VAR, na 25 speelronden (225 wedstrijden) slechts 9 grote fouten, blijkt uit cijfers die de scheidsrechterscommissie van de KNVB me stuurde. Zonder VAR lag dit cijfer vermoedelijk rond de 75.
De vertraging door de VAR valt ook mee. Gemiddeld kijkt in de Eredivisie 1 keer per 3 wedstrijden een scheidsrechter naar de monitor langs het veld (een ‘on-field review’). De gemiddelde review duurt 64 seconden. Voor het perspectief: alleen al door inworpen wordt het spel meer opgehouden dan door de VAR.
Je zou, kortom, alom tevredenheid verwachten. Maar, blootgesteld aan de VAR en diens bijna perfecte rechtvaardigheid, zijn vele voorstanders van de VAR ineens niet meer zo erg voor de VAR – zoals het programma Makkelijk Scoren liet zien.
Sterker: de voetbalwereld lijkt eerder meer te zijn gaan jengelen over scheidsrechters – zelfs nu er nauwelijks nog aanleiding voor is. Kennelijk had Sepp Blatter een punt, toen hij in 2010 zei dat ‘discussiëren over de scheidsrechter’ een van de diepste behoeftes is waarin voetbal voorziet.*
Hoe komt het dat, ondanks de grotere rechtvaardigheid, er zoveel over wordt geklaagd? En wat voor invloed heeft de VAR echt? Tijd voor een duik in de nieuwe wereld die de VAR bracht, aan de hand van 14 vragen (en wat arbitraire speculaties).
Wat was de aanleiding voor de invoering van de VAR?
Op 6 juni 2010, vier dagen voor het begin van het WK voetbal in Zuid-Afrika, wordt FIFA-voorzitter Sepp Blatter op een persconferentie gevraagd of scheidsrechters geen hulp van een doellijncamera moeten krijgen, om te beoordelen of een bal over de lijn is gegaan of niet.
Blatter legt nog één keer uit waarom hij daarop tegen is. ‘Als de wetenschap in het spel komt’, zegt hij, ‘komt er een eind aan de discussies. Dat willen we niet. We willen emotie, en zelfs een beetje meer dan emotie: we willen passie.’
Als doellijntechnologie wordt toegelaten, redeneerde hij, zou dat onherroepelijk leiden tot het gebruik van technologie voor alle andere beslissingen. Het geklaag over de scheidsrechter zou afgelopen zijn – en dat was nu net een belangrijke attractie van het voetbal, vond Blatter.
Drie weken later, toen Duitsland en Engeland tegenover elkaar stonden in de achtste finale van het WK, belandde een schot van de Engelse middenvelder Frank Lampard via de lat achter de doellijn – doelpunt dus – en weer terug het veld in. De scheidsrechter had het niet gezien, de grensrechter ook niet, maar de camera’s en dus de rest van de wereld wel.
Twee dagen na de wedstrijd verkondigde Blatter plechtig, alsof hij 23 dagen eerder niet het tegenovergestelde had gezegd, dat het tijd was voor verandering. ‘Het zou nonsens zijn om het dossier over technologie niet te heropenen.’
Hoe is de VAR tot stand gekomen?
Doellijntechnologie kwam er niet. Dat was te duur.
Maar Blatter zette wel de deur op een kier voor invoering van iets verstrekkenders: de videoscheidsrechter. Iemand of iets moest de deur alleen nog maar even hard opentrappen. En die iemand of iets was de KNVB.
Op 6 april 2011 kwamen in zaaltje Het Dak op uitnodiging van toenmalig manager competitiezaken Gijs de Jong vijf personen bijeen: De Jong, lid technische staf scheidsrechterszaken Raymond van Meenen, persvoorlichter Marloes van der Laan, teammanager van het Nederlands elftal Hans Jorritsma en consultant Wouter Kuperus.
Zij gingen daar hardop nadenken over één vraag: ‘Stel dat we alle bestaande technologie zouden kunnen gebruiken om de scheidsrechters te helpen: hoe zou dat eruitzien?’ Het antwoord was, bleek al uit een notitie drie weken later,* een ‘video-official’, niet veel later omgedoopt tot ‘video-assistent-scheidsrechter’.
Waarom pakte de KNVB het onderwerp juist toen op?
De iPad was gelanceerd, smartphones werden sneller, mensen konden herhalingen van cruciale scènes zo snel en vaak zien als ze wilden – in het stadion en thuis op de bank. Het falen van de scheidsrechter was voor iedereen direct duidelijk. (Wat hij goed deed was ook duidelijk, maar daarvoor was minder interesse.)
De KNVB was het – aldus De Jong – als werkgever aan de scheidsrechters verschuldigd dat ze niet elke week gezeik over zich heen kregen vanwege iets waar ze nauwelijks wat aan konden doen. De Jong: ‘Wij dachten: het kan niet zo zijn dat de man die de beslissing moet nemen, zo’n beetje de enige is die niet over de beelden kan beschikken.’
Die situatie kon gevaarlijk escaleren: de Engelse scheidsrechter Howard Webb werd na het toekennen van een strafschop op het EK 2008 door talloze Polen met de dood bedreigd. Geloof het of niet: onder hen was ook de Poolse premier (en voormalig voorzitter van de Europese Raad) Donald Tusk.
Onacceptabel, vond de werkgroep.
Hoe wist de KNVB dat de VAR kon werken?
Omdat de KNVB in het seizoen 2013/2014 een experiment had uitgevoerd met doellijntechnologie. 14 camera’s van het bedrijf HawkEye bewaakte bij enkele Eredivisiepotjes de doellijnen – dat was inmiddels toegestaan.
De camera’s van HawkEye boden een mogelijkheid om te experimenteren met een videoscheidsrechter, zo blijkt uit vergaderstukken uit mei 2013.* Raymond van Meenen, zelf ex-scheidsrechter en lid van de werkgroep uit Het Dak, kon tijdens wedstrijden beelden stopzetten. Zo kon hij simuleren wat in april 2011 in Het Dak als vergezicht was geschetst: een videoscheidsrechter die foute beslissingen signaleert en corrigeert.
In een busje bij de stadions keek Van Meenen ‘offline’ mee. Dat wil zeggen: hij stond niet in contact met de scheidsrechter op het veld, maar deed wel alsof. Als hij een fout vermoedde, spoelde hij de beelden terug, checkte hij zijn vermoeden, waarop hij via een microfoon een imaginaire scheidsrechter informeerde over een verkeerd besluit.
Alle beslissingen toetsen, werkte niet, merkte Van Meenen. De videoscheids moest zich beperken tot vier types besluiten, concludeerde de werkgroep: rode kaarten, doelpunten, strafschoppen en persoonsverwisselingen (als een scheidsrechter per ongeluk de verkeerde speler een kaart geeft).
Het offline experiment leidde tot een verzameling data van tientallen wedstrijden. De bevindingen mondden uit in een position paper , en het position paper maakte een lobby voor een groter experiment mogelijk.
Hoe werd de VAR uiteindelijk werkelijkheid?
Doordat de KNVB, met het position paper in de hand, bij de IFAB, FIFA en de UEFA bleef lobbyen* voor een groot ‘online’ experiment tijdens officiële wedstrijden. En door de werkelijkheid te masseren: ingrepen door de videoscheidsrechter zouden het spel per keer slechts ‘15 seconden’ ophouden. Dat was in werkelijkheid een stuk langer, was uit Van Meenens experiment gebleken.
Het vertrek van Sepp Blatter in juni 2015 bespoedigde het proces. Opeens kwamen er openingen: in september 2015 mochten De Jong en Mike van der Roest, Van Meenens opvolger, de resultaten van het experiment en hun pleidooi voor de VAR presenteren bij de FIFA. Secretaris-generaal Jérôme Valcke stemde in met een experiment.
‘Op dat moment’, zegt De Jong nu, ‘wisten we dat het zou lukken.’ Zo veel vertrouwen had de KNVB immers in het idee van de VAR.
In de zomer van 2016 gingen in dertien competities VAR-experimenten van start. Werner Helsen en Jochim Spitz, onderzoekers van de Katholieke Universiteit Leuven, analyseerden de data die uit die experimenten rolden.* ‘The Research That Changed Soccer’, noemde Forbes het.* Mét VAR bleek 98,8 procent van de belangrijke beslissingen van scheidsrechters goed, zonder VAR lag die score op 93,1 procent.
Concreter en praktischer (en wellicht overtuigender): zonder VAR maakten scheidsrechters 1 keer per 3 wedstrijden een grote fout, mét VAR slechts 1 keer per 19 wedstrijden. Wie kon daarop tegen zijn? En dus gebeurde het: vijf maanden na de Leuvense studie, en acht jaar na Blatters draai, zette de FIFA de VAR in op het WK van 2018 in Rusland.
Mooi werk van de KNVB. Maar wat doet die VAR nu precies?
De VAR bestaat uit een team van drie mensen die in een tv-studio zitten: de video-assistent-scheidsrechter, de AVAR (de assistent-video-assistent-scheidsrechter), en een ‘replay operator’ ofwel RO, die de VAR en AVAR desgewenst van herhalingen voorziet.
Dit acroniemenfeestje bekijkt beelden van de wedstrijd – zonder het geluid uit het stadion, wat beïnvloedend zou kunnen zijn – en helpt de scheidsrechter en zijn assistenten bij doelpunten, strafschoppen, rode kaarten, en persoonsverwisselingen.
De VAR staat via een zender in verbinding met de scheidsrechter en kan twee dingen doen met het gezamenlijke oordeel:
1. De scheidsrechter corrigeren (in feitelijke zaken: is er wel of geen buitenspel, heeft een overtreding plaats binnen of buiten het strafschopgebied?).
2. De scheidsrechter adviseren om op de monitor aan de zijkant van het veld dezelfde beelden te bekijken die de VAR in de studio al zag.
Dit kan de VAR in twee gevallen doen: als de scheidsrechter een incident heeft gemist (een ‘missed incident’), en als de scheidsrechter in de ogen van de VAR een grote fout maakte (een ‘clear and obvious error’). Onthoud dat laatste even.
Is er meer rechtvaardigheid door de VAR?
Jazeker. Een goed voorbeeld is een overtreding van FC Utrecht-speler Willem Janssen op Ajaxspits Kasper Dolberg, tijdens Utrecht-Ajax eind december 2018, die ik in 2019 met scheidsrechter Dennis Higler besprak.
Higler en zijn assistenten hadden de overtreding van Janssen gemist. Enerzijds baalde Higler dat hij het moment had gemist, anderzijds was het niet zo gek, want het gebeurde op een plek waar de bal niet was. Maar de VAR zag het wel. Natuurlijk zag de VAR het. Hij heeft camera’s! Op advies van de VAR bekeek Higler aan de rand van het veld de beelden en gaf hij Ajax een strafschop.
Dit soort beslissingen zal steeds minder vaak fout gaan. Volgens Mike van der Roest, de VAR-coördinator bij de FIFA, waren er in de eerste 225 wedstrijden van het seizoen 2018/2019 slechts 9 grote fouten gemaakt. Dat wil zeggen: naderhand oordeelden de scheidsrechtersbazen, nadat ze de beelden in alle rust hadden bekeken, dat 9 belangrijke momenten door de VAR en scheidsrechter zijn gemist of verkeerd geïnterpreteerd.
Als dat negatief klinkt: het is extreem weinig. Het komt neer op 1 grote fout per 25 wedstrijden (225 gedeeld door 9).
Het recht zegeviert dus! Toch wordt nog altijd veel gezeurd over de VAR. Waarom?
Het spel wordt vertraagd door de VAR. Het voorbeeld bij FC Utrecht-Ajax (1-3) illustreert dit goed. Het strafschopmoment met Dolberg en Janssen duurde 3 minuten (tijd tussen overtreding en besluit). Later die wedstrijd duurde het nog eens 2 minuten en 26 seconden om te verifiëren of het doelpunt van Frenkie de Jong terecht was toegekend. Opgeteld is dat vrij ingrijpend en irritant.
Toch zeggen de data dat dit uitzonderingen zijn. De VAR checkt gemiddeld 5 incidenten per wedstrijd – let op: dat is dus inclusief de keren dat hij geen zichtbaar contact maakt maakt met de scheidsrechter en er dus geen tijdverlies is. Maar slechts 1 keer op de 3 wedstrijden is er daadwerkelijk een review, dat de scheidsrechter op het veld dus de monitor raadpleegt. En die duurt gemiddeld duurt 55 seconden. Niet spectaculair lang. De vertraging door bijvoorbeeld inworpen is veel en veel groter.
Wat dan al die ergernis verklaart? Langere interventies zijn nieuw en blijven langer hangen in het geheugen, zeker als het belangrijke, goed bekeken wedstrijden betreft. KU Leuven-onderzoeker Spitz: ‘Neem de achtste finales van de Champions League. Daarin waren er in 3 van de eerste 4 wedstrijden ingrepen, die opgeteld veel langer duurden. Dat beïnvloedt de beeldvorming.’
Tijdverlies is irritant. Zijn er nog andere redenen tot ergernis?
De VAR is nieuw, ligt daarom onder een vergrootglas en heeft daarom kinderziekten. VAR’s zullen beter worden in hun waarnemingen, communicatie, en concentratie. Het protocol zal nog worden aangescherpt. Toeschouwers zullen beter over hun functioneren worden geïnformeerd.
Maar de belangrijkere reden voor ergernis is permanent: de spelregels. De spelregels zijn in veel gevallen zo geformuleerd dat er geen objectief juiste beslissing mogelijk is, hoeveel videobeelden je ook hebt. Voorbeeld? Serdar Gözübüyük, een van Nederlands beste scheidsrechters, gaf Heerenveen tegen Ajax geen strafschop nadat de keeper van Ajax in het strafschopgebied een speler van Heerenveen omverliep. De VAR van dienst, Dennis Higler, vond en vindt het een 100 procent-strafschop.
Deze situatie leidde tot ophef omdat de meeste mensen deze situatie vermoedelijk wél een strafschop vinden. Maar dat is precies het punt: zelfs in dit soort situaties kunnen twee professionele experts tot een ander besluit komen; ook als alle denkbare informatie (beelden) beschikbaar is.
De ambiguïteit van de regels verklaart ook de ergernis over het VAR-protocol. De VAR grijpt in als de scheidsrechter, in de ogen van de VAR, een clear and obvious error maakt. Maar wat is een clear and obvious error? Wanneer zit de scheidsrechter er te ver naast, en wanneer niet? Die grens ligt voor elke scheidsrechter in elke situatie net wat anders.
Het wringt dat scheidsrechters ondanks de beschikbaarheid van alle denkbare informatie (de camerabeelden) toch tot andere beslissingen komen. Misschien wel meer dan een foute beslissing van een scheidsrechter die geen hulp heeft van de VAR. Dat die een fout maakt, is uiteindelijk wel te begrijpen.*
Is er nog meer te zeuren over de VAR?
Ghost goals of spookdoelpunten – doelpunten die niet werden waargenomen door de scheidsrechter en dus niet werden erkend, zoals de goal van Frank Lampard tegen Duitsland in 2010 – zijn door de VAR onmogelijk geworden. In plaats daarvan heeft de VAR een omgekeerde categorie goals in het leven geroepen.
Dat zijn situaties waarin niemand een probleem ziet bij een overtreding of doelpunt – behalve de VAR. Goed voorbeeld was de afgekeurde kopgoal van Ajax’ Nicolás Tagliafico tegen Real Madrid in 2019. Het stadion explodeert, de Ajaxspelers juichen, de Realspelers protesteren niet.
Maar dan krijgt scheidsrechter Damir Skomina van de VAR het advies om naar de monitor te gaan. Uiteindelijk keurt hij het doelpunt af: Dusan Tadic had in buitenspelpositie Reals keeper Thibaut Courtois gehinderd. Is iets een overtreding als niemand het ziet als een overtreding? Het antwoord is ja, maar het voelt niet zo.
Extra frustrerend, juist bij deze gevallen, is dat je in het stadion geen idee hebt wat er aan de hand is: er wordt nog geen informatie gegeven via de grote monitoren. (Als tv-kijker heb je wel de herhalingen, maar de commentator krijgt van de KNVB geen uitleg bij de beslissing.)
Verwant hieraan is een andere klacht: de VAR heeft het juichen veranderd. Elk doelpunt wordt immers conform protocol gecheckt door de VAR. Je kunt dus wel juichen, als fan en als speler, maar met het risico dat je gejuich voor niets was. Dat vermindert voor velen het plezier aanzienlijk.
Wat vinden scheidsrechters eigenlijk van de VAR?
Scheidsrechters zijn over het algemeen blij met de VAR. De juiste beslissing staat voorop, zeggen ze. En de VAR geeft hen meestal de bevestiging dat ze de juiste beslissing namen – wat vertrouwen geeft bij het fluiten. Maar de VAR stelt hen ook voor enkele problemen.
Dennis Higler vertelde dat scheidsrechters bewust zijn gemaakt van het gevaar van tunnelvisie. Dus: dat de beelden niet leiden tot een betere inschatting, maar dat ze de eerste, mogelijk foutieve analyse juist versterken. Confirmation bias heet dat in de psychologie: je ziet iets omdat je het wilt zien.
Slowmotionbeelden zijn een andere psychologische valkuil. Onderzoek van Jochim Spitz van de KU Leuven toonde aan dat overtredingen in slowmotion ernstiger lijken. Dit leidde tot een aanpassing van het protocol: scheidsrechters mogen de slow motion alleen bekijken om het ‘punt van contact’ vast stellen. Daarna bekijkt en beoordeelt hij of zij de overtreding op ware snelheid – hopelijk ‘onbesmet’ door de slow motion.
Daarnaast is de VAR een oefening in nederigheid en discipline. Higler en anderen balen als de VAR hen terecht corrigeert - maar je moet je trots opzij zetten en de correctie accepteren. De andere kant op kunnen scheidsrechters ook stoppen met beslissen, lui worden, met de gedachte dat de VAR toch meekijkt. Beide zijn reële risico’s van de VAR.
Een mindfuck, noemde scheidsrechter Pol van Boekel het werken met de VAR dan ook.* Omdat de beelden kunnen vertekenen, maar ook omdat je als scheidsrechter steeds meer gaat twijfelen aan jezelf. Zeker als je, zoals Van Boekel, al eens zware kritiek hebt gekregen over een beslissing-met-behulp-van-de-VAR, zoals in een wedstrijd van FC Utrecht tegen PSV twee jaar geleden.
Twee weken later greep de VAR bij Fortuna Sittard-Heerenveen onterecht in. Van Boekel durfde naar eigen zeggen niet nog eens eigenwijs te zijn en nam de verkeerde beslissing over.*
Moet de VAR de eindbaas worden? Moeten spelers kunnen ingrijpen?
Een veelgehoorde suggestie ter verbetering van de VAR is dat spelers meer invloed moeten krijgen. Dat ze – zoals in het tennis, hockey en cricket – beslissingen moeten kunnen aanvechten met ‘challenges’. Blijkt de challenge terecht, dan behoud je het recht tot aanvechten. Is de challenge onterecht, dan verlies je het recht.
Alleen: zo’n systeem lost vermoedelijk niets op. Immers: de VAR kijkt naar alle belangrijke momenten. Dat maakt een challenge overbodig en onzinnig – de VAR zal opnieuw hetzelfde concluderen.
Het nadeel is wel helder. Stel de challenges zijn op, en stel er komt dan een situatie waarin een overduidelijke fout wordt gemaakt die de scheidsrechter mist. Weinig gewaagde voorspelling: dit leidt, zoals in het cricket gebeurde, tot gezeik. Waar is de VAR?!? Antwoord: uw challenges zijn op.
Een andere suggestie is dat de VAR meer bevoegdheden moet krijgen. Dus: ook ingrijpen bij corners, inworpen en buitenspel, onder meer. Die roep om meer VAR zal met elk incident luider klinken. En waar blijft de VAR voor de zijlijn? En voor buitenspel?
KNVB-secretaris-generaal Gijs de Jong – een van de geestelijk vaders van de VAR uit Het Dak – wil een VAR voor buitenspel en een VAR voor de zijlijn. Wat hij ook wil: de VAR eindverantwoordelijk maken bij de vier situaties waarover hij nu alleen mag adviseren.
De Jong: ‘Dat zal tijd opleveren doordat de scheidrechter niet meer naar de rand van het veld hoeft om zelf te kijken. Dat is ook niet echt nodig, want in veruit de meeste situaties is de scheidsrechter op het veld het eens met de VAR.’ Stopt het dan nergens voor De Jong? ‘In principe niet. Als de technologie het mogelijk maakt, en het spel niet continu stilligt, moeten we blijven denken hoe we het spel eerlijker kunnen maken.’
Ik ben zo onderhand wel wat VAR-moeid. Ben je eindelijk klaar?
Bijna. Ik wilde nog wat in het wilde weg speculeren over hoe de VAR de aard van het spel gaat veranderen. Neem het trekken en duwen in het strafschopgebied. Dat zal vrijwel zeker uitsterven: het risico dat de VAR dat ziet, is vermoedelijk te groot.
Ook zal het blok uit het spel verdwijnen. Dat is wanneer een aanvaller een verdediger blokkeert om een collega vrij te laten komen bij corners en vrije trappen. Nu blijft dit vaak onbestraft, omdat scheidsrechters lang niet alles kunnen zien wat er in een strafschopgebied gebeurt. Maar de VAR ziet alles.
Doordat overtredinkjes in het strafschopgebied nu risicovol zijn, zou je ook verwachten dat vrije trappen en corners succesvoller worden genomen. Aanvallers zullen immers minder worden gehinderd. En als dat zo is, zullen spelers zich meer op het behalen van corners en vrije trappen kunnen richten. Maar als dat weer zo is, dan zal de andere ploeg dat weer proberen te voorkomen.
Wat ik vooral wil zeggen: het effect van de VAR op het spel is niet te onderschatten – andere sporten toonden dat aan. Maar het zal jaren duren voordat de werkelijke, niet-tijdelijke effecten duidelijk zijn. Neem beweringen, al dan niet gestaafd door data, tot die tijd met een korreltje zout.
‘Alle conclusies die je daarover leest zijn prematuur’, zegt VAR-onderzoeker Jochim Spitz streng. ‘De realiteit is dat we pas over enkele jaren weten wat het effect is van de VAR op het spel. De verschillen tussen de verschillende voetbalseizoenen kunnen enorm zijn. Het zal tijd vergen voordat we er echt iets over kunnen zeggen.’
Een versie van dit artikel is eerder gepubliceerd op De Correspondent. Om technische redenen konden wij het label Opnieuw Relevant niet gebruiken.