Hoe kunnen we de coronaslachtoffers herdenken?
Er is geklapt voor het zorgpersoneel, er is gedemonstreerd tegen de coronamaatregelen, maar er is nog niet gezwegen voor de coronadoden.
In Christchurch, Nieuw-Zeeland, stonden tot voor kort 185 lege stoelen bij een kathedraal. Keukenstoelen, bureaustoelen, fauteuils: symbolen voor de 185 mensen die in 2011 het leven lieten bij een grote aardbeving in de stad. De kunstinstallatie was een plek waar mensen kunnen herdenken – of juist een plek die mensen doet herinneren als ze er zelf niet aan denken.
Subtiel opgelegde rouw in de openbare ruimte.
Ik moest daaraan denken tijdens de persconferentie van premier Mark Rutte in december vorig jaar. Hij sprak toen over ‘bijna tienduizend lege stoelen’* aan de kersttafel. Daarmee werd het aantal mensen dat Nederland is verloren aan corona duizelingwekkend duidelijk. Ik weet hoe buitenproportioneel veel pijn een lege stoel kan doen.
We zijn nu bijna een halfjaar verder, het aantal coronadoden van vorig jaar wordt inmiddels zelfs op twintigduizend geschat* en er komen nog dagelijks lege stoelen bij. Door het virus zelf, maar laten we ook de mensen die zijn overleden door eenzaamheid, suïcide of gebrek aan de juiste zorg niet vergeten.
Hoeveel lege stoelen zouden zij hebben achtergelaten?
‘De covid-ramp heeft onze relatie met de dood veranderd’, schreef de Indiase arts Shah Alam Khan. In een recent essay schrijft hij hoe de curve met het aantal besmettingen en sterfgevallen blijft stijgen in zijn land. Er werd met afschuw toegekeken hoe lichamen de afgelopen weken werden gecremeerd op massale brandstapels.
‘We blijven ons dieper in ons verdriet graven.’ Maar Khan omarmt de rouw die in India is neergestreken. ‘We moeten rouwen om elke geliefde, elke vriend. (…) Omdat rouw een viering is van ons bestaan in deze afschuwelijke tijden.’
In Nederland lijkt het maatschappelijke en politieke debat nog maar weinig over dodentallen te gaan. ‘Versoepelingen’ is het kernwoord, de focus ligt op het stappenplan waarmee de samenleving steeds meer opengaat. Maar is er niet eerst een moment van oprechte bezinning en collectieve rouw nodig?
Hoe collectieve rouw over coronadoden zich tot nu toe uitte
China hield vorig jaar in april drie minuten stilte voor de coronaslachtoffers.* De vlaggen gingen er halfstok, op pleinen stonden mensen op afstand van elkaar stil en na de stilte toeterden auto’s, vrachtwagens en boten drie minuten lang. Spanje volgde in mei met tien dagen van nationale rouw.* In februari dit jaar herdachten de Verenigde Staten het bittere getal van 500.000 coronadoden.* Italië riep afgelopen 18 maart uit tot nationale herdenkingsdag.*
In Nederland is zo’n herdenking er vooralsnog niet geweest. Afgelopen 6 oktober was wel de door Rutte afgekondigde Dag van Bezinning ‘voor iedereen die tot dan toe met verdriet te maken heeft gehad’.* Ik heb moeten googelen om te weten te komen hoe die dag afgelopen oktober ook alweer was ingevuld.
In de Brabanthallen in Den Bosch sprak Rutte samen met toenmalig zorgminister Hugo de Jonge met zorgverleners, jongeren en ouderen over de gevolgen van de pandemie. Maar een dag van nationale rouw, met een gezamenlijke minuut stilte, een spontaan bloemlegmoment, een nationaal tv-evenement, een kippenvelmoment voor bankzitters, een symbolische plek: het bleef uit.
De zin van collectieve rouw
‘Collectieve rouw om de covid-doden zou een vorm van solidariteit zijn’, zei socioloog Willem Schinkel eerder dit jaar. ‘Het zou van ons een collectief maken.’*
Ik bel met Irene Stengs om te vragen hoe zij daar tegenaan kijkt als hoogleraar antropologie, gespecialiseerd in rituelen, aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en onderzoeker bij het Meertens Instituut. Want, allereerst: wat ís collectieve rouw? Zijn wij daar niet al mee bezig, en masse, maar dan in onze eigen woonkamers? Als we allemaal individueel rouwen, is dat dan niet alsnog collectief?
‘Er is geen homogene “wij”’, corrigeert Stengs me in de eerste minuut van ons telefoongesprek. ‘De verliezen die zijn geleden zijn zeer ongelijk. Er zijn mensen die hun beide ouders zijn verloren aan covid, en er zijn mensen die slechts zijn getroffen omdat ze een deel van hun vrijheid kwijtraakten.’
Het maakt dat ‘we’ niet allemaal hetzelfde voelen. Rouw lijkt een eenduidig begrip, maar als je het gaat uitpluizen, is het een wirwar van emoties. De één voelt woede, de ander verbijstering, weer een ander paniek.
Als ik alleen al naar mijn eigen rouwproces kijk om mijn moeder, dan word ik weer misselijk van alle loopings en kurkentrekkers die ik al heb afgelegd. Ik stel me 17 miljoen achtbanen voor, elk symboliseert een persoonlijk rouwproces. Iedere achtbaan heeft een eigen vorm, intensiteit, snelheid, startmoment en eindpunt. Dat maakt dat een collectieve uiting van rouw moeilijk te agenderen of sturen is.
‘Rituelen zijn niet alleen maar vaststaande bijeenkomsten op een bepaald tijdstip’, zegt ook Stengs. ‘Rituelen kunnen ook ontstaan.’ Zoals de huldiging van Ajax, waarbij de voetbalsupporters tegen alle regels in nota bene in euforie samendromden bij de Johan Cruijff ArenA. Of, een droeviger voorbeeld: de bloemenzee die spontaan door meelevende mensen werd gecreëerd in Utrecht bij de tramhalte waar in 2019 een aanslag plaatsvond.
Ik stel me 17 miljoen achtbanen voor, elk symboliseert een persoonlijk rouwproces
‘Collectieve rouw gaat over de manieren waarop rouw zich materialiseert en openbaart in de openbare ruimte’, zegt Stengs.
En daar zit het ’m net in: corona grijpt om zich heen in heel Nederland. Er is niet één plek waar bloemen en knuffels neergelegd kunnen worden, waar kaarsen kunnen worden gebrand. We worden bovendien al ruim een jaar lang aangemoedigd ons juist tot onze eigen woonkamers te beperken, en vooral niet samen te komen.
Ook tijdsduur maakt de coronacrisis anders dan nationale rampen die we eerder hebben gekend en waar nationale rouwmomenten uit voortvloeiden. Stengs: ‘Bijvoorbeeld bij de MH17-ramp kwam in één klap een einde aan bijna driehonderd mensenlevens, en dan ook nog eens door een daad van geweld. Dat was een duidelijk moment van onmiddellijke collectieve rouw, waaronder ook woede en verbijstering van niet-nabestaanden, en dat gaf ook een duidelijk signaal aan de overheid: er is behoefte aan een duidelijke plek en een duidelijk moment om verdriet en andere emoties te uiten.’
‘Dat in Italië en Spanje al wel dagen van nationale rouw zijn afgekondigd, is ook omdat de coronacrisis zich daar anders voltrok, heviger in een korter tijdsbestek, dan hier’, vervolgt Stengs. ‘In Italië, dat was fenomenaal treurig wat daar gebeurde. Een acuut drama in amper een week tijd. De hele wereld keek hoofdschuddend mee. Daar was meteen behoefte aan een moment van stilstaan. Onze pandemie strekt zich iets meer geleidelijk over een langere periode uit.’
Hoe acuter de ramp, hoe acuter de nood vaak is tot een collectieve uiting van rouw. En als er geweld bij komt kijken, dan is volkswoede ook een katalysator die deze collectieve rouw op gang kan brengen.
In Nederland zijn er wel lokale initiatieven geweest. Zo is in Uden de ‘hartjesboom’ geplant,* vanaf nu een plek waar de coronaslachtoffers kunnen worden herdacht, en in Amsterdam initieerde burgemeester Femke Halsema een zogenoemde ‘Hart van Troost’-boottocht.*
Een deel van de inwoners in Nederland uitte coronagerelateerde rouw al collectief in moskeeën, synagogen, kerken en andere gebedshuizen, zoals in Brabant, exact één jaar na het begin van de coronacrisis.* Maar de meerderheid van de Nederlandse bevolking is niet religieus en legde nergens bloemen neer.
Hoe er gerouwd werd na ebola
Ik vraag me af wat we van collectieve rouw weten in tijden van andere epidemieën en in een land waar nog wel de meerderheid een geloof aanhangt. Daarom bel ik met Ameline Ansu. Zij is socioloog en schreef het boek Van harte gecondoleerd. Haar vader, woonachtig in Sierra Leone, overleed niet aan ebola, maar wel tijdens de ebola-epidemie. In 2014-2016 gingen er bijna vierduizend inwoners dood aan de ziekte. Van Ansu wil ik graag weten: wat heeft zij, toen ze afreisde naar Freetown, meegekregen van collectieve rouw toen het virus daar om zich heen greep?
‘De dood is in Sierra Leone meer onderdeel van het leven’, zegt Ansu. ‘Er was een bloederige burgeroorlog, er zijn vaker natuurrampen, de gezondheidszorg is veel slechter en de kindersterfte veel hoger. Iedereen heeft op jonge leeftijd al wel verliezen meegemaakt.’
Rouwen in Sierra Leone gaat er intens en luidruchtig aan toe, zegt Ansu. De condoleance duurt een paar dagen, er wordt uitbundig gezongen en gehuild, er worden selfies met de overledene gemaakt en het lichaam wordt aangeraakt. ‘Dat laatste kon tijdens de epidemie niet, dat deed veel pijn.’
De meeste mensen zijn er gelovig: 78 procent van de bevolking ziet zichzelf als moslim en 21 procent als christelijk. Misschien, denkt ze, maakt die grote rol die het geloof in de samenleving heeft een concrete plek of concreet moment voor collectieve rouw enigszins overbodig. ‘Maar ik vind het lastig om iedereen over één kam te scheren.’
Het geloof maakte de rouw die er was in elk geval duidelijker zichtbaar. ‘Dat collectieve samenzijn als er iets verdrietigs is gebeurd, is er heel normaal. En niet alleen tijdens de uitvaart, maar ook, vanuit het geloof, veertig dagen nadat iemand is overleden, en op de zondagen. En na exact één jaar is er vaak een herdenkingsdienst van de overledene. De vrouw van mijn vader liet vijf dezelfde jurken maken, allemaal in het blauw, omdat je tot aan de begrafenis blauw draagt. Met de kleuren van hun kleding laten mensen in Sierra Leone vaak aan de buitenwereld zien in welke fase van rouw ze zitten.’
Herdenken in Nederland: misschien aan het einde van de pandemie?
Je kunt collectieve rouw faciliteren, agenderen, maar niet forceren. Misschien was dat ook de reden dat de overheid vorig jaar voorzichtig aftastte waar in Nederland behoefte aan is. In mei en juli vorig jaar hield het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport twee keer een peiling onder een kleine groep (ruim zeshonderd) Nederlanders. De helft van de deelnemers gaf aan het een goed idee te vinden stil te staan bij de coronaslachtoffers, een derde was neutraal. De woordcombinatie ‘dag van nationale rouw’ is her en der genoemd in het publieke debat, op sociale media, maar daar blijft het vooralsnog bij.
Maar het is volgens Stengs te vroeg om te stellen dat collectieve rouw in Nederland ‘uitblijft’. Dat woord suggereert dat de crisis al voorbij is. Dat het dodental blijft zoals dat nu is. Maar, benadrukt Stengs een paar keer tijdens ons gesprek: we zitten er nog in, in die ramp. Nog lang niet iedereen is gevaccineerd, er raken nog steeds mensen besmet en er komen nog steeds mensen in het ziekenhuis terecht.*
Zou het niet juist gek zijn, om nu al nationaal te herdenken, terwijl er nog niet te voorspellen leed in het verschiet ligt?
Stengs benijdt de overheid niet. ‘Het is niet makkelijk om nationale rouw vorm te geven. Het vergt timing en tact. En ook: planning. Maar ik denk wel dat het goed is voor dit land om het einde van de pandemie te markeren, misschien inderdaad met een landelijke herdenking.’
Lokaal herdenken is laagdrempeliger
Michael Echteld pleit er vooral voor om lokaal manieren te vinden om rouw collectief te uiten. Echteld is lector Zorg rond het Levenseinde aan de Avans Hogeschool en stuurde hier een open brief over naar BN De Stem.* Echtelds boodschap: de deuren moeten open. Daarom wil ik hem spreken.
‘Er is geklapt voor de hulpverleners’, zegt hij. ‘Maar nog niet gezwegen voor de doden. Dat komt omdat we ons maar moeilijk kunnen verhouden tot kwetsbaarheid, dood en rouw.’
We kunnen ons maar moeilijk verhouden tot kwetsbaarheid, dood en rouw
Echteld is met zijn studenten gaan brainstormen: hoe kunnen we mensen een veilig kader bieden om die deuren te openen? Hij schrijft over plekken waar rouw laagdrempelig kan worden gemaakt. ‘Compassionate communities’, in jargon. Een buurthuis waar een tentoonstelling is met beelden van de coronacrisis – stille straten, overvolle ic’s, een spontaan ontstane erehaag op anderhalve meter bij een uitvaart. Of: een schrijfwedstrijd bij de plaatselijke supermarkt over verlies door corona. Een kaarsjesmiddag in een gebedshuis. Een gedichtenmiddag in verpleeghuizen.
Het is allemaal collectieve, lokale rouw. ‘Heling en solidariteit zijn van groot belang, ze geven ons als maatschappij veerkracht, en de nabestaanden erkenning.’
De leegte zichtbaar maken
Dat je verdriet gezien wordt, werkt verzachtend, dat kan ik beamen. Elke vriend, kennis of collega die bevestigt hoe erg het is dat mijn moeder dood is, helpt me met die bevestiging. Nog steeds. Ik kan me voorstellen dat dat ook (of zelfs: vooral) geldt voor nabestaanden van coronadoden, die vaak door de maatregelen niet het afscheid hebben gehad zoals ze dat hadden gewild.
Voor hen kan die erkenning worden georganiseerd – ja, zelfs na een pandemie die langer dan een jaar duurde, waar de acuutheid straks vanaf is en waarin mensen ongelijke offers hebben gebracht. Kijk naar de nationale dodenherdenking op 4 mei. De meerderheid van de mensen die op de Dam en op al die kleinere herdenkingsplekken in Nederland staat te zwijgen, heeft altijd in vrede geleefd en kent de oorlogsslachtoffers niet persoonlijk.
En tóch kun je er een speld horen vallen. Toch dwalen gedachten af naar andermans leed dat is geschied.
De motor van een ‘succesvol’ rouwmoment of een ‘succesvolle’ plek om te rouwen is namelijk heel simpel. Het gaat om empathie. En vervolgens om de wil en de moed om die te uiten door te zwijgen, of kaarsen aan te steken, of elkaar te omhelzen zodra de anderhalvemeterregel is opgeheven, of door middel van – zoals in het Nieuw-Zeelandse Christchurch – kunst. Om de leegte die achterblijft zichtbaar te maken.