Zolang de mens meer van de aarde neemt dan geeft, blijft duurzaamheid een mythe
Inheemse gemeenschappen hebben al vaak ervaren hoe het voelt als je leven en leefwijze fundamenteel worden bedreigd. Maar door corona wordt elke mens op aarde daarmee geconfronteerd. We kunnen niet terug naar die razende levensstijl van voorheen – en we moeten inzien dat wat nu ‘duurzaamheid’ heet, bij lange na niet genoeg is om de aarde te redden.
Vanochtend nog zaaide ik maïs en plantte ik een boom. Ik ben bij mijn familie in Krenak, een dorp aan de middelste stroom van de Rio Doce. Vanwege de snelle verspreiding van het coronavirus is ons indianenreservaat al bijna een maand in isolatie. Maar eigenlijk werden we hier al lang geleden opgesloten. Als vluchtelingen in eigen land wonen we in een reservaat van 4.000 hectare.
De inwoners van het dorp Krenak rouwen nu al tientallen jaren om de Rio Doce. We moeten lijdzaam toezien hoe de rivier wordt vervuild door afvalproducten van de industrie en de landbouw, hoe die wordt ontsierd door waterkrachtcentrales, en onlangs nog dichtslibde met giftige modder als gevolg van een doorgebroken stuwdam.
Ik had niet verwacht dat de wereld ons met nóg iets anders verdriet zou doen. Lange tijd waren wij het, de inheemse volken, die aan den lijve ervoeren hoe het is als je eigen leefwijze, net als al het leven om je heen, fundamenteel wordt bedreigd. Maar vandaag ziet iedereen – zonder uitzondering – zich geconfronteerd met de dreigende ondergang van de aarde. De aarde bezwijkt onder ons collectieve gewicht. We zijn getuige van een tragedie, waarbij mensen overal ter wereld in zulke grote aantallen het leven laten dat de lijken met vrachtwagens naar de crematoria moeten worden vervoerd.
Het virus discrimineert, maar dan wel de hele mensheid. Kijk maar om je heen. De natuur doet wat ze doet. In mijn tuin groeit de sopropo zoals die dat altijd heeft gedaan. Het virus doodt geen vogels, beren of andere dieren. Alleen ons, mensen. Het is de mensheid en onze kunstmatige wereld die in een vrije val terechtgekomen zijn. Het virus, een natuurlijk organisme, valt de door ons gekozen niet-duurzame levensstijl aan. Het valt de vrijheid aan die we zo fantastisch vinden en waarop we recht menen te hebben, maar die een tol eist waarbij niemand ooit lijkt te hebben stilgestaan.
Luister nu eens even, zegt de aarde tegen de mens
Lange tijd werd ons voorgehouden dat wij mensen geen deel uitmaken van het geweldig grote organisme dat de aarde is. We trokken een scheidslijn: we gingen onszelf zien als het ene, de aarde als het andere. De mensheid versus de aarde. Dit antropocentrische perspectief móéten we loslaten. De wereld is zoveel meer dan wij mensen. De biodiversiteit zal ons echt niet missen als wij er niet meer zijn. Integendeel zelfs.
Mijn gevoel van verbondenheid met ‘de natuur’ is een ervaring die lange tijd werd beschimpt door stedelingen. Zij zien daar de waarde niet van in, en drijven er zelfs de spot mee: ‘Hij praat tegen bomen; tegen rivieren; hij denkt na over de bergen.’ Maar zó ervaar ik het leven. Daarbuiten zie ik niets dat niet natuur is. Alles is natuur. De kosmos is natuur.
We kunnen niet terug naar die razende levensstijl van voorheen, niet opnieuw al die auto’s starten, en al die machines tegelijk laten draaien
Moeder Aarde wiegt ons in slaap en wekt ons door middel van de opkomende zon. Ze laat haar vogels zingen, haar rivieren stromen, haar winden waaien. Ze creëert een wondermooie wereld die wij met z’n allen delen. En wat hebben we haar teruggegeven? Wat we momenteel doormaken mag je misschien vergelijken met het optreden van een liefhebbende moeder die heeft besloten dat haar kind een lesje nodig heeft. ‘Sst, luister nu eens even.’ Dat zegt de aarde tegen de mens.
Zelf hoop ik niet dat alles teruggaat naar het oude normaal. Dat zou betekenen dat er wereldwijd honderdduizenden mensen voor niets zijn gestorven. De verandering is al in gang gezet. We kunnen niet terug naar die razende levensstijl van voorheen, niet opnieuw al die auto’s starten, en al die machines tegelijk laten draaien. Dat zou hetzelfde zijn als accepteren dat de aarde plat is, of zeggen dat we elkaar maar beter de hersens kunnen inslaan. We zouden ermee bewijzen dat de mensheid een grote leugen is.
Kunnen we wel spreken van een mensheid?
Het is hierbij nuttig om te kijken hoe we de afgelopen twee- of drieduizend jaar het idee van ‘de mensheid’ hebben vormgegeven. En hoe diezelfde opvatting van de mensheid onze slechtste beslissingen motiveerde en diende als rechtvaardigingsgrond voor heel veel geweld.
Het idee dat witte Europeanen zomaar in hun schepen konden springen en de rest van de wereld konden koloniseren, was gebaseerd op de veronderstelling dat er een verlichte mensheid bestond die op zoek moest gaan naar een onverlichte mensheid, om hun schitterende licht op die in duisternis levende barbaren te laten schijnen. Ten grondslag aan dit beschavingsoffensief lag het idee dat er een goede manier bestaat van in de wereld zijn, één waarheid, of een notie van waarheid, die gedurende de hele geschiedenis als leidraad voor keuzes dienstgedaan had.
Maar nu, aan het begin van de eenentwintigste eeuw, wordt het dankzij de samenwerking tussen denkers met verschillende perspectieven, ontleend aan verschillende culturen, mogelijk om dat idee aan de kaak te stellen: want zijn we echt een mensheid? Hoe kunnen we onszelf geloofwaardig ‘een’ mensheid noemen als 70 procent van ‘ons’ uitgesloten wordt van ook maar de minste uitoefening van bestaansvrijheid? Als de meerderheid geen enkele invloed of zeggingsmacht heeft, omdat de wereld waarin we leven hun input niet wil of wenst – alleen hun klandizie?
De Club der Mensheid
Als we ons de samenleving voorstellen als een bedrijf, dan heb je aan de ene kant de raad van bestuur, die de visie en missie bepaalt – kortweg de ‘Club der Mensheid’ – en aan de andere kant het personeel. Dat personeel doet wat het wordt opgedragen en werkt in naam van iets dat niet van hem is, terwijl het wel een T-shirt met daarop het bedrijfslogo draagt. In het bestuur wemelt het van de rijke trendsetters. Zij vormen de drijvende kracht achter de technologische vooruitgang en toenemende accumulatie van de rijkdom, en dús van de daaruit volgende toenemende ongelijkheid en uitsluiting.
We zijn zo high van vooruitgang dat we toestaan dat een piepklein deel van de bevolking het verhaal van ónze wereld bepaalt
Iedereen op de lagere treden van de maatschappelijke ladder is slechts een klant van het kunstmatige bestaan dat door de clubleden wordt ontworpen. Maar dit is de crux: hoewel we uitgesloten zijn van lidmaatschap, koesteren we nog altijd de droom dat we ooit als lid zullen worden toegelaten tot deze club, die betekenis genereert en de toekomst uitstippelt. We zijn zo high van vooruitgang dat we toestaan dat een piepklein deel van de bevolking het verhaal van ónze wereld bepaalt.
Dankzij mijn reizen naar verschillende werelddelen en mijn kennismaking met allerlei culturen had ik de kans te onderzoeken wat nu de voordelen zijn van toetreding tot de Club der Mensheid. De modernisering dreef mensen van hun akkers en uit hun bossen naar de uitgestrekte favela’s en vervallen stadswijken. Zij leverden de goedkope arbeid voor de stedelijke centra. Deze mensen werden losgerukt uit hun traditionele leefwijze en leefomgeving en vrij letterlijk in de reusachtige blender van de mensheid gekieperd.
Zij die zich niet diep verbonden voelden met hun voorouderlijke geheugen en niet konden putten uit herinneringen die hun identiteit stutten, werden ronduit gek in deze doldwaze wereld.
Dit alles zet me aan het denken: Waarom hebben we zo lang zo graag bij deze club willen horen? De club die onze mogelijkheden tot vernieuwing, schepping, bestaan en vrijheid toch meestal juist beperkte? Schieten we daarmee niet steeds opnieuw terug in de reflex van vrijwillige onderdanigheid? Wanneer dringt het eindelijk eens tot ons door dat de natiestaten uit elkaar vallen, en dat de versleten ideeën achter al deze organisatievormen van meet af aan failliet waren?
De mythe van duurzaamheid
Neem de mythe van duurzaamheid. Die mythe is verzonnen door bedrijven die alleen maar op zoek zijn naar een manier om hun diefstal van ons concept van natuur te rechtvaardigen. Maar wat ze ook mogen beweren: geen enkel bedrijf op deze aarde is duurzaam. Deze bedrijven, ja hele industrietakken, eigenen zich louter vanwege de marketingwaarde op de meest opportunistische wijze het concept van duurzaamheid toe.
De priesters van de nieuwe planetaire orde zijn de corporate sustainability managers. Zelfvoldaan verkondigen ze een boodschap die hun werkgevers per definitie never nooit in praktijk kunnen brengen. In werkelijkheid is het onoprecht om termen als ‘duurzaamheid’ of ‘sustainability’ te gebruiken nu we op het punt staan door Gaia te worden uitgespuwd.
Zelfs de inheemse gemeenschappen zijn niet langer duurzaam, aangezien ook die niet langer in al hun behoeften kunnen voorzien op een manier die helemaal is afgestemd op het land. Geen gemeenschap die het land schade berokkent kan zichzelf duurzaam noemen, simpelweg omdat we meer nemen dan we teruggeven. Onze schuld aan Gaia is een halve aarde per jaar.
Laat de kwetsbaren maar sterven
Voordat je denkt dat ik alleen maar de ene mythe voor de andere verruil – namelijk die van het monsterlijke bedrijfsleven – bedenk dan dat deze mythe gewoon een naam, adres en zelfs een bankrekening heeft. En wat voor bankrekening! Het bedrijfsleven bezit het geld van de wereld en harkt elke minuut meer binnen. De bedrijven propageren het vooruitgangsmodel dat we dienen te omarmen, want dat brengt ‘welvaart’.
Begrotingstechnisch komt de dood van improductieve mensen de regering en de staat niet slecht uit
Er zijn ook regeringen die denken dat de economie niet te stoppen is. Ook niet als ‘mensen zullen doodgaan. Er is geen ontkomen aan,’ zoals de Braziliaanse president Jair Bolsonaro het zei. Het is necropolitiek: de dood als beleid.
In Michel Foucaults Discipline, toezicht en straf zegt de Franse filosoof dat onze huidige marktsamenleving het individu bruikbaar acht zolang hij of zij productief is. Naarmate het kapitalisme zich ontwikkelde, schiep het instrumenten om ons te laten leven en sterven: zodra mensen niet meer produceren, zijn ze overbodig. Of je produceert de voorwaarden waarmee je jezelf in leven houdt, of je produceert de voorwaarden die je dood inleiden. Begrotingstechnisch komt de dood van improductieve mensen de regering en de staat niet slecht uit.
Met andere woorden: laat de kwetsbaren maar sterven.
Wat proberen we eigenlijk duurzaam in stand te houden?
Ondertussen wordt de mensheid losgewrikt en ontworteld van het grote organisme dat de aarde is. Maar het is toch een absurd idee dat wij mensen onszelf zouden moeten losmaken van de aarde, om vervolgens in een geciviliseerde abstractie te leven? Dit smoort alle diversiteit en ontkent de veelvormigheid van het leven, het bestaan en de menselijke gebruiken. Het dist een one-size-fits-all-menu op, inclusief één dresscode en, als het even kan, ook één taal.
UNESCO riep het jaar 2019 uit tot het Internationale Jaar van Inheemse Talen. Toch weten we dondersgoed dat er elk jaar, of zelfs elk halfjaar, een van deze moedertalen uitsterft, een van deze oorspronkelijke inheemse talen die alleen nog door kleine, marginale en vergeten groepen worden gesproken. De weinigen die per se wilden blijven wonen op hun voorouderlijke land, zijn zij die, weggedreven naar de rivieroevers en kustlijnen van Afrika, Azië of Latijns-Amerika, werden vergeten en gemarginaliseerd. Het zijn de riviergemeenschappen, de Amerindianen, Quilombo’s en Aborigines. Oftewel de ‘sub-mensheid’: zij die niet eens op de wachtlijst voor lidmaatschap van de Club der Mensheid staan, omdat ze een leven leven dat, om het zo maar te zeggen, romantisch is.
Terwijl deze sub-mensen, die zich niet van de aarde laten loswrikken, juist iets hebben dat wilder, grover en organischer is. Het is alsof ze van de aarde willen eten, zich in hun slaap door de aarde willen laten inwikkelen en zich erdoor willen laten zogen. Die organische trek van deze mensen, hun ‘sub-menszijn’, knaagt aan ons. En wel zozeer dat bedrijven overuren draaien om mechanismen te bedenken waarmee we deze onnozelen van hun oermoeder kunnen scheiden. ‘Het is tijd om hen op te splitsen, deze mensen en de aarde. Dat is geen manier van leven voor mensen. Deze mensen zorgen alleen maar voor moeilijkheden, zeker de mensen die niet bedreven zijn in de uitbuiting van de natuurlijke hulpbron aarde.’
Natuurlijke hulpbron voor wie? Duurzame ontwikkeling waartoe? Wát proberen we eigenlijk ‘duurzaam’ in stand houden? Het leven op aarde in ieder geval níét.
Dit is een bewerkte voorpublicatie uit Ideeën om het einde van de wereld uit te stellen van Ailton Krenak, uitgegeven door Ten Have. Vertaling vanuit het Engels door Alexander van Kesteren.