Waarom het handelsverdrag met de VS met argwaan moet worden bekeken #TTIP
Illustratief voor de afgronddiepe kloof tussen de Brusselse bubble en het electoraat is de wijze waarop de Vlaamse eurocommissaris Karel De Gucht de afgelopen jaren heeft geprobeerd er nog even voor het einde van zijn mandaat een verreikend handelsverdrag tussen Verenigde Staten en Europese Unie doorheen te frommelen.
Terwijl de burger worstelt met de negatieve consequenties van een mislukte muntunie, steeds meer twijfels koestert over aard en richting van het Europese integratieproject en meer en meer nadelen ondervindt van de interne markt ( ‘social dumping’) , doet de Brusselse elite een klassieke vlucht naar voren. Het tuigt een transatlantische interne markt op die de voordelen (en nadelen) van de Europese interne markt moet verdubbelen: het Transatlantisch Handels en Investeringsverdrag. Of op z’n twitters #TTIP.
Europabreed is er de afgelopen tijd dan ook steeds meer weerzin tegen zowel proces als resultaat ontstaan. De onderhandelingen zijn weinig transparant, vinden achter gesloten deuren plaats en zijn alleen toegankelijk voor multinationals, wat de argwaan over de uitkomst ervan − een markt die vooral de belangen van het grootbedrijf dient en burgers het nakijken geeft − alleen maar verder vergroot. En die de oproepen van De Gucht en consorten om er toch vooral op te vertrouwen dat publieke belangen bij hen in goede handen zijn alleen maar ongeloofwaardiger maken.
De burger als incompetente sukkel
Onder druk van ngo’s en burgerpetities in vooral Duitsland heeft De Gucht weliswaar een adempauze moeten inlassen en meer openbaarheid moeten beloven, maar de documenten die de commissie tegen heug en meug op internet heeft geplaatst wemelen van de weggetipexde passages, terwijl de gouvernementele propaganda die het kabinet van De Gucht onverminderd blijft afscheiden nog altijd in het badinerende teken staat van nog-maar-een-keertje- uitleggen. Alsof burgers incompetente sukkels zijn die niet weten wat goed voor ze is − een toontje dat wel vaker doorklinkt in Brusselse communicatie.
Inmiddels is ook in Nederland de politiek ontwaakt. 19 mei jongstleden organiseerde de Tweede Kamer een serie rondetafelgesprekken met deskundigen en betrokkenen, waaronder ondergetekende, om zichzelf beter te informeren over de voor- en nadelen van het handelsverdrag. De aanleiding daarvoor was een schrijven van minister Lilliane Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, PvdA) aan de Tweede Kamer waarvan − ik zal er niet omheen draaien − de honden geen brood lusten. Onder, ook hier, het motto ‘Ik leg het nog een keertje uit’ bestond Ploumen het om kritiekloos het neomercantilistische gekakel van De Gucht voor TTIP na te bauwen. Ik citeer:
‘In tijden van bezuinigingen en beperkte monetaire beleidsopties behoort handel tot een van de belangrijkste instrumenten die de overheid kan inzetten om economische groei te stimuleren en werkgelegenheid te creëren. De open en export-georiënteerde economie van Nederland heeft groot voordeel bij het makkelijker maken van handel en investeringen.’
Ploumen gebruikt dezelfde retorische strategie als De Gucht: strooien met indrukwekkende cijfers zonder te vermelden dat deze moeten worden uitgesmeerd over twintig jaar
Om even verderop dezelfde retorische strategie te gebruiken als De Gucht altijd hanteert: strooien met indrukwekkende cijfers over economische groei, welvaart en werkgelegenheid zonder erbij te vermelden dat deze getallen moeten worden uitgesmeerd over tien tot twintig jaar.
‘Afhankelijk van het resultaat van de onderhandelingen kan het economische voordeel voor Nederland oplopen van 1,4 tot 4,1 miljard euro’, aldus de minister.
De lezer blijft in verwarring achter. Per jaar? Per decennium? Per kwartaal? Per eeuw? Over de nadelen voor laagopgeleide werknemers, opkomende economieën en overheden als gevolg van de arbitrageclausules die het verdrag bevat en die bedrijven het recht geven overheden aan te klagen als marktvoorwaarden eenzijdig worden veranderd, rept de minister met geen woord.
Indrukwekkende getallen
Een kritische metastudie van de Oostenrijkse Stichting voor Ontwikkelingsvraagstukken (OFSE) in opdracht van de Groene-fractie van het Europese parlement constateerde dat in de vier officiële studies naar de voor- en nadelen van TTIP de voordelen stelselmatig overdreven en de nadelen steevast onder het tapijt worden geveegd.
De indrukwekkende getallen blijken te moeten worden uitgesmeerd over tien tot twintig jaar, waardoor op jaarbasis een extra groei van 0,03 tot 0,13 procent resteert
Volgens De Gucht levert het handelsverdrag de Europese Unie 0,3 tot 1,3 procent extra groei op, 650.000 tot 1,3 miljoen extra banen en 5 tot 10 procent extra handel. Deze indrukwekkende getallen blijken echter te moeten worden uitgesmeerd over tien tot twintig jaar, waardoor op jaarbasis een schamele extra groei van 0,03 tot 0,13 procent resteert. Datzelfde geldt voor de effecten op werkgelegenheid en handel.
Daar staan grote, niet-geraamde nadelen tegenover. Ten eerste vergeten de officiële studies de overgangskosten mee te nemen. Wil zo’n handelsverdrag economische baten genereren, dan zal het moeten leiden tot een verschuiving van handelsstromen. Dat betekent dat bedrijven failliet gaan, werknemers hun baan kwijtraken en gemeenschappen hun economische basis verliezen. Dat brengt (hoge) scholings- en uitkeringskosten met zich mee. Geen spoor daarvan in de studies die de Europese Commissie door Ecorys (ook aanwezig bij het rondetafelgesprek) en Bertelsman Stichting heeft laten doen.
Hetzelfde geldt voor de economische effecten voor derde landen. Het vervlechten van Europese en Amerikaanse markten leidt onherroepelijk tot een verlies van afzetmogelijkheden voor Aziatische en Latijns-Amerikaanse bedrijven. Ook die kosten zijn niet meegenomen.
Bovendien gaan de officiële studies volledig voorbij aan wat wederzijdse erkenning van marktstandaards betekent voor democratische afgesproken nationale eisen aan goederen en diensten. Veel is er − terecht − op internet te doen over genetisch gemodificeerd voedsel, chloorkippen, dierproeven in de farmaceutische sector, voedselveiligheid en wat dies meer zij, die in de VS geaccepteerd zijn en in Europa niet en onder TTIP ook hier verkocht moeten kunnen worden.
Omdat de handelstarieven tussen Europa en de Verenigde Staten al extreem laag zijn, moet bijna alle winst van het verdrag (80 procent) komen uit standaardisatie van dit soort aanvullende eisen. Die eisen weerspiegelen echter democratisch tot stand gekomen handelsbeperkingen voor goederen en diensten die niet aan eisen voldoen die Nederlanders om morele of ecologische gronden belangrijk vinden. Denk chloorkippen, genetisch gemodificeerd voedsel. Harmonisatie brengt dus onherroepelijk sociale kosten met zich mee in de zin dat burgers afscheid moeten nemen van wat ze belangrijk vinden. Ook die worden in de studies die de Europese Commissie heeft laten doen verwaarloosd.
De woordvoerder van Unilever noemde TTIP voor het bedrijfsleven een buitenkans. Op mijn vraag of dat ook voor burgers geldt, kwam geen antwoord
Tot slot bagatelliseren de officiële rapporten de schadelijke gevolgen van de investeringsverdragen die in TTIP zijn opgenomen. Volgens deze zogenoemde Investor State Dispute Settlement (ISDS)-procedures hebben multinationals het recht staten aan te klagen als deze boven op de verdragsteksten aanvullende eisen stellen aan toegang tot hun markten. Zoals Jesse Frederiks en Jessica de Vlieger in een serie voor De Correspondent hebben laten zijn deze procedures hoogst ondemocratisch, weinig transparant en uiterst kostbaar voor staten, en dus burgers. De mogelijkheid om op nationaal niveau democratische afspraken te maken over aanvullende eisen waar goederen en diensten die op Nederlandse markten worden aangeboden aan moeten voldoen, wordt hiermee bovendien voor eens en altijd onmogelijk gemaakt.
Meesterlobbyist Willem-Jan Laan, die namens Unilever en VNO-NCW tijdens dat Rondetafelgesprek op 19 mei als eerste het woord mocht voeren, wond er geen doekjes om: voor het bedrijfsleven is TTIP een buitenkans. Op mijn vraag of dat ook voor burgers geldt, kwam geen antwoord. Dat geeft niet, want Unilever en de rest van het grootbedrijf zijn alleen maar geïnteresseerd in minder lasten, lagere eisen en grotere markten. Consumenten zijn welkom, burgers zijn lastig.
Maar van een bewindspersoon van sociaaldemocratische huize zou je verwachten dat ze wel voor het publieke belang opkomt, dat zij de belangen van het grootbedrijf niet verwart met die van burgers, dat zij door grotesk opgepompte voordelen heenkijkt en nadelen voor burger, dier en milieu wel een prominente plek geeft in haar advies aan de Kamer. Dat zij dat heeft nagelaten is tekenend voor de horigheid van de PvdA aan haar corpocratische partner.
Hopelijk steekt het Europese parlement dat straks, na de aardverschuiving van afgelopen week, in nieuwe samenstelling over het uiteindelijke verdrag moet beslissen, een hele dikke stok voor dit monstrum. Maar met de overweldigende meerderheid die de zwart-rode alliantie heeft, ben ik er allesbehalve gerust op.