Schrijf nooit over ufo’s, zei een bevriende journalist toen ik hem twee jaar geleden vertelde dat ik begon als correspondent Ruimtevaart. Wie zich uitspreekt over unidentified flying objects moet kant kiezen: gelovend of sceptisch. En ik ben geen van beide. Of allebei, ik weet het niet. In zo’n geval krijg je in de publieke opinie al snel een aluminiumfoliehoedje op. 

Zonde, het snelle oordeel staat een genuanceerd gesprek in de weg. En te veel scepsis kan de blik vertroebelen. Wordt het niet eens tijd voor een agnostische kijk op vliegende schotels?

"Ik ben een verkoper, dus ik kan mijn verhaal niet en plein publiek bespreken. Als ik dat zou doen, zouden de mensen me vragen wat ik in godsnaam heb gerookt. Maar ik ben 25 jaar geleden twee keer door aliens ontvoerd. De eerste keer plaatsten ze een implantaat achter mijn oor en de tweede keer kwamen ze terug en verwijderden het weer. Ik hoopte altijd dat als ik buitenaardsen zou ontmoeten, ze vriendelijk zouden zijn, maar deze waren dat niet. Ze behandelden me als een dier." Uit het fotoboek Phenomena door Sara, Peter & Tobias.

Dit is het uitgelezen moment om zo’n kijk te oefenen: ufo’s zijn overal. Ze zweven over de pagina’s van strijken neer aan Voor het eerst in lange tijd lijkt er serieuze aandacht te zijn voor een onderwerp dat normaal in de ‘wappie’-hoek belandt. 

Aanleiding is een rapport van het Amerikaanse Pentagon met informatie over nooit eerder vrijgegeven ufo-meldingen. Het moet op 25 juni officieel verschijnen, maar de belangrijkste conclusies lekten begin deze maand uit. 

Hooggeplaatste functionarissen die het rapport al mochten inkijken vertelden The New York Times dat de meeste van de ruim 120 mysterieuze waarnemingen die de Amerikaanse inlichtingendienst onderzocht na onderzoek nog altijd onopgehelderd blijven. aldus de functionarissen, is dat de ufo’s geen Amerikaanse militaire technologie zijn. Verder blijft het vaag: misschien gaat het in sommige gevallen om objecten afkomstig uit China of Rusland – maar er is geen enkele zekerheid dat dat zo zou zijn.

Oftewel: de ufo’s blijven ufo’s. Unidentified, open voor interpretatie. 

En daar wordt het interessant voor iedereen die, net als ik, van onverklaarde zaken houdt.

Misschien komt in de ufo-berichtgeving maar weinig voor

Al zo lang ik me kan herinneren ben ik gefascineerd door wat we niet kennen en niet weten. Door datgene wat ontsnapt aan de menselijke drang tot categoriseren en controleren. 

Locatie van de ufo-crash in Roswell in 1947. Uit het fotoboek Phenomena door Sara, Peter & Tobias.
In de Nevada woestijn, ongeveer 85 mijl ten noordwesten van Las Vegas ligt Area 51, een militaire basis van de Amerikaanse luchtmacht. Het gebied is legendarisch, gehuld in mysterie en te zien in verschillende films, maar wat er echt gebeurt, is voor het publiek onbekend. Dankzij die geheimzinnigheid en de connectie met geclassificeerd vliegtuigonderzoek, vormt het gebied al jaren een rijke bodem voor theorieën over ufo’s en buitenaards leven. Volgens sommigen ligt er het buitenaardse ruimteschip dat in 1947 crashte in Roswell opgeslagen. Anderen geloven dat meerdere buitenaardsen nu in Area 51 wonen en dat het leger met hen samenwerkt om nieuwe vliegtuigen te ontwikkelen op basis van buitenaardse technologie. Uit het fotoboek Phenomena door Sara, Peter & Tobias.

Om dezelfde reden ben ik zo geïntrigeerd door het heelal. Ik hou van ongrijpbare grensgebieden, van de contradicties en onvoorstelbaarheden die ons omringen. Ik hou van de woorden waarmee piloot Kenneth Arnold beschreef wat hij dacht toen hij in 1947 negen schotelvormige objecten voorbij zag vliegen. It’s impossible, but there it is! Het kan niet, en toch is het er. 

In de tijd van Kenneth Arnold werden er vooral veel schotels gemeld. In de daaropvolgende decennia kwamen talloze ufo-varianten voorbij. Driehoekige lichten, pilvormige objecten, vliegende triangels en boemerangvormen. Een ufo is iets wat onmogelijk is en vliegt, in talloze gedaanten. Daarmee is het een lastig containerbegrip, een vat van drie woorden waarin van alles ronddrijft, ook hoaxes en wanen. Van de bestaande ufo’s weten we niet of hun werkelijkheid van psychologische, sociologische of natuurwetenschappelijke aard is. In dat laatste geval weten we niet of ufo’s überhaupt te begrijpen zijn met onze huidige kennis. 

Misschien zijn ze een natuurkundig fenomeen dat we pas over een eeuw zullen begrijpen. Misschien zijn ze een complexe combinatie van verschillende bovenstaande zaken. Misschien, misschien. Ik hou van dat woord, omdat het de verbeelding aanzet. 

Maar ‘misschien’ komt in de ufo-berichtgeving maar weinig voor. 

Zelfs niet nu de uitgelekte conclusie van het Pentagon-rapport meer vragen dan antwoorden oproept. 

Onzekerheid wordt met stelligheid te lijf gegaan

‘Geen bewijs dat ufo’s van buitenaardse wezens’ zijn, Die kop had net zo goed kunnen zijn: geen bewijs dat ufo’s niet van buitenaardse wezens zijn. 

Mooier was geweest: mysterie blijft voorlopig intact. Maar als het op ufo’s aankomt, wordt de onzekerheid met stelligheid te lijf gegaan. Met wat ze niet en wel zijn, met uitsluitsels en vaak voorbarige conclusies. 

Begrijp me niet verkeerd, ik snap de scepsis. De ufo-wereld is diep verstrengeld met die van de complottheorieën. Bizarre ontvoeringsverhalen en excentrieke alien-religies zoals die van de helpen de geloofwaardigheid bepaald niet vergroten.

Met als gevolg dat pleiten voor een meer open houding lijkt op pleiten tegen wetenschap en gezond verstand. 

Schuur met buitenaardse figuur langs de ‘Extraterrestrial Highway’. Uit het fotoboek Phenomena door Sara, Peter & Tobias.

De dubbelzinnige wetenschap naar ufo’s: onderzoeken en ontkennen tegelijk

Dat dit onderwerp zo weinig nuance krijgt, ligt volgens de Franse socioloog Pierre Lagrange in de geschiedenis besloten. De wetenschappelijke houding naar ufo’s is altijd dubbelzinnig geweest, schrijft hij nadat ik hem in een e-mail heb gevraagd hoe hij de nieuwe ontwikkelingen beziet. 

Lagrange doet al 35 jaar onderzoek naar de manier waarop er naar ufo’s wordt gekeken en ziet daarin een reflectie van wat in de antropologie ' wordt genoemd: het idee dat er een gat gaapt tussen rationeel en magisch denken. Die scheidslijn, schrijft hij, is kunstmatig. De werkelijkheid is rommeliger, mensen zijn niet zo makkelijk in categorieën op te delen. Toch zijn de meeste wetenschappers bang om terecht te komen aan de verkeerde kant van die verzonnen kloof, dat kan hun

Het was in een artikel van Lagrange dat ik die mooie, paradoxale uitspraak van Kenneth Arnold tegenkwam. In een verzameling wetenschappelijke beschouwingen van de ruimtevaartcultuur, schrijft de Franse socioloog over de impact van Arnolds waarneming in 1947. 

Tijdens een privévlucht zag Arnolds negen schotelvormige objecten voorbij vliegen die hij op geen enkele manier kon duiden. Na zijn landing nam hij contact op met een lokale krant die er een nieuwsbericht aan wijdde dat in korte tijd door landelijke, en toen door internationale media werd opgepikt. 

Tijdens een privévlucht zag Arnolds negen schotelvormige objecten voorbij vliegen die hij op geen enkele manier kon duiden

Arnolds verhaal als het begin van de ufo-controverse in Amerika. Hij was bij lange na niet de eerste die in de lucht een onverklaarbaar object zag, maar het was wel de eerste keer dat een dergelijk verhaal viral ging. Volgens sommigen omdat het samenviel met de opkomst van de massamedia. Volgens anderen vanwege de maatschappelijke angst  

Het leidde hoe dan ook tot een hausse aan meldingen. Zo veel dat de Amerikaanse overheid vreesde voor massahysterie die de bevolking kwetsbaar zou maken voor psychologische oorlogsvoering

Vanaf dat moment werd de officiële benadering van het fenomeen dubbelhartig. Om erachter te komen of ze al dan geen bedreiging vormden, werd er serieus onderzoek gedaan naar de mogelijke aard van ufo’s. In 1952 werd hiertoe opgezet, een codenaam voor een wetenschappelijke studie naar ufo’s die tot 1968 zou duren. Maar bijna tegelijkertijd werd er door de CIA ingesteld die zich richtte op de vraag welk verhaal het publiek hierover verteld moest worden in order to minimize risk of panic

Al snel ontstond er een tweesporenbeleid van onderzoeken en ontkennen. Serieus nemen en onderuithalen. 

‘Fenomeen onverklaarbaar, geen nader onderzoek nodig’

Het beroemde Condon-rapport uit 1967 is een schoolvoorbeeld van precies die dubbelzinnigheid. Onder leiding van kernwetenschapper Edward Condon doken tientallen onderzoekers in honderden tot dan toe onverklaarde waarnemingen in de Verenigde Staten met de opdracht deze tot de bodem uit te zoeken. Twee jaar veldwerk leverde een rapport op van meer dan negenhonderd pagina’s. 

Kenneth Langley (1960) woont al acht jaar in Rachel (Nevada) sinds een Indiaanse sjamaan hem daarheen heeft geleid. Hij werkt als hotel service manager in een nabijgelegen stad, maar als hij geen dienst heeft staat hij bekend als de ‘desert rat’ genaamd ‘Agent 0051’. Een desert rat is een individu dat veel van zijn of haar tijd doorbrengt in de open woestijn. In relatie tot ufo’s verwijst de term naar mensen die met four-wheel drives de woestijn ingaan op zoek naar antwoorden over buitenaards leven – vooral rond Area 51. Uit het fotoboek Phenomena door Sara, Peter & Tobias.
Astronomische telescoop in de woonkamer van Kenneth Langley. Uit het fotoboek Phenomena door Sara, Peter & Tobias.

Van de negentig waarnemingen uit het rapport bleven er dertig onverklaard. Toch Condon dat nader onderzoek voorlopig niet nodig was, omdat dat wetenschappelijk gezien niets nieuws zou opleveren. 

Verschillende wetenschappers vochten die conclusie aan. Ook medewerkers waren ontevreden. Ze voelden zich niet serieus genomen door Condon, die zelf gedurende het hele onderzoek geen enkel veldwerk had verricht. 

Bijna niemand las de negenhonderd pagina’s aan resultaten, maar de conclusie van Condons rapport werd overal overgenomen. Het omvangrijke Project Blue Book werd stopgezet. Van de 1.236 zaken die in dat project waren onderzocht, bleven er 701 onopgelost. 

In 2017 stond deze dubbelzinnige houding opnieuw in de spotlights. De nieuwssite Politico onthulde samen met The New York Times dat het Pentagon van 2008 tot 2012 een geheim onderzoeksprogramma naar ufo’s runde. Of eigenlijk: naar uap’s, want de beladen term unidentified flying object is bij het Amerikaanse leger inmiddels verruild voor unidentified aerial phenomena. 

Na 2012 ging het onderzoek in afgeslankte vorm door onder leiding van een hooggeplaatste ambtenaar van de veiligheidsdienst, Luis Elizondo, die in 2017 opstapte uit protest tegen rond het programma.

The New York Times publiceerde vervolgens over uap’s met gevechtspiloten die deze hadden waargenomen. Mensen die vreemde verschijnselen in de lucht over het algemeen goed kunnen duiden, die worden geselecteerd op scherp zicht en koelbloedigheid. Ze konden nog altijd op geen enkele manier verklaren wat ze hadden zien vliegen.

Jeremy Kenyon Lockyer Corbell (1977) deed de afgelopen zeven jaar onderzoek naar ufo’s en maakte er films over. Uit het fotoboek Phenomena door Sara, Peter & Tobias.

Niet minder, maar meer wetenschap is nodig

Sinds dit nieuws naar buiten kwam is de interesse in ufo’s – of uap’s – wereldwijd toegenomen. De pandemie werkte daarbij als deeltjesversneller.

Wie iets wil weten moet eerst het niet-weten aanvaarden

Dat deze fascinatie juist nu weer oplaait heeft misschien te maken met het groeiende wantrouwen richting wetenschap en instituties. En het helpt niet dat wetenschappers zich bij voorkeur afzijdig houden van dit onderwerp. Het beste antwoord is niet minder, maar juist méér wetenschappelijke betrokkenheid. Niet gedreven vanuit scepsis, maar vanuit nieuwsgierigheid.

Voordat we de vraag stellen wat we zien moeten we ons eerst afvragen hoe we hiernaar kijken, stelden planeetwetenschapper Ravi Kopparapu en astrofysicus Jacob Haqq-Misra vorige week in Ultimately’, zeggen ze, ‘uap is a science problem, let’s treat it that way.

Met dat laatste ben ik het maar gedeeltelijk eens. Ufo’s zijn niet alleen interessant als wetenschappelijk onderzoeksobject, ze vertellen ons ook iets over onszelf. Ongeacht hun aard weerspiegelen ze door de jaren heen onze omgang met onzekerheid. De talloze waarnemingen kunnen ons doen inzien dat we misschien niet alles kunnen verklaren. Een belangrijk besef. Want wie iets wil weten moet eerst het niet-weten aanvaarden. 

Of het nu een nieuwe natuurkracht betreft, een buitenaards contactverzoek of een fata morgana van de menselijke geest, er valt hoe dan ook iets te ontdekken. Over het heelal, de wereld, of onszelf. De uitspraak van piloot Kenneth Arnold geeft ons wat mij betreft de mooiste denkrichting. It seems impossible, but there it is. 

Over de beelden Wat maakt het ufo-fenomeen? Is het een commercieel winstgevend verhaal, een waanvoorstelling met sociale gevolgen, een religieuze mythe of een werkelijk fysiek fenomeen? Het fotoboek Phenomena, door de Deense fotografen Sara Galbiati, Peter Helles en Tobias Markussen, neemt ons mee op reis door een gebied in het zuidwesten van de Verenigde Staten. Dit gebied staat bekend om het breed gedeelde geloof in buitenaards leven. Sara, Peter en Tobias kozen er bewust voor om zo kritisch, maar onbevooroordeeld mogelijk te opereren in de hoop om tot nieuwe inzichten te komen over de waarheid en betekenis van ufo’s. Bekijk hier meer werk van Sara, Peter en Tobias

Lees ook:

Deze Chinese sciencefiction-hit combineert wilde ideeën over leven en dood met harde wetenschap In het eerste boek van de Chinese sciencefictiontrilogie The Three-Body Problem probeert een door natuurproblemen geplaagde beschaving op een andere planeet contact te leggen met de aarde. Wetenschappelijke passages worden afgewisseld met soms ronduit bizarre ideeën. De toon is gezet voor een episch verhaal. Lees het verhaal van Dimitri Tokmetzis terug