Groener leven? Begin bij een kleiner huis
Een modern huis is aardgasvrij, heeft zonnepanelen en een warmtepomp. Maar de grootste energiebespaarder blijft buiten beschouwing: kleiner wonen. Waarom?
Toen ik een aantal jaar geleden een artikel schreef over aardgasvrij wonen, sprak ik veel mensen met groene idealen. Ze hadden zonnepanelen op het dak, een warmtepomp op zolder, elektrische fietsen voor de deur. Er was één ding dat niet in dat beeld paste. Allemaal hadden ze een groot huis.
Ik was toen meer bezig met technologische oplossingen, zoals de dikte van de isolatie, de aanleg van warmtenetten en vooral waarom dat laatste maar niet wil vlotten.
Inmiddels zit ik op een ander spoor.
De afgelopen decennia zijn Nederlanders, parallel aan al die energiebesparende maatregelen, een stuk groter gaan wonen. In Amsterdam bijvoorbeeld steeg het gemiddelde woonoppervlak per persoon sinds 1990 met 20 procent.*
Energiebesparing werkt zichzelf tegen
Doordat we steeds groter wonen, maken we de winst van de nieuwste energiebesparende snufjes deels weer ongedaan. Ironischer nog: maatregelen om energie te besparen, werken groot wonen zelfs in de hand, en zichzelf daarmee tegen.
Hoe dat zit, leerde ik van duurzaamheidsonderzoeker Katherine Ellsworth-Krebs. Zij interviewde mensen die hun huis hadden verbouwd om het energiezuiniger te maken* – stuk voor stuk welvarende, milieubewuste types. Wat haar opviel: de meesten van hen hadden hun huis ook meteen uitgebouwd. Terwijl ze uit het oogpunt van energiebesparing beter af waren geweest zonder die extra serres, studeerkamers en gastenvertrekken.
Dat haar proefpersonen geen probleem zagen in hun nieuwe kamers, komt volgens de onderzoeker door de manier waarop het energieverbruik van huizen wordt gemeten. Een huis krijgt een goed energielabel als het heel efficiënt is, dus weinig elektriciteit en warmte nodig heeft per vierkante meter. Het totale energieverbruik van een woning speelt geen rol bij dat label.
Een huis kan dus op papier veel duurzamer worden, terwijl het de facto evenveel – of misschien zelfs meer – energie verbruikt. Soms is de toegenomen efficiëntie zelfs een reden om groter te gaan wonen. Want doordat het huis per vierkante meter minder verbruikt, gaan de kosten voor de verwarming of airconditioning niet omhoog.
En dat geldt niet alleen voor individuele huizenbezitters. Ook bouwbedrijven en ontwikkelaars kunnen zich keurig houden aan alle duurzaamheidseisen en toch meewerken aan een stijging van het energieverbruik, doordat ze steeds groter bouwen.
Het is een beetje zoals met Tesla’s. Ze veroorzaken minder CO2-uitstoot dan benzineauto’s. Maar waarom zijn er überhaupt zulke zware energieslurpende bakken nodig?
Wereldwijd neemt het energiegebruik van huizen toe
Het bouwen van steeds meer en grotere huizen heeft verstrekkende gevolgen. Wereldwijd is het energieverbruik van gebouwen sinds 2010 elk jaar 0,5 tot 1 procent efficiënter geworden, blijkt uit cijfers van het Internationaal Energie Agentschap (IEA). Maar het totale gebruiksoppervlak van gebouwen is jaarlijks ook met 3 procent gegroeid. Daardoor neemt het totale energiegebruik juist toe.*
We zullen ook minder moeten consumeren. We kunnen er niet van uitgaan dat we alle energie duurzaam kunnen maken
Dit komt vooral door de snelle nieuwbouw in ontwikkelingslanden. In Nederland is het totale energieverbruik van huishoudens wel degelijk gedaald,* maar ook hier staat die winst onder druk. Als we de klimaatdoelen van Parijs willen halen, zullen Nederlandse huishoudens tot 2030 3,4 miljoen ton CO2 minder moeten uitstoten dan ze op basis van het huidige beleid zouden doen.
Dat doel hoeven we niet met energiebesparing alléén te bereiken. Als een huis wordt verwarmd of gekoeld met zonne- of windenergie, veroorzaakt dat geen uitstoot van broeikasgassen. ‘We zullen ook minder moeten consumeren. We kunnen er niet van uitgaan dat we alle energie duurzaam kunnen maken’, zegt Ellsworth-Krebs.
Groot wonen is geen behoefte op zich
Hoe krijg je mensen zover dat ze kleiner gaan wonen? Net zoals je de (Tesla)rijder niet zomaar de trein in krijgt, zul je mensen met een villa niet blij maken met een klein appartement, zou je denken.
Maar hier is iets geks aan de hand. Een groot huis is geen behoefte op zich. Het gaat om de vraag waarom mensen groot wonen, en of een kleiner huis ook aan hun verwachtingen kan voldoen.
De mensen die Ellsworth-Krebs naar hun woonwensen vroeg,* hadden het niet over het oppervlak van hun huis. Belangrijker was voor hen de mogelijkheid om hun eigen muziek te luisteren, of ongestoord te studeren. Ze wilden graag een logeerkamer voor gasten, en een grote eettafel voor vrienden.
Hoe klein wonen aantrekkelijk kan worden
Voor al deze dingen hoef je niet per se een groot huis te hebben. Een kleine, goed geïsoleerde kamer geeft evenveel privacy als een grote. De woonkamer met grote eettafel kan op een ander moment studeerkamer zijn, met slaapbank voor als er gasten komen. En als kinderen het huis uit zijn, kunnen de ouders besluiten een kamer te verhuren.
Er is een groep mensen die het klein wonen al heeft omarmd: de tinyhousebeweging. Zo’n minihuisje is voor velen misschien weer te veel van het goede (of liever gezegd: te weinig). Maar dit kunnen we van de beweging leren: wie echt energie wil besparen, moet kleiner gaan wonen. Dat is minder aantrekkelijk dan het installeren van een warmtepomp, want het betekent spullen wegdoen en gedag zeggen tegen de studeer- of gastenkamer. Misschien is het daarom een oplossing die we liever negeren, maar energiezuinig leven en groot wonen gaan niet samen.