De oorzaak van veel meer problemen dan je denkt: grondbezit
Privébezit van grond veroorzaakt ongelijkheid en draagt bij aan de uitputting van de aarde. Maar er zijn alternatieven, laat journalist Simon Winchester in zijn boek Land zien.
Er is een populaire mythe over land: als onduidelijk is van wie het is, gaat het beheer ervan faliekant mis. Omwonenden zullen zo veel mogelijk van het land claimen, met hoge muren, gewapende conflicten en een uitgeputte bodem tot gevolg.
Tragedy of the commons heet dit verhaal, in het Nederlands ‘de tragedie van de meent’. Ik hoorde er zelf voor het eerst over toen ik op scholen workshops gaf over globalisering. Een van onze oefeningen was een rollenspel waarin twee dorpen een (op papier getekende) visvijver deelden. De leerlingen bepaalden zelf hoeveel ze uit die vijver mochten vissen, en dus hoeveel er over zou blijven voor het andere dorp. Op het papier tekenden ze hoe het beheer eruitzag.
Elke keer als we het spel speelden, kwam de tekening vol te staan met hekken en afweergeschut, waarmee de groepen zich een zo groot mogelijk deel van de vijver toe-eigenden. Niemand waagde het erop minder te vissen, met het risico dat de anderen er met het grootste deel vandoor zouden gaan.
Kortom: het spel mondde elke keer uit in de tragedie van de meent.
Allemaal een eigen stukje land
Maar de werkelijkheid is anders dan het rollenspel met de vijver. Bezit is niet de oplossing voor conflicten, maar juist de oorzaak ervan. Dat wist ik al langer, maar hoe vergaand de gevolgen van grondbezit zijn, realiseerde ik me pas toen ik het dit jaar verschenen boek Land van de Britse journalist Simon Winchester las.
Als een van de vele voorbeelden noemt Winchester de inheemse volkeren in de Verenigde Staten, die ooit het hele land tot hun beschikking hadden en het beheerden zonder de natuur uit te putten. Maar toen de Europeanen kwamen, wilden die allemaal een eigen stukje land.
Het leidde tot absurde scènes. Neem de oprichting van de stad Guthrie in de staat Oklahoma in 1889. Na een startsein mocht een mensenmassa op paarden en in wagens de al vastgelegde grenzen van de toekomstige stad binnenstormen, om zo snel mogelijk een kavel te bezetten. Dat het land allang in gebruik was, deerde ze niet. De oorspronkelijke bevolking werd verbannen naar kleine reservaten, waar veel van hun nazaten ook nu nog wonen.
Natuurlijk, de kleine grondbezitter heeft niet het doel om zo rijk mogelijk te worden. Die moet gewoon ergens wonen
De kolonisten waren niet uit op een eigen stukje land omdat dit conflicten voorkomt. Hun motivatie was economisch: door land te bewerken, kun je er geld mee verdienen. En omdat het schaars is, wordt het ook vanzelf meer waard. Het is dezelfde logica die tegenwoordig zit achter de stijgende huizenprijzen, en achter beleid dat huizenbezit (en daarmee grondbezit) bevordert. Want wie land heeft, bouwt kapitaal op.
Natuurlijk, de kleine (huis- en) grondbezitter heeft niet het doel om zo rijk mogelijk te worden. Die moet gewoon ergens wonen. Maar wat Winchester bewijst, is dat het systeem waarin land wordt afgebakend, waarin het een economische waarde krijgt toebedeeld en kan worden verkocht, ongelijkheid en uitputting van de aarde in de hand werkt.
Dat is het beste zichtbaar als we kijken naar de mensen die het meeste land in hun bezit hebben. Winchester vertelt over de grootste grondbezitter op aarde, de Australische Gina Rinehart. Zij wil zo veel mogelijk verdienen met de ijzerertsmijnen op haar grondgebied. Een deel van haar winst stopt ze in organisaties die twijfel zaaien rondom klimaatverandering.
Hoe kan het anders?
Maar ook vandaag de dag zijn er alternatieven voor het privébezit van grond. Winchester beschrijft het Schotse eilandje Eigg, dat de bewoners in 1997 wisten te kopen van de grootgrondbezitter die tot dan toe de eigenaar was. Het eiland is nu geen privébezit meer, maar in handen van een organisatie die het namens de bewoners beheert.
In 2016 werd het recht van een gemeenschap om de grond onder haar huizen te kopen verankerd in de Schotse wet. Inmiddels zijn er zo’n zeshonderd stukken land – samen ongeveer tweeduizend vierkante kilometer – in handen van de gemeenschap die er woont.
Soortgelijke initiatieven bestaan onder andere in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Brazilië, waar de community land trust aan populariteit wint. Deze organisaties garanderen hun leden een plek waar ze betaalbaar kunnen wonen. Zij laten op kleine schaal zien wat de oorspronkelijke bewoners van de Verenigde Staten al wisten: gemeenschappelijk beheer van grond leidt niet tot conflicten.
Wijziging 21 juli: Aanvankelijk stond in het stuk dat de inheemse volkeren van Amerika het land ‘gezamenlijk beheerden, zonder elkaar in de weg te zitten.’ Maar dat klopt niet: ze kenden wel degelijk grondbezit. De zin is daarom aangepast.