Deze kajakker is zijn eigen kustwacht. Want gevaar kun je beter zélf onderzoeken
Jaco Benckhuijsen is pianist en avonturier. In zijn vouwkajak vaart hij langs onherbergzame, soms huiveringwekkende gebieden. Als je je niet laat tegenhouden door gevaar, maar het onderzoekt, wordt je wereld ‘ineens honderd keer zo groot’, vertelt hij.
Jaco Benckhuijsen doceert aan het Conservatorium van Amsterdam, maar als het even kan zoekt hij de wildernis op. Hij vaart met een kajak langs de meest onherbergzame streken van de wereld, waar de mens slechts met moeite standhoudt. Langs de rafelranden van de wereld, zoals de ondertitel luidt van het boek dat hij in 2019 publiceerde: Man in het wild.
Het boek is niet alleen meeslepend geschreven, maar er zit ook iets paradoxaals in. Het neemt je mee naar een wereld waar de menselijke dimensie plaatsmaakt voor iets wat duizelingwekkend veel groter is. Voorbij de taal, zou je kunnen zeggen. En dat maakt het fascinerend.
Benckhuijsen vertelt over drie grote tochten, die soms het uiterste vragen van zijn instinct om te overleven. In de Beringzee vaart hij langs de Aleoeten, een gigantisch lint van eilanden tussen Alaska en Siberië, rond de evenaar bij Papoea-Nieuw-Guinea en bij Vuurland, in het uiterste zuiden van Chili en Argentinië. Hij komt in contact met verafgelegen culturen waar soms al in geen jaren een vreemdeling is gesignaleerd. Het is ook een confrontatie met de schitterende schoonheid van de landschappen die oeroud zijn en iets ongenaakbaars hebben.
Man in het wild is ook een zelfportret. Je leert Jaco kennen in een aantal buitengewoon riskante situaties, waar hij volledig op zichzelf wordt teruggeworpen. Juist daar ontdekt hij wat voor hem essentieel is in het leven. Meebewegen en bereid zijn, die twee dingen vormen de kern van zijn levenskunst.
Met het boek was het verhaal nog niet af. Er moest ook muziek komen. Dit voorjaar bracht Jaco Benckhuijsen een album uit met stukken van eigen hand. De titel is hetzelfde: Man in het wild. De toon is anders. Sereen. Nachtelijk. Eindeloos.
Zijn vaarmiddel is een vouwkajak. Hij past in een grote tas. Als ik de schrijver/componist opzoek in zijn huis in Amsterdam ligt het bootje dubbelgevouwen in de motregen op zijn balkonnetje.
Hij ziet er een tikkie sneu uit zo...
‘Dat komt omdat hij dubbelgevouwen is. En een deel van het frame is eruit gehaald zodat hij op mijn balkonnetje past.’
Je denkt: dit kan niet, dit is veel te kwetsbaar.
‘De kwetsbaarheid, die nietigheid, is ook de kracht van de boot. Hij is gemaakt om mee te bewegen. Hij heeft een soort huid van kunststof. Die zit over een frame gespannen. Als je op een rots terechtkomt, kan er een scheurtje in komen. Als je goed kijkt zie je allerlei plakkertjes.’
Zoals je een fietsband plakt?
‘Juist, zo plak je ook een kajak. Ik heb altijd een plaksetje bij me. Je knipt een plakkertje uit en lijmt het erop en dan is de boot weer waterdicht.’
Daarmee trotseer je oceanen; onherbergzaamheid.
‘Het zijn de volkeren in het noorden die het hebben uitgevonden. Hun boten waren van hout en walvisbotten en zeeleeuwenvel. Met zo’n klein bootje kun je inderdaad de zee op, als je de techniek kent. De boot is maar de helft van je overleving. De andere helft ben jijzelf. Een fiets heeft jou nodig om overeind te blijven. Dat is met een kajak ook zo. Een zeilboot of een roeiboot drijft van zichzelf. Je kunt heen en weer lopen. Een kajak snoer je om jezelf heen, je zit erin vast, en stuurt met je heupen en je knieën. En met je peddel.’
Het is, zoals techniek vaak wordt gezien, een verlengstuk van je lichaam? Je voelt elke beweging van het water in je lijf?
‘Ja, de kajak, de peddel en jij vormen een drie-eenheid. Als je op hoge zee vaart heb je golven die van voren, van achteren, van opzij komen. In het begin is dat eng. Je denkt: ik moet de golf zien aankomen, dan kan ik me voorbereiden. Op een gegeven moment wordt het net als op de fiets. Je denkt niet meer: o dit gaat mis. Je kunt loslaten, je lijf heeft de klap die van achteren komt al gecorrigeerd voordat je er zelf erg in hebt. De kajak wordt een onbewust verlengstuk van jezelf. Zoals je dat ook met een skateboard of een surfplank kunt hebben.’
Je schrijft ergens: 'Er zit een kastanjeboom in mij.' Schitterende zin, over een andere verhouding van de mens met de omgeving.
‘Dat is precies hetzelfde. Als kind woonde ik in een gebied met weilanden. Ergens stond een grote kastanjeboom waar ik vaak in klom. Van daaruit kon ik de wereld overzien, het was gewoon schitterend om onder het groene bladerdak te zitten. Ik klom zo vaak in die boom dat ik het nu nog steeds voor me kan zien. Hij bestaat al jaren niet meer, maar nog steeds weet ik welke tak waar zit en welke bewegingen ik maakte. Je lichaam heeft een geheugen waarmee het zich op een intieme manier verbindt met de buitenwereld. Dat vind ik bijzonder. Dat ervaar ik ook als pianist. Of met de kajak. In ons werkende leven is het niet meer aan de orde om fysiek contact te zoeken met je omgeving. Ik miste dat. Dus ik ben plekken gaan opzoeken waarbij dat moet, anders red je het niet.’
Je vindt iets nieuws dat verrijkend is?
‘Ik heb het gevoel dat we daar ooit voor gemaakt zijn. Ik doe niks nieuws, misschien dat ik iets terughaal van wat wij in onze cultuur zijn vergeten. Het is begonnen met pianospelen. Je voelt via je lichaam een intiem contact met de buitenwereld.’
Verbondenheid dus?
‘Fysieke verbondenheid, en dat is heel vreugdevol! Sporters zullen dat allemaal hebben.’
‘Ik heb me afgevraagd: waarom vaar ik zo graag met zo’n kleine boot in allerlei uithoeken van de wereld? Een van de redenen is dat het fysieke urgent wordt. Het fysieke is verbannen naar onze vrije tijd, ik vind dat een onderschatting van het fysieke. Ik wil het een belangrijkere plaats geven, in situaties waar het mijn overleving bepaalt. Het wil niet zeggen dat je ieder moment dood kunt gaan, maar het scherpt je bewustzijn van de omgeving. Je moet kunnen meebewegen.’
Je boort een schat aan ervaring aan, je leert hoe te leven.
‘Dat zou je kunnen zeggen, ja. Je kunt die verbondenheid ook geestelijk ervaren, maar ik vind dat wij mensen meer lichaam zijn dan we denken.’
Je hebt het over 'meebewegen'. Is dat de belangrijkste levensles?
‘Ik denk het wel. Iedereen ervaart dat, er zijn krachten in het leven waar je geen enkele invloed op hebt. Je zou het wel willen, maar het gaat niet of nauwelijks. Als je met zo’n bootje – dat door de Inuit is uitgevonden – de oceaan op gaat, is de oplossing om je niet tegen de golven te verzetten, maar je te laten optillen. Of zelfs je te laten omslaan en weer naar boven te komen. Dat kan goed.’
In plaats van je met spierkracht te verzetten?
‘Verzet is totaal kansloos. Ik stond op een gegeven moment op de asvlakte van de Aleoeten, die zijn vulkanisch. Ik was al een paar weken aan het rondvaren. Je ziet een vulkaan die er al honderdduizenden jaren ligt. De Beringzee is tienduizend jaar geleden volgelopen. Ineens zie je dat de dimensies waarin je beweegt wel wat groter zijn dan wat je normaal gesproken in de stad ziet. Je zit in een stroom die je nauwelijks kunt zien in je normale leven. Je wordt voortgesleurd door de tijd.’
Of door maatschappelijke krachten, bijvoorbeeld?
‘Maatschappelijke en biologische. Het feit dat je ouder wordt en doodgaat en het leven doorgeeft aan een volgende generatie. Dat is allemaal oké, want het is de bedoeling, dat is wat het leven heeft bedacht. Wat je in de kajak leert kun je dus op een heleboel andere manieren toepassen. En dat is leerzaam geweest voor mij. Ik was namelijk iemand die zich graag verzette tegen hoe de dingen liepen. Meebewegen levert vaak mooie oplossingen.’
In je boek vind je woorden voor een gebied waar mensen nauwelijks komen, voorbij de taal bijna. Fascinerend vind ik dat.
‘Dank je. Ik ben gewoon gaan zoeken naar woorden die zouden omschrijven wat ik daar voel. Het was een soort gedachte-experiment. Ik deed die tochten altijd alleen, en voor mezelf. Wat is er nou over te vertellen? Je loopt alleen over de toendra, het is moeilijk, je wordt moe, en dan red je het toch. Je rust uit en de dag daarna doe je weer hetzelfde!’
‘Maar ik dacht: kan ik er toch woorden voor vinden? Voor de baai die ik oversteek, waar de golven met een bepaalde vinnigheid en felheid tegen mijn kajak botsen, alsof ze hem omver willen gooien, kan ik er woorden voor vinden hoe het voelt, hoe de golven zich gedragen, alsof ze tegen me spreken. Je krijgt het gevoel dat ze een persoonlijkheid hebben. Ik ontdekte dat je daar woorden voor kunt vinden. Zo zijn die verhalen ontstaan. Het bleek uiteindelijk niet te gaan over het schema dat het moeilijk is, maar dat je het toch redt. Het ging over de schoonheid van de natuur; de problemen die je tegenkomt en die je met een stukje touw moet oplossen.’
En over je eigen psyche die je leert kennen.
‘Leren hoe je reageert en hoe je kunt omgaan met de dingen waar je voor gesteld wordt. Saaiheid bijvoorbeeld. Een oversteek van zes uur maken op een mistige zee is het toppunt van saaiheid. Ik heb die tochten niet gemaakt om het op ieder moment aangenaam te hebben. Dat was nooit het doel. Ik zet mezelf in een situatie en dan neem ik alles erbij, als het zwaar wordt, of koud, of het regent een paar dagen, dat neem ik er allemaal bij. Ik ga niet zeggen: dit was niet de bedoeling, nu houd ik ermee op. Dit is hoe het is. Soms is het saai. Daar vind je iets op. In mijn geval, omdat ik muzikant ben, speel ik muziekstukken af in mijn hoofd om de tijd aangenaam door te brengen.’
Met het boek was het verhaal nog niet af: je wilde er per se ook muziek over schrijven.
‘Het waren in mijn leven altijd drie losse draadjes die zich los van elkaar ontwikkelden. Ik heb conservatorium gedaan, ik ben pianist, en dat breidde zich uit naar allerlei andere muzikale activiteiten zoals produceren, arrangeren, bandleider zijn, docent zijn. De tochten die ik maakte voelden voor mij niet als iets creatiefs of kunstzinnigs.’
Daar ben je avonturier.
‘Juist even weg van al het gedoe wat je rond de muziek en het leven in de stad kunt hebben. Schrijven, daarnaast, deed ik af en toe, en nam ik niet serieus. Dus toen ik begon met schrijven en dat uitmondde in een boek, dacht ik: het is dus mogelijk om die avonturen te gebruiken als een bron van creativiteit. En dat is mooi, want in die tochten ben ik alleen. Ik maak iets mee wat essentieel is voor een mensenleven. Via een boek kan ik er andere mensen ook een plezier mee doen. Toen dat af was, was het een interessante stap om te kijken of ik mijn muziek ook ten dienste kon stellen van die reizen.’
Met je muziek vertel je een ander verhaal. Het gaat vooral over sereniteit, varen in de nacht, in je eentje, als alles stilvalt, dat soort ervaringen?
‘Ik heb geprobeerd de meest krachtige gevoelens in muziek te vertalen. Het bijzondere van muziek is dat het vrijwel iedere menselijke ervaring kan uitdrukken. Kracht, verlies, geilheid, onrechtvaardigheid; intellectuele gedachtespinsels en fysieke ervaringen. Het kan ook het gevoel uitdrukken dat je alleen over een zee uitkijkt waarvan je weet dat die er al miljoenen jaren ligt en iedere dag komt die zee tweemaal naar voren. En dan gaat hij weer naar achteren. En dat blijft hij doen. Ook die ervaring kun je in muziek omzetten.’
‘Je vaart langs een groot rotsblok dat er al lag voordat er überhaupt mensen waren. Ik vaar erlangs in één minuut en dan ben ik weer weg. Dat rotsblok ligt daar nog een miljoen jaar of zo. Het besef dat de dimensies waarin we ons begeven zo ontzettend groot zijn, geeft ontzag. Dat is een van de ervaringen die ik probeer te vatten in muziek.’
Tijd dus, een andere tijdservaring.
‘Dat was lastig. Ik heb veel met Alex Roeka gewerkt, hij is een meester in het schrijven van songs van een paar minuten over persoonlijke ervaringen. Het zijn compacte momentopnamen. Als je lang alleen bent in de natuur krijg je juist het gevoel dat de tijd zonder einde en zonder begin is. Als je dat in muziek wilt vangen, moet je het gevoel geven dat de tijd rekbaar is. Wat mij geholpen heeft in die zoektocht is muziek van Steve Reich, Music for 18 Musicians. Het repetitieve geeft een gevoel van eindeloosheid en ongenaakbaarheid. Toen ik dat hoorde, kreeg ik er meteen beelden bij van de rotseilanden die ik bij Kaap Hoorn gezien had. Precies die ongenaakbaarheid. En rust. En het onpersoonlijke. Je kunt dus heel goed dit soort haast onmenselijk grote dimensies weergeven in muziek.’
Je moest de mens eruit zien te halen, omdat het raakt aan een dimensie die veel groter is dan de mens. Ergens stel je de vraag of de eenzaamheid deel uitmaakt van de schoonheid die je overweldigt. Prachtige vraag. Wat is het antwoord?
‘Ik denk het wel. Ik herinner me dat ik langs de Aleoeten voer in mijn eentje, het water spiegelde schitterend, het was een paar dagen slecht weer geweest met veel storm en ineens was de zee weer rustig. De zon scheen, je zag prachtig licht weerspiegeld. Iemand heeft eens tegen mij gezegd: er is niks mooiers dan samen met iemand anders iets moois mee te maken. Dat snap ik ook. Maar in mijn eentje had ik ook een magnifieke ervaring. Dat was net zo fantastisch. En ik dacht: juist dat ik helemaal alleen ben, is een deel van de schoonheid. De verlatenheid maakt er deel van uit. Zo ervoer ik dat. Het leuke is dat ik het achteraf aan mensen heb kunnen vertellen, dan heb je van twee werelden het beste.’
Je hebt ook muzikale ervaringen. Een mooi voorbeeld is dat je Chopin speelt in een café op een van die van God verlaten Aleoeten.
‘Dat was op Kodiak Island. Ik realiseerde me pas later hoe bijzonder dat was. De Aleoeten horen nu bij Amerika. Vroeger waren ze Russisch. Tot 1870. Er zijn dus sporen van de Russische cultuur; in elke nederzetting is bijvoorbeeld een Russisch-orthodoxe kerk. En Chopin is een Slavische componist. Ik was via Amerika naar Alaska gegaan en ontmoette daar dus de resten van een cultuur die van de andere kant was gekomen. Ik kwam via het westen in contact met mensen uit het oosten met Chopin in mijn vingers. Dat was een fascinerend moment.’
Muziek kan je meevoeren naar plekken waar de menselijke existentie ophoudt. Maar aan de andere kant, en net zo waar, is het een communicatiemiddel dat mensen bij elkaar brengt.
‘Muziek als middel om contact te maken, daar heb ik veel aan gehad in Papoea. Dat was geen tocht waar ik continu alleen was. Ik had altijd een kleine mondharmonica in mijn broekzak. Omdat je daarmee makkelijk contact kunt leggen. Er waren altijd mensen of kinderen die op me af kwamen rennen, als je dan wat speelt heb je snel contact.’
En ze antwoordden ook?
‘Een van de Papoea’s had een oude gitaar, die speelde daar graag op. We hebben veel samen gespeeld, echt de vreemdste liedjes die daar op een of ander manier waren komen aanwaaien. Omdat zij een kolonie zijn geweest. Ze konden Stille nacht spelen, maar ook volksliedjes van de Solomoneilanden die daar niet zo ver vandaan liggen.’
‘Het was een fascinerende mengeling van culturen. Dat is niet altijd even prettig, want je ziet de resten van de oorspronkelijke cultuur en de enorme verwoesting die is aangericht.’
Dat is tragisch. Je vaart dus langs de rafelranden van de wereld op zoek naar een wereld die niet is aangetast door de mens?
‘Die wereld bestaat niet meer. Wij hebben een romantisch idee van ongereptheid. Iets bijzonders en moois waar we naar terug kunnen. Maar toen de mensheid zich voor het eerst verspreidde over de aarde heeft zij het ecosysteem al grondig veranderd. Zowel in Amerika als in Australië zijn de grootste zoogdieren uitgestorven rond de tijd dat de mensen zich daar gingen vestigen. Er bestaat geen plek meer waar mensen geen invloed hebben gehad. Die bestaat al duizenden jaren niet meer. Er is het idee dat mensen afgescheiden zijn van de natuur, en met hun cultuur de natuur kapot hebben gemaakt. Maar als je de mens ziet als een deel van de natuur, wat net zo goed waar is, dan kun je ook zeggen dat de mens zich gedraagt zoals de meeste dieren zich gedragen. Ze proberen te leven, en ze volgen hun instinct, en dan krijg je dit. Ongereptheid bestaat niet. En het is de vraag of het nastrevenswaardig is.’
Het moet je soms verdrietig hebben gestemd?
‘De verwoeste culturen die ik heb gezien hebben veel indruk op me gemaakt. Je voelt je daar heel triest onder, inderdaad.’
Laatste onderwerp: leven en dood. Je brengt jezelf soms in levensgevaar.
‘Ik moet eerlijk zeggen: ik weet het niet. Ik heb het overleefd, dus hoe gevaarlijk is het geweest? Hoe groot was het risico dat het fout liep, dat weet je nooit zeker. Ik zie het als een vorm van zelfredzaamheid. Wij leven in een samenleving waarin men jou probeert te beschermen tegen gevaren. Omdat men ervan uitgaat dat je problemen niet zelf kan oplossen. Bij een onweersbui krijg je code oranje. Ik houd daar niet van. Als mens kun je je prima tegen gevaren wapenen, als je maar, net als met die boot, leert meebewegen. Je moet leren hoe de dingen in elkaar zitten. In plaats van jezelf hulpeloos en onwetend te houden over mogelijke risico’s, kun je die gevaren ook onderzoeken. Dat is volgens mij de manier om met gevaren en met angsten om te gaan. Je moet onderzoeken waar precies het gevaar in zit.’
‘Dan blijkt het minder absoluut te zijn dan je denkt. Van een orka of ijsbeer heb je snel het idee dat hij jou wil aanvallen en opeten. Dat is niet zo. Zo’n dier maakt ook een instinctieve calculatie: heb ik er op dit moment zin in? Heb ik honger, ziet die jongen er een beetje hulpeloos uit? Als je het gedrag van een dier kent, zie je dat er veel manieren zijn om ermee om te gaan. Er zijn mensen die leven langs rivieren waar krokodillen zitten. In plaats van te denken dat de reisleider, of de overheid, of de kustwacht voor mij het gevaar afwendt, onderzoek ik het liever zelf. Dan is je wereld ineens honderd keer zo groot. Omdat je niet hoeft te wachten tot iemand zegt dat het veilig is.’
Tamar Valkenier is een avonturierster die net zulke enge dingen doet als jij. Zij leed ooit aan angststoornissen. Ze zegt, in gevaarlijke situaties: word kalm, want het gevaar is reëel, je gaat handelen.
‘Ik snap heel goed wat ze bedoelt. Als gevaar minder concreet, minder grijpbaar is, dan is het beangstigender. Als er concreet gevaar op je afkomt, zet angst zich om in actie. Daarmee verdwijnt hij. En je wendt het gevaar af. Bij Vuurland had ik geen toestemming om te varen. Na een paar gesprekken met de lokale bevolking ben ik toch gaan kajakken. Onder de radar. Het is het goed bewaakte grensgebied tussen Argentinië en Chili. Die hebben grensconflicten gehad, dus er stonden allerlei observatieposten waar ik ’s nachts of vlak onder de kust langs moest. Toen ik aan het peddelen was, wist ik niet of mensen mij aan het observeren waren met hun verrekijkers. Misschien wel, misschien niet. Die onzekerheid, dat onzichtbare gevaar, was voor mij veel moeilijker. Zo is het ook met veel gevaren, als je het gevaren kunt noemen, in onze cultuur. Hoe mensen over je denken. Dingen die zich in de toekomst afspelen. Dat geeft veel meer stress dan dingen die concreet zijn.’
Het lukte je om te ontsnappen aan de surveillance. Je bereikt je doel, een gebied zonder mensen. En toen ging het mis. Wat gebeurde er?
‘Ik had mijn einddoel gehaald, ik was ontspannen en een klein beetje mijn waakzaamheid verloren, denk ik. Ik voer onder die rotswand door en voelde een diepe voldoening. Op dat punt botsen de golven vanuit de Zuidelijke IJszee, Antarctica, waar het vaak stormt, op een van die uiterste punten van Zuid-Amerika. De golven daar zijn vrij hoog en slaan dan om. Ik wilde er netjes omheen varen maar ik werd omvergegooid door een ijskoude en bijzonder hoge golf. Ik kon op dat moment niet overeind komen. Dus ik lag naast mijn kajak en werd om de haverklap overspoeld door die enorme golven. Het was koud, er was maar een klein plekje waar ik op land kon. Die golven sloegen natuurlijk op dat kleine steile kiezelstrand dus ik moest mijn best doen om het vege lijf en de kajak te redden.’
Dat is het nietigste moment. Je zit op de rand van het leven.
‘Ik was ijskoud. Ik trilde. Dreigde onderkoeld te raken. Dat probleem moest ik oplossen. Daarna moest ik de boot zien leeg te krijgen en een moment vinden om weer door de branding heen op het water te komen. Als je eenmaal in de boot zit en je spatzeil om hebt en de peddel in je hand, is er niet zo veel aan de hand. Maar om daar te komen moet je de boot in het water zien te krijgen en dan erin, dat is een wankel moment. Het was intens omdat je één kans hebt, zo voelde het. Je ziet een patroon in de golven, in een bepaald ritme. Je moet tussen twee lage golven precies getimed de boot het water in duwen en erachteraan springen en wegpeddelen en dat zo snel mogelijk. Er was verder ook niemand om me te helpen, het was riskant. Het mooie is dat dan het bijbehorende instinct vrijkomt. Ik ga zorgen dat het goed komt. Angst zet zich om in actiebereidheid. De bereidheid ook om te accepteren dat het mis kan gaan. Dat is voor mij een van de grootste levenslessen geweest. Als je dingen doet waar een risico aan zit, heb je geen andere keuze dan dat risico te accepteren. Als het fout loopt moet je dat ook accepteren. Mij geeft dat de rust om al die dingen te ondernemen.’
Je gebruikt het woord ‘bereidheid’. Dat zou weleens een van de sleutels kunnen zijn tot een goed leven.
‘Voor mij is het essentieel.’
Ik denk dat je daar een diepe spirituele ervaring had.
‘Zo zou je het kunnen noemen. Wij hebben in onze maatschappij een grote vrijheid om ons leven in te vullen en doelen te kiezen. Dat is ook iets lastigs. Mensen worstelen daarmee. Ik ook, tot ik ontdekte dat die keuze helemaal niet zo groot is. Je ontdekt welke dingen voor jou het allerbelangrijkst zijn, en dat dat niet zo snel meer verandert. Als je je daar dan op richt, dan kan het fout gaan, maar als het fout gaat is het niet erg. Blijkbaar moet het. Het leven geeft je geen garanties. Toen ik op dat kleine rotsstrandje zat bij Vuurland zag ik het ineens duidelijk voor me. Zo zit het gewoon. Dat wil niet zeggen dat je geen angst meer hebt. Maar je weet hoe je ermee om moet gaan. Natuurlijk is het eng. Maar als ik het niet aanga, klopt er iets niet.’
De cruciale vraag in Hamlet van Shakespeare is 'To be or not to be'. Ik zag ooit een voorstelling die zo geregisseerd was (door Peter Brook) dat er verderop in het stuk ook een antwoord kwam: 'To be prepared, that’s the answer.'
‘Er gaat me nou ineens een licht op. Er zijn allerlei verhalen over mensen die geroepen worden tot een hogere taak. Van Mozes tot en met de hoofdpersoon in The Matrix. Er wacht jou een taak, maar die wil je niet aangaan. Toch komt er een moment dat zo iemand bereid is om de taak te aanvaarden, ze zijn bijna gedwongen om hun roeping te volgen.’
Letterlijk, je wordt geroepen.
‘Wij leven in een cultuur die denkt dat je het zelf kunt bedenken. Dat je zelf bepaalt wat je gaat doen met je leven. Voor mij is het troostrijk als je ziet dat er krachten zijn waar je in meebeweegt. Dat er dingen zijn waartoe je geroepen wordt. Dan heb je geen keuzestress meer. Het is een diep gevoel, alle andere keuzes vallen vanzelf af. Het is een overgave aan de dingen die groter zijn dan jezelf. Je wordt daar niet nietig van, het verlost je van een hoop individualistische keuzestress, en dat vind ik troostrijk.’
Je neemt drie boeken mee naar de Beringzee: de Odyssee, een boek over de snaartheorie en de Statenbijbel. Een geniale keuze. Daar staat alles in?
‘Het ene boek gaat over religie of spiritualiteit, het andere dringt door in de materialistische kijk op het leven, en het derde is de literatuur, de vertelkunst. Dat is een mooi trio om mee te nemen. Ze zijn alle drie even interessant, omdat ze zoeken in een hoek van de menselijke geest, de kennis, de spiritualiteit en de creativiteit.’
Jij verenigt ze ook in de dingen die je doet?
‘Ik doe mijn best. Ik zie kunstenaarschap als een reflectie op het leven dat jou is overkomen. Je geeft dat terug, met al je kennis en ervaringen.’
Je brengt Man in het wild niet op cd uit, wel op vinyl.
‘En het is ook digitaal verkrijgbaar. Een langspeelplaat is een mooi object. Als ik dan iets fysieks uitbreng, wil ik er ook iets moois van maken.’
Met foto’s van eigen hand, dan moet je het onmetelijke in beeld brengen?
‘Het fascinerende van die landschappen is dat ze zo leeg zijn, dus je probeert eigenlijk niks te fotograferen. In de loop van de jaren zie ik dat die foto’s dat steeds beter kunnen vangen. Je moet ook leren fotograferen, maar als je drie weken aan het varen bent, krijg je daar ruim de tijd en gelegenheid voor.’