Een foto zegt meer dan duizend woorden, zeggen ze weleens.
Bekijk het onderstaande beeld, en zie dit spreekwoord tot leven komen.
Op de foto: (v.l.n.r.) gewichtheffers Feagaiga Stowers, Laurel Hubbard en Charisma Amoe-Tarrant, tijdens de medaille-uitreiking van de Pacific Games 2019. Om de nek van de Nieuw-Zeelandse Hubbard hangen drie plakken; twee goud, één zilver. Op de foto torent ze boven haar Samoaanse concurrenten uit – beiden heeft ze zojuist verslagen, in de +87 kilogram gewichtsklasse.
Hubbards blik is lastig te lezen. Is het zen, of juist beduusd? Moeilijk te zeggen. De blikken van haar tegenstanders spreken echter boekdelen. Stowers – die zilver won – kijkt strak opzij, haar gezicht op standje ‘hoe dan?!’ Amoe-Tarrant – winnaar van het brons – wendt zich ondertussen haast van Hubbard af, met neergeslagen ogen en een ‘fraai-is-dat’-krul om haar mondhoeken.
Het moge duidelijk zijn: zowel zilver als brons zijn het ab-so-luut niet eens met de kampioen met wie ze het podium delen.
‘Stil protest’, noemt sportwetenschapper Ross Tucker de gezichtsuitdrukkingen van Stowers en Amoe-Tarrant in The Real Science of Sport – een podcast die hij samen met sportjournalist Mike Fincher maakt. Hij beschrijft de foto aan het begin van een aflevering waarin hij en Fincher vijfenzeventig minuten volpraten over iets dat de blikken vol stoïcijns ongeloof van de Samoaanse gewichthefgrootheden zonder een enkel woord haarscherp weten te communiceren.
Wat wil namelijk het geval? Laurel Hubbard is een transgender vrouw, die sinds 2017 uitkomt in de vrouwencategorie van het gewichtheffen.
En dat, zeggen de blikken van Hubbards tegenstanders, is zwaar oneerlijk.
De betwiste positie van trans vrouwen in de topsport
De ophef die volgde op Hubbards winst tijdens de Pacific Games in 2019 raakt aan het grotere debat rondom transgender personen in de sport. Al jaren wordt de positie van met name trans vrouwen binnen de topsport betwist en bestreden – een discussie die verder op scherp kwam te staan toen Hubbard zich recent kwalificeerde voor de Olympische Spelen in Tokio, die vandaag van start gaan.
Tot haar 23ste deed Hubbard mee aan competities in het gewichtheffen voor mannen, zij het nooit op hoog internationaal niveau. In 2012 ging zij in transitie, en vijf jaar later kwam ze – op 39-jarige leeftijd – opnieuw uit in het gewichtheffen. Ditmaal wél op topniveau, maar dan bij de vrouwen. Inmiddels staat ze op de zevende plek van de wereldranglijst. En in Tokio geldt ze als een van de grote kanshebbers op een podiumplaats.
Daar is een groeiende groep opiniemakers, sportfysiologen en vrouwelijke (ex-)sporters allerminst gelukkig mee. Hubbard is lang niet de eerste transgender atleet in de vrouwentopsport. Maar door haar historische kwalificatie voor de Olympische Spelen staan de bezwaren van haar critici ineens op hetzelfde grote, internationale podium als zij.
In zo’n beetje elke competitie sporten mannen en vrouwen gescheiden van elkaar. En dat is met goede reden; mannenlichamen beschikken door hun bouw over het algemeen over meer spierkracht, meer snelheid en meer uithoudingsvermogen dan vrouwenlijven – lichamelijke eigenschappen, kortom, die hun op het gebied van sportprestaties bepaalde voordelen geven.
De angst is dat cisgender sportvrouwen binnen hun eigen sportcategorie langzaam maar zeker geen schijn van kans meer zullen maken
Transgender vrouwen die net als Hubbard pas na hun puberteit in transitie gaan, stellen de critici, hebben dus een oneigenlijk voordeel ten opzichte van cisgender vrouwelijke atleten. En de angst is dat cisgender sportvrouwen binnen hun eigen sportcategorie langzaam maar zeker geen schijn van kans meer zullen maken, zodra ze het tegen transgender tegenstanders op moeten nemen.
Ross Tucker, van de podcast over sportwetenschap, spreekt in dit geval van een colliding rights issue: het recht dat transgender personen opeisen om topsport te bedrijven in de categorie die overeenkomt met hun genderidentiteit, botst met het recht van cisgender vrouwen op eerlijke competitie en gelijke kansen op sportsucces.
Kort gezegd: we moeten een keuze maken tussen fair play en inclusie. Want allebei is schier onmogelijk, aldus Tucker en de zijnen.
Het dilemma dat Tucker schetst klinkt logisch, maar is in wezen een valse tegenstelling. Eerlijkheid en inclusie hoeven elkaar namelijk helemaal niet uit te sluiten. Bovendien berust het op een nogal nauwe definitie van fair play. Want zeg nou zelf: hoe eerlijk is een competitie eigenlijk als atleten uitgesloten moeten worden om de eerlijkheid ervan te waarborgen?
De omstreden testosteronrichtlijn
Om de discussie beter te begrijpen, is het zinvol om verder in te zoomen op wat hier aan de hand is. Hoe is het gekomen dat een atleet als Laurel Hubbard in vrouwencompetities mee mag doen?
Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) besliste in 2003 dat transgender personen mee mogen sporten in de categorie die overeenkomt met hun genderidentiteit wanneer ze een volledige geslachtsaanpassing hebben doorlopen. Daartoe werden hormoonremmers, hormoonvervangende therapie en een geslachtsveranderende operatie gerekend.
In 2015 paste het IOC deze regels aan. Voor transgender mannen die mee willen sporten in de mannencategorie gelden inmiddels geen restricties meer, maar voor transgender vrouwen zijn er nog wel richtlijnen: niet alleen moeten ze verklaren dat ze zich vrouw voelen – een verklaring die ze vier jaar lang niet mogen aanpassen –, ook moet het niveau van ‘mannenhormoon’ testosteron in hun bloed minstens twaalf maanden vóór hun eerste competitie in de vrouwencategorie onder de 10 nanomol per liter blijven.
Hubbard voldoet aan deze eisen. En dus mag ze deze Spelen bij de vrouwen gewichtheffen.
Op die testosteronrichtlijn is echter veel kritiek. In de eerste plaats omdat cisgender vrouwen gemiddeld een veel lager testosteronniveau hebben dan 10 nmol/l. Maar ook omdat het testosteronniveau lang niet het enige is dat telt als het op sportprestaties aankomt. Het gaat er namelijk niet alleen om hoeveel testosteron iemand in zijn of haar lichaam heeft, maar vooral ook wat dat hormoon met het lichaam doet.
Als mannen gaan puberen stijgt hun testosteronspiegel. Dat zet een scala aan lichamelijke ontwikkelingen in gang, die hun op het gebied van sportprestaties een voordeel van 10 tot 12 procent ten opzichte van vrouwen opleveren.
Mannen ontwikkelen dankzij testosteron bijvoorbeeld gemiddeld meer spiermassa dan vrouwen, die ook nog bestaat uit meer ‘snelle spiervezels’ – weefsels die sneller kunnen samentrekken en daardoor meer explosieve kracht produceren. Daarnaast hebben mannen gemiddeld meer vetvrije lichaamsmassa dan vrouwen, sterkere botten en gewrichten, en hebben ze over het algemeen een groter hart, grotere longen en meer rode bloedlichaampjes (wat weer invloed heeft op het uithoudingsvermogen).
Testosteronverlaging neemt een deel van de lichamelijke voordelen wel weg, maar niet alle
Recent onderzoek toont aan dat het verlagen van het testosteronniveau bij vrouwelijke transgender atleten wel een deel van deze lichamelijke voordelen wegneemt, maar dat een deel van deze voordelen ook lang na testosteronverlaging behouden blijft. Het gebruik van testosteronremmers bij transgender vrouwen is dus niet genoeg om hun retained advantage (zoals sportfysiologen het noemen) ten opzichte van cisgender sportvrouwen voldoende af te vlakken.
Op deze onderzoeken naar het ‘behouden voordeel’ valt best wat af te dingen. Desondanks is er volgens de tegenstanders van transgenderinclusie in de topsport vooralsnog geen reden tot twijfel over de spijkerharde conclusie: de positie van trans vrouwen in de vrouwensport is onhoudbaar. Sportbonden als het IOC, die momenteel enkel focussen op de testosteronniveaus van atleten, moeten óók de fysiologische voordelen gaan meewegen die langdurige blootstelling aan testosteron teweegbrengt, zeggen de critici.
En op basis daarvan kunnen we niet anders dan trans vrouwen uitsluiten van deelname aan vrouwencompetities, vinden zij.
Door sport als iets puur fysieks te beschouwen, sluiten we mensen uit
Tot zover lijkt de weerstand tegen de inclusie van transgender vrouwen binnen de vrouwensport terecht. Als je kijkt naar de puur fysiologische verschillen tussen transgender en cisgender vrouwen, dan kun je niet anders dan concluderen dat het oneerlijk is om ze tegen elkaar te laten sporten.
En waarom zouden we het niet puur lichamelijk bekijken? Sport is tenslotte bovenal een fysieke krachtmeting tussen gelijken, waarbij de beste prestatie wordt beloond met een gouden plak en eeuwige glorie. Om dat zo eerlijk mogelijk te laten verlopen, moet je zorgen dat mensen die lichamelijk verschillende dingen kunnen het niet tegen elkaar op hoeven te nemen.
Zie de paralympische sport: zodra atleten met een fysieke of verstandelijke beperking het op zouden moeten nemen tegen sporters zonder beperking, zouden ze in de meeste gevallen geen schijn van kans maken.
Hetzelfde geldt voor de scheiding tussen mannen en vrouwen. Omdat mannen vanwege hun lichaamseigenschappen op sportief gebied beter presteren dan vrouwen, is het noodzakelijk dat vrouwen het enkel op hoeven te nemen tegen atleten die deze lichaamseigenschappen niet hebben. Zonder deze scheiding is er geen sprake van een eerlijke competitie.
Jammer voor je, maar jouw identiteit doet er in de topsport niet toe, lijken we te zeggen tegen trans vrouwen
Zo bezien lijkt het bittere realiteit dat transgender personen – specifiek: trans vrouwen – fysiek gezien niet in dit plaatje passen. Jammer voor ze dat hun identiteit haaks staat op de lichamen waar ze mee geboren zijn, maar voor de sport doet die identiteit er niet toe. Facts don’t care about your feelings.
Je zal mij niet horen beweren dat deze argumenten helemaal geen hout snijden. Natuurlijk zijn het lichaam en de mogelijkheden die dat lichaam heeft, van groot belang binnen de sport.
Maar door sport en het hele systeem eromheen te vernauwen tot een puur lichamelijke aangelegenheid, sluiten we mensen uit. En dat is een probleem dat op dit moment volledig op het bord van de uitgeslotene wordt geschoven.
Pas je – om wie je bent! – niet in het systeem dat we met z’n allen bedacht hebben? Jouw probleem, pech gehad.
De discussie gaat er nu vooral over of er wel of geen plek is voor transgender personen binnen het huidige sportparadigma. Maar waarom vinden we dat niet net zo goed oneerlijk? Waarom vinden we het acceptabel dat er in ons huidige sportsysteem geen plaats is voor bepaalde lichamen en identiteiten?
Misschien is het probleem niet het lichaam van de transgender sporter, maar het sportsysteem waarbinnen dat lichaam een plek moet zien te bemachtigen.
Zo eerlijk is de sport op dit moment ook niet
De boude waarheid is dat de scheidslijnen die binnen de sport worden gehandhaafd om de eerlijkheid van wedstrijden te waarborgen helemaal niet zo eerlijk zijn.
Ten eerste omdat verschillen in lichamelijke voordelen op het gebied van sportprestaties niet alleen tussen mannen en vrouwen bestaan, maar ook tussen mannen en vrouwen onderling: individuele sporters verschillen net zo goed in spiermassa, snelle spierweefsels, botdichtheid en anaerobe drempels, óók als ze wel van hetzelfde geslacht zijn.
Die onderlinge verschillen zijn misschien kleiner dan tussen vrouwen en mannen. Maar binnen een sportlandschap waarin een honderdste van een seconde het verschil kan maken tussen winst en verlies, zullen er altijd sporters zijn die het vanuit puur fysiek perspectief zullen afleggen tegen hun gendergenoten.
Maar er is een nog veel grotere oneerlijkheid in ons huidige sportsysteem – een die niks met lichamelijke kwaliteiten te maken heeft.
Vergeleken met de mannensport staan sportvrouwen nog steeds op achterstand als het aankomt op aandacht, interesse, status en geld. Hoewel 40 procent van alles topsporters wereldwijd vrouw is, gaat slechts 4 procent van alle sportverslaggeving over vrouwelijke atleten. Bovendien worden zowel vrouwelijke sporters als vrouwelijke coaches structureel minder betaald dan hun mannelijke evenknieën. En in de VS gaat het grootste deel van de sportbeurzen naar mannelijke talenten.
Om de krachtmetingen zo eerlijk mogelijk te houden, is een systeem opgetuigd dat bol staat van ongelijkheid
Eenzelfde onderscheid bestaat natuurlijk ook tussen de reguliere en de paralympische sport. Ook de prestaties van atleten met een fysieke of verstandelijke beperking krijgen een fractie van de roem, de glorie en de bewondering die able-bodied sporters met hun prestaties oogsten.
Kort voorbeeld: toen ik nog op de basisschool zat, werd de les tijdelijk onderbroken om de finale van de honderd meter vlinderslag te bekijken, tijdens de Olympische Spelen in Sydney in 2000. In het bijgebouwtje waar we normaal koorles hadden, zag ik samen met mijn klasgenootjes op een enorm scherm hoe Inge de Bruijn het goud won en een nieuw wereldrecord vestigde.
Maar in datzelfde jaar werd nog een zwemrecord verbroken. Een paar maanden later, tijdens de Paralympische Spelen, won de Nederlandse paralympisch zwemster Syreeta van Amelsvoort namelijk het goud op precies dezelfde afstand als De Bruijn – de 100 meter vlinderslag. En ook zij verbrak het wereldrecord.
Maar voor háár wedstrijd werd mijn les niet onderbroken. Eerlijk gezegd kende ik Syreeta’s naam niet eens voordat ik aan dit stuk begon.
Wat ik maar wil zeggen: om de krachtmeting op het veld zo zuiver mogelijk te houden, is inmiddels een systeem opgetuigd dat paradoxaal genoeg grote ongelijkheden kent.
In dit licht lijken de scheidslijnen binnen de sport ineens niet zo heel eerlijk meer. En daar komt de groeiende roep om de uitsluiting van trans personen binnen de topsport dan dus nog bovenop.
Waarom een eigen klasse voor transgender atleten geen oplossing is
Zo fel als de tegenstanders tegen inclusie van trans personen in de professionele vrouwensport ageren, zo laconiek zijn ze over het bedenken van een oplossing waar iedereen mee kan leven.
Het meest genereuze voorstel dat in de kringen van critici wordt geventileerd, is dat er een aparte sportcategorie moet komen voor transgender atleten. Binnen die categorie is dan ook meteen plek voor de atleten met een intersekse ervaring, een discussie die zich aanpalend aan het debat over de positie van trans personen in de sport voltrekt.
Maar wat lost zo’n aparte sportcategorie precies op?
Eigenlijk vrij weinig. De eerdergenoemde ongelijkheid tussen de verschillende sportcategorieën – mannen, vrouwen, paralympische sport – blijft bestaan. Binnen een systeem waarin al grote verschillen bestaan wat betreft aandacht, status en beloning, is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe, ‘genderdiverse’ categorie wél eerlijk mee zal kunnen delen.
Zo’n genderdiverse categorie is trouwens ook op een fundamenteel ander niveau onwenselijk. Want hoe hard je ook beweert dat de scheiding tussen mannen en vrouwen binnen de sport een puur lichamelijk onderscheid behelst, toch zegt het wel degelijk iets over je identiteit als je je vrouw voelt, maar in een aparte categorie moet sporten.
Als trans vrouwen niet ‘vrouw genoeg’ zijn om mee te sporten met de vrouwen, zijn trans vrouwen dan überhaupt wel vrouw genoeg om vrouw te mogen zijn? Een pijnlijke vraag voor een groep wiens identiteit sowieso al stelselmatig in twijfel getrokken wordt, en die deze identiteit in het dagelijks leven al constant moeten bevechten en verdedigen.
Maar sport is zo veel méér dan alleen een lichamelijke krachtmeting
Door het dilemma van trans personen in de sport enkel fysiek te benaderen, blijft bovendien onbelicht dat – als je er langer over nadenkt – sport wel degelijk meer is dan enkel een fysieke krachtmeting. Binnen onze hedendaagse cultuur is sport een van de belangrijkste machinerieën van betekenisgeving. Met sport vertellen we verhalen, over wie we zijn en wat we waardevol achten.
En deze verhalen zijn tot op het bot gegenderd. Sporters belichamen ideaalbeelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid waar we tegen opkijken. We bewonderen hun doorzettingsvermogen, hun talent, hun kracht en hun sportiviteit. Sport creëert rolmodellen die ons vertellen wie de beste mannen en vrouwen zijn, en welke kwaliteiten deze mannen en vrouwen moeten bezitten om deze adoratie te verwerven. En hun overwinningen stralen op ons af, zorgen voor gevoelens van nationale of regionale trots, uitgelaten blijdschap en onderlinge verbondenheid.
Sterker nog: dat een groeiende groep opiniemakers het gevoel heeft de vrouwensport te moeten beschermen tegen ‘transgender infiltratie’, spreekt van een impliciet besef van deze betekenisgevende functie van sport. Als sport écht alleen een fysieke krachtmeting zou zijn, zou vrouwensport geen enkele waarde hebben – want mannen zijn nu eenmaal fysiek het sterkst en het snelst.
Het zichtbare succes van vrouwelijke atleten ondermijnt de historische minderwaardigheid van vrouwen
Maar de prestaties van vrouwelijke atleten zijn waardevol op zich. Dat vrouwen minder snel of sterk zijn dan mannen, betekent niet dat hun prestaties daardoor minder indrukwekkend of bewonderenswaardig zijn. En daarin schuilt ook het belang van vrouwensport als verhalenverteller. Volgens filosoof Jane English ondermijnt het zichtbare succes van vrouwelijke atleten namelijk de historische minderwaardigheid van vrouwen, en dient het als belangrijk voorbeeld waaraan jonge meisjes zich kunnen spiegelen.
Een aparte categorie voor transgender personen en intersekse atleten zou deze rol ook kunnen vervullen. Maar daarvoor zijn status, aandacht en beloning belangrijke voorwaarden. En omdat het ernaar uitziet dat een genderdiverse categorie daar niet eerlijk in zal kunnen meedelen, dreigen de prestaties van de atleten binnen die categorie in de vergetelheid te verdwijnen.
Sport vertelt verhalen waarin identiteit, idealen en culturele aspiraties een grote rol spelen. Dát is waar we transgender personen van uitsluiten als we hun op basis van enkel hun fysiek een waardige plek binnen de topsport ontzeggen.
Wat we van de paralympiërs kunnen leren
Dan rijst natuurlijk de vraag: hoe lossen we dit dan wél op?
Het antwoord: kijk naar de paralympische sport.
Het dilemma waar de paralympische sport namelijk lange tijd mee worstelde was: hoe kun je garanderen dat atleten met verschillende fysieke of verstandelijke beperkingen toch eerlijk tegen elkaar kunnen sporten?
Lange tijd werd het onderscheid gemaakt op basis van de beperkingen zelf. Atleten met dezelfde handicap sportten tegen elkaar. Maar de enorme variëteit aan beperkingen maakte het in sommige gevallen haast onmogelijk om wedstrijden op deze manier te verdelen.
Om die reden werd in de jaren negentig een nieuw systeem bedacht, waarbij geen onderscheid meer werd gemaakt op basis van specifieke beperkingen, maar op basis van de functionaliteit van de lichamen van atleten. Oftewel: de verdeling wordt niet meer gemaakt op het lichaam dat je hebt, maar op wat dat lichaam kan.
Inmiddels kent elke paralympische discipline meerdere categorieën. Per sport is geïnventariseerd welke lichamelijke eigenschappen en welk bewegingsbereik een rol spelen binnen die specifieke sport. Atleten worden vervolgens ingedeeld op basis van de bewegingen die hun lichamen wel of niet kunnen maken.
Tellen zoals bij het zwemmen voornamelijk spierkracht, slagkracht en uithoudingsvermogen, dan worden atleten ingedeeld bij tegenstanders die deze kwaliteiten in vergelijkbare mate kunnen opbrengen, ongeacht hun verschillende beperkingen.
De verdeling wordt niet gemaakt op het lichaam dat je hebt, maar op wat dat lichaam kan
En het was sportsocioloog Roslyn Kerr die zich in 2018 afvroeg: waarom kunnen we niet alle sport zo organiseren?
Lange tijd dachten we dat het onderscheid tussen mannen- en vrouwensport de enige manier was om fair play te waarborgen. Maar, zoals gezegd, zelfs onder cisgender atleten kunnen lichamelijke verschillen bestaan die hun binnen hun tak van sport voordelen opleveren die hun tegenstanders minder of wellicht niet hebben. Maar omdat ze tot hetzelfde geslacht behoren, doen deze verschillen er ineens niet toe.
Wat Kerr voorstelt: laat de genderhokjes varen, en vervang deze met categorieën die gebaseerd zijn op functionaliteit. Stel per sport vast welke lichaamseigenschappen ertoe doen, en deel atleten vervolgens in op basis van de mate waarin hun lichamen deze fysiologische eigenschappen bezitten. Meet van elke sporter hoeveel testosteron, rode bloedlichaamjes en snelle spiervezels zij hebben, en classificeer hun prestaties vervolgens op basis van dit ‘biologische paspoort’.
Een soort uitgebreide gewichtsklasse, zoals gewichtheffen, worstelen of boksen die al kennen.
Het voorstel zou het einde betekenen van discussies over de toegang van genderdiverse sporters en de eerlijkheid van hun deelname binnen de huidige geslachtscategorieën. En met het verdwijnen van geslachtsverdeling binnen de sport, blijft de waardigheid van hun genderidentiteit intact.
Maar het plan van Kerr biedt nog een oplossing, namelijk voor de onrechtvaardige verdeling van aandacht en interesse voor verschillende sportcategorieën.
Wedstrijden waar iedereen aan mee kan doen
De manier waarop sport momenteel is georganiseerd, pretendeert een eerlijke competitie te waarborgen door mensen die verschillende dingen kunnen apart van elkaar te laten sporten. Maar waarom kunnen atleten met verschillende lichamelijke mogelijkheden niet naast elkaar op het sportveld staan?
Je kan immers best samen sporten met mensen die andere dingen kunnen dan jijzelf, als je aan het eind van de wedstrijd maar beoordeeld wordt ten opzichte van de prestaties van collega’s met een vergelijkbaar gestel.
Door sporters in te delen in categorieën op basis van hun fysiologie, zouden we wedstrijden kunnen organiseren waaraan vrouwen, mannen, genderdiverse en paralympische atleten allemaal tegelijk deelnemen – voor dezelfde hoeveelheid camera’s als nu vooral bij de mannensport worden aangerukt.
Een eerlijkere, maar ook waardevollere sportbeleving
Stel je het voor als een schaatswedstrijd: daar staan telkens twee schaatsers naast elkaar op de baan. Ze rijden hun rit, en de tijd waarop ze over de finish komen wordt genoteerd in een klassement. Als alle deelnemers hun rondes gereden hebben, is degene met de snelste tijd de winnaar – ongeacht tegen wie hij of zij geschaatst heeft.
Stel nu dat we eenzelfde race organiseren, met een mix van mannelijke, vrouwelijke, genderdiverse en paralympische atleten. Elke atleet rijdt zijn, haar of hun race, en de tijd waarop ze over de eindstreep gaan wordt opgenomen in een klassement dat correspondeert met de fysiologische categorie waartoe die sporter op basis van diens unieke lichamelijke eigenschappen toe behoort. En aan het eind worden per klassement plakken uitgereikt.
Het resultaat is dat iedereen – ongeacht geslacht, identiteit of beperking – samen sport, maar onder de streep wel wordt beoordeeld op basis van het lichaam dat ze hebben, en waartoe dat lichaam in staat is.
Het lijkt mij niet alleen een eerlijkere, maar ook een waardevollere sportbeleving. Want in dit scenario is elke atleet evenveel onderdeel van het grote verhaal dat sport vertelt.
Als je niet in het paradigma past, dan schiet het paradigma tekort
Wie deze Olympische Spelen met scheve ogen kijkt naar Laurel Hubbard, als ze straks een podiumplaats weet te bemachtigen, zou ik willen vragen erbij stil te staan dat er momenteel eigenlijk geen plek voor haar is die enerzijds recht doet aan haar unieke fysiek, en aan de andere kant de waardigheid van haar identiteit waarborgt.
Misschien is het inderdaad oneerlijk dat ze het straks tegen cisgender vrouwen op moet nemen. Maar welke andere keus heeft ze?
De discussie over de positie van transgender personen in de sport gaat nu vooral over hoe we hen in vredesnaam in het bestaande sportparadigma in moeten passen. Maar de problemen die dat veroorzaakt, maken vooral inzichtelijk waar het huidige paradigma tekortschiet.
Ik zou zeggen: laten we de huidige discussie aangrijpen om de sport een fundamentele make-over te geven, en zodanig in te richten dat het écht eerlijker en gelijkwaardiger wordt – niet alleen voor vrouwen, maar voor iedereen.
Want dat is pas écht fair play.
Voor dit verhaal voerde ik een uitgebreid achtergrondgesprek met Roslyn Kerr. Ik wil haar bedanken voor het verduidelijken van haar ideeën.
Meer lezen over identiteit? Voor De Correspondent schrijf ik over de rol die identiteit speelt in allerlei hedendaagse maatschappelijke discussies. Benieuwd naar mijn onderzoek? Meld je dan nu aan voor mijn persoonlijke nieuwsbrief, dan ontvang je elke twee weken een update van mijn journalistiek.Meer lezen?
De KNVB en de politiek zaten het vrouwenvoetbal decennia dwars. Tijd om dit te herstellen De Oranje Leeuwinnen staan op de vierde plaats op de wereldranglijst van de FIFA. Maar qua status en aandacht staat het vrouwenvoetbal in de schaduw van de mannen – en dat zal vermoedelijk altijd blijven. Dat is mede het resultaat van decennia aan tegenwerking door de KNVB en de politiek. ‘Een Wiedergutmachung zou logisch zijn.’ Testosteron zorgt voor mannelijke mannen, bulkende spieren en razende agressie. Toch? Testosteron staat bekend als een mannelijk geslachtshormoon, dat zorgt voor mannelijke lichaamskenmerken en gedrag. Twee wetenschappers prikken dat beeld in hun ‘ongeautoriseerde biografie’ van het hormoon door. Zij laten zien: niet alleen voor mannen, ook voor vrouwen is testosteron onmisbaar. En testosteron zorgt helemaal niet zo eenduidig voor mannelijkheid, spieren en agressie.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!