Niemand is getuige geweest van wat er gisteravond in het varkenshuis is gebeurd. Toen Leiv, de varkenshouder vanmorgen binnenkwam, was het er een bloederige bende; er zat bloed aan een varkensstaart en aan alles waarmee die in contact was geweest.

Het gebeurt vaker wanneer een van de slachtvarkens een beetje te nieuwsgierig wordt naar de staart van een broer of zus. Dan hapt het toe. Je kunt natuurlijk nooit weten wat de motivatie is om het te doen, maar als er eenmaal bloed is, krijgen ook de andere varkens de smaak te pakken. Het slachtoffer begint met zijn staart te zwaaien om de potentiële daders van zich af te houden, maar de bewegingen trekken alleen maar meer aandacht. Uiteindelijk rent er een hele meute achter het slachtoffer aan en is ontsnappen niet meer mogelijk.

Hoewel het merendeel van de varkens eruitziet alsof ze zijn aangepast aan het passieve leven binnenshuis, hebben ze nog steeds veel van de driften uit de tijd dat ze in de bossen en moerassen

Dus wat doen varkens als ze binnenshuis op een betonnen vloer leven, op één vierkante meter, en het voer een soep is die één keer per dag door een goot wordt gespoeld? Ze bijten elkaar in de staart.

Volgens de Noorse Voedsel- en Warenautoriteit – ik ben Noors en deed mijn onderzoek in Noorwegen – is staartbijten een van de meest ernstige en wijdverbreide dierenwelzijnsproblemen in de Het probleem is niet alleen het lijden van het slachtoffer als het in angst en pijn op een paar vierkante meter wordt rondgejaagd. Het toont in de eerste plaats dat niet alles is zoals het hoort bij de daders. Onder wordt bijten gedefinieerd als ‘destructief gedrag’ dat wordt veroorzaakt door de omgeving waarin de varkens leven. In die zin wijzen de bloederige staartstompen naar de manier waarop de hele industrie is georganiseerd.

Ik probeer een glimp op te vangen van de verwondingen van het slachtoffer, dat nu in de ziekenboeg ligt – een klein hokje dat afgeschermd is van de andere dieren. Maar het varken ligt met zijn kont tegen de muur, dus ik moet het van Leiv horen. ‘De staart is intact, amputatie is waarschijnlijk niet nodig.’

Hoe zorg je voor een frisse geest bij een varken?

Zoals in de jaren negentig aantoonde, gaat dierenwelzijn over veel meer dan de afwezigheid van fysieke pijn; het is ook een kwestie van geestelijke gezondheid. Maar hoe zorgen we ervoor dat de varkens een frisse geest hebben?

Na wat er gisteravond is gebeurd, heb ik alle reden om mijn eigen vooringenomenheid – en waarschijnlijk die van de meeste anderen – te onderkennen om de subtiele codes over te nemen die in dierlijk gedrag schuilgaan. De meeste mensen vinden het moeilijk om de gedachten van anderen te lezen. Het is daarom goed om in een varkensstal te werken en zo veel andere zaken te ervaren dan de fysieke pijn die we met het blote oog kunnen zien: een bloederige staart, een kreupele poot, een ontstoken oog of een navelbreuk.

Toch verontrust het me wanneer Leiv vertelt door wie het varken is gebeten: de beruchte bende in bak nummer 1. Natuurlijk was het bak nummer 1. De varkens die ik uit angst heb geslagen en getrapt toen ze me onder de voeten liepen, hadden een reden om agressief te zijn.

Ik word ingehaald door een vraag die ik meer dan lang genoeg heb weggeduwd: zijn dit varkens die ik met een zuiver geweten kan eten?

Misschien is het zelfs verkeerd om het ‘agressie’ te noemen. Het zal waarschijnlijk juister zijn om het wanhoop te noemen, een noodkreet, omdat niemand de signalen heeft gezien die ze ons hebben gestuurd. Ik word ingehaald door een vraag die ik meer dan lang genoeg heb weggeduwd: zijn dit varkens die ik met een zuiver geweten kan eten?

Zolang ik Leiv op zijn woord kan geloven dat zijn bedrijf tot op de letter de wet volgt, kan ik mezelf in ieder geval geruststellen met het idee dat dit industriële varkens met dierenwelzijn van wereldklasse zijn. Geen enkel land heeft op dit gebied strengere wetgeving dan Noorwegen. Maar wat betekent dit eigenlijk als de dieren nog steeds lijden?

Om de toestand in een enkele bak niet als voorbeeld te beschouwen voor hoe alle dieren het hier doen, moet worden benadrukt dat de omstandigheden in de andere bakken over het algemeen worden gekenmerkt door rust en reinheid, zonder tekenen van agressie – of wanhoop, zo je wilt.

Sommige dieren raken natuurlijk gewond, net zoals wilde dieren gewond raken. Maar in plaats van dat de varkens te lang doorlopen met fysieke kwalen, totdat ze zo verzwakt zijn dat ze uithongeren, of worden gegrepen door een roofdier dat hun lichaam aan stukken scheurt (terwijl het hart nog steeds klopt en het bij bewustzijn is), worden ze ‘humaan’ gedood of krijgen medische hulp en herstellen.

In de natuur is lijden zo fundamenteel voor het leven dat het concept bijna aan betekenis verliest. Voor een moderne westerling kan dit moeilijk te verteren zijn, omdat we er bijna in zijn geslaagd om het lijden te elimineren. Wij hebben misschien kortdurende pijn of ‘pijntjes’ maar het brute, langdurige lijden is nagenoeg verdwenen.

In plaats daarvan is er een leegte ontstaan die is gevuld met nieuwe, meer vage concepten, gevoed door het pijnloze leven: we kunnen ‘ongemak’ of ‘onrust’ ervaren, ons ‘ongemakkelijk’ voelen of ‘onwel’ zijn. Maar zelfs dit zijn toestanden die

MVRDV c/o Pictoright Amsterdam

Zo zijn we op het punt gekomen dat velen van ons zelden tevreden zijn totdat we een bijna perfecte ervaring van welzijn hebben opgebouwd. In veel gevallen zal dit een volkomen onnatuurlijke of gekunstelde toestand zijn, voortgebracht door moderne uitvindingen uit de medische wereld en de farmaceutische industrie.

In de tussentijd heeft de wetenschap dat het lijden nog steeds bestaat ervoor gezorgd dat dit is gegroeid en een monster in onze hoofden heeft gebaard. Met de angst voor lijden en het nastreven van welzijn ontmoeten we de dieren. Hoe toepasselijk is dat?

Leren leven met lijden

Hoewel varkens emoties en een basale vorm van denken hebben, is er weinig reden om aan te nemen dat ze een conceptueel kader hebben dat condities zoals ‘lijden’ en ‘welzijn’ kan definiëren.

Een varken kan vreselijke pijn hebben – ondraaglijke pijn, zo je wilt – en in dergelijke gevallen kan het maar beter sterven. Maar als het varken rustig lijdt, een beetje mank loopt of niet voldoende gestimuleerd wordt, zal het niet in staat zijn om te verlangen naar een ander ‘pijnvrij’ of ‘gelukkiger’ leven. Het zal lijden en waarschijnlijk aan de aandoening wennen op een manier die misschien moeilijk te bevatten is voor een denkende, welzijnszoekende soort zoals wij.

Neem als voorbeeld tinnitus bij mensen. Tinnitus is zelden een lichamelijke pijn, maar een vervelend suizen van het oor dat nooit weggaat en

Tinnitus kan in verschillende gradaties toeslaan, maar als twee mensen erdoor worden getroffen, en de een het kan hanteren, terwijl de ander eraan onderdoor gaat, kan dit te wijten zijn aan één enkele factor: hoe graag de getroffen mensen willen terugkeren naar het leven zonder tinnitus. De succesvolste behandeling van tinnitus is daarom cognitieve therapie, waarbij de patiënt wordt getraind om met het geluid te leven door onder andere de kunst te leren van het er níét vanaf willen zijn.

Op deze manier benaderen de patiënten het op een dierlijke manier, omdat ze het idee vergeten van het andere, tinnitusvrije bestaan. In een aantal gevallen leidt de behandeling ertoe dat de patiënt het geluid helemaal niet meer als hinderlijk ervaart.

Bij twijfel: dit is geen verdediging van dierenmishandeling. Het is een poging om te benaderen waar we het over hebben als we praten over het lijden bij een varken.

De varkens in bak nummer 1 hebben voor zover ik weet geen last van oorsuizen. Op basis van het staartbijten kunnen we zeggen dat ze ‘destructief gedrag’ uitdrukken, wat een extern symptoom kan zijn dat er onderliggend iets mis is.

Maar is destructief gedrag bij een varken een uitdrukking van het daadwerkelijk lijden van het dier? Om een ander menselijk voorbeeld te gebruiken, min of meer uit de lucht gegrepen: voor sommige kinderen en jonge mensen met veel energie en weinig impulscontrole is het een grote uitdaging om stil te zitten en zich te concentreren op iets waar ze aanvankelijk niet in geïnteresseerd zijn. Ze hebben misschien grote moeite met het volgen van een gewone (‘ouderwetse’) klassikale instructie, zonder enige vorm van facilitering of medicatie.

In karikaturale versies zullen ze dan aan de tl-buizen in het plafond hangen, fallussen in het tafelblad krassen met de passerpunt of op andere manieren alle plannen die de leraar had voor de les ‘saboteren’. Dit kan een voorbeeld zijn van wat een leraar zou omschrijven als ‘destructief gedrag’.

In deze gevallen is het duidelijk dat de leerling lijdt, in die zin dat hij geen uitlaatklep heeft voor zijn natuurlijke behoeften, zoals het uitoefenen van een of andere vorm van zinvolle lichamelijke expressie. Maar is het juist om te zeggen dat de jongen die aan het plafond hangt een subjectieve ervaring van lijden heeft op de momenten dat hij losstaat van alle gedachten en ideeën over wat hij werkelijk wil doen? Dat wil zeggen, op de momenten dat hij alleen in het ‘nu’ is, zoals de toestand waarin een varken zich altijd bevindt?

Dat is natuurlijk niet gezegd. Daarom is het niet vanzelfsprekend dat dat waar we het over hebben als we praten over het lijden bij een varken, altijd zo erg is als het op het eerste gezicht mag klinken.

Hebben Singer en Harari een punt?

Om niet te cynisch te zijn: wanneer twee invloedrijke denkers van onze tijd – de Australische filosoof en de Israëlische historicus – geloven dat de behandeling van gedomesticeerde huisdieren de grootste misdaad in de menselijke geschiedenis is, hoeven we het niet met hen eens te zijn. Tegelijkertijd is er alle reden om aan te nemen dat ze een punt hebben.

Van alle zoogdieren op aarde maakt ons vee nu 60 procent uit. Wij mensen nemen 36 procent van de biomassa voor onze rekening, terwijl dieren in het wild met uitsterven worden bedreigd en

Deze krankzinnige uitkomst is misschien in de eerste plaats een waarschuwing voor de ecologische onbalans waarin we zijn beland, maar om het dierenwelzijn voorop te stellen: zolang we weten dat onze huisdieren gevoelige wezens zijn, en de overgrote meerderheid van deze dieren in een toestand leeft die gezien de Noorse omstandigheden doet denken aan een oude, romantische boerendroom, is het moeilijk om niet in te zien dat waar de mensheid mee bezig is, moreel twijfelachtig is.

Er is één cruciaal verschil: de dieren in de natuur vallen buiten onze verantwoordelijkheid, de huisdieren niet

Hoeveel je ook kunt flirten met het idee dat huisdieren het beter kunnen hebben dan wilde dieren, er is één cruciaal verschil: de dieren in de natuur vallen buiten onze verantwoordelijkheid, huisdieren en vee niet. Zolang het bestaan van een dier alleen afhangt van hoe we het behandelen, zal het een natuurlijke conclusie zijn dat we een morele verplichting zijn aangegaan om er zo goed mogelijk voor te zorgen.

Maar dat doen wij niet – niet in de wereld en ook niet in de conventionele varkensindustrie in Noorwegen. Zoals Leiv meerdere keren heeft opgemerkt toen ik in de varkensstal was: ‘De dieren moeten gezond zijn, maar ik moet er ook mijn boterham mee verdienen. De grenzen aan het dierenwelzijn hangen af van de betaalbaarheid van voorzieningen die de omstandigheden verbeteren.’

Met andere woorden, Leiv gelooft dat een wereld waarin alle varkens leven zoals scharrelvarkens – dat wil zeggen een duurdere vorm van bedrijfsvoering, waarbij de dieren hun natuurlijke activiteiten in grotere mate mogen ontwikkelen – niet in staat zal zijn om hem voldoende op te leveren.

MVRDV c/o Pictoright Amsterdam

Ongecompliceerde stamppot met worst

Hij heeft natuurlijk volkomen gelijk als dit niet tegelijkertijd betekent dat hij goed wordt betaald voor de dieren die hij naar de slacht stuurt. We moeten aannemen dat dit wel het geval is. Of niet?

De Noren hoefden zelden Voorwaarde hiervoor zijn de productieomstandigheden waardoor Leiv en zijn collega’s uit de industrie veel dieren op een klein oppervlak hebben, die geautomatiseerd gevoederd kunnen worden en een ontwerp van het bedrijfsgebouw dat het gemakkelijk maakt om de verzorging snel en efficiënt uit te voeren.

Onder deze omstandigheden heeft de totale Noorse varkensproductie van 1960 tot nu kunnen verdrievoudigen, terwijl het aantal varkenshouders in dezelfde periode is teruggebracht van ongeveer 50.000 naar iets meer dan 2.000.

De jaarlijkse productie van Noors varkensvlees is gestegen van 54.000 ton in 1960 naar 138.000 ton in 2020, terwijl de waarde van het totale vleesvolume min of meer ongewijzigd is gebleven

Tegelijkertijd is de jaarlijkse productie van Noors varkensvlees gestegen van 54.000 ton in 1960 naar 131.000 ton terwijl de waarde van het totale vleesvolume min of meer ongewijzigd is Dit betekent dat de vader van Leiv ongeveer 60 kroon per kilo (ongeveer 6 euro), ontving voor de dieren die hij in 1960 liet slachten, terwijl Leiv vandaag ongeveer 25 kroon (circa 2,50 euro) ontvangt.

Zelfs nadat boeren aan het begin van de jaren 2000 begonnen te investeren in dure voorzieningen om het welzijn van de varkens te verbeteren, bleven de prijzen dalen. Met andere woorden: de geschiedenis heeft Leiv geleerd dat verhoogd dierenwelzijn zelden wordt weerspiegeld in het geld dat hij terugkrijgt voor de dieren.

Op deze manier hebben verschillende boeren de druk gevoeld om de activiteiten verder te intensiveren. En dan zijn we uiteindelijk net zo ver. Stel dat de boeren een substantiële vergoeding krijgen, zodat ze het dierenwelzijn drastisch kunnen verbeteren. Dan zal een natuurlijk gevolg zijn dat wij als consument ook hogere vleesprijzen in de winkels moeten

Het zou redelijk zijn om te suggereren dat degenen die zich geroepen voelen hun consumentenmacht zouden moeten uitoefenen om vlees te kopen van vrij rondlopende ‘blije varkens’. Dan is het denkbaar dat het totale leed in de landbouw afneemt en dat de uitstoot van broeikasgassen enigszins afneemt. Tegelijkertijd zal het een duidelijk signaal afgeven dat Noren hogere vleesprijzen willen betalen.

Natuurlijk staat niets denken of doen in de weg. Maar zolang het biologische aandeel van de totale varkensvleesmarkt afneemt, en vandaag de dag is er weinig reden voor groot optimisme namens het varken.

Tegelijkertijd moet men niet voorbijgaan aan het feit dat velen hiervan vinden dat het te veel riekt naar de smaak van culturele klasse.

De meeste mensen zijn niet per se goedbetaalde of culinair ingestelde mensen met behoefte aan en interesse in lange, hoogdravende discussies over dierenethiek. Veel mensen willen niets liever dan een ongecompliceerde stamppot met worst nadat ze de auto hebben gewassen, en dat kan niemand hun kwalijk nemen.

De ethiek van het houden van dieren

Voor de mensen die de mogelijkheid wel hebben, kan het nog steeds vruchtbaar zijn om zich tot een van degenen te wenden die zowel hoogdravend als lang denken. Een boek dat het moderne, ethische discours over de relatie tussen mens en dier in belangrijke mate heeft gevormd, is Animal Liberation van Peter Singer, voor het eerst gepubliceerd in 1975.

Singer, die tegenwoordig hoogleraar filosofie is aan de universiteit van Princeton in de Verenigde Staten, wordt beschouwd als een van de invloedrijkste moraalfilosofen van de moderne tijd. Dit alleen al kan reden genoeg zijn om te luisteren naar wat hij te zeggen heeft.

MVRDV c/o Pictoright Amsterdam

Zelfs nu, 45 jaar na publicatie, lijkt de titel Animal Liberation bijna parodistisch – althans naïef – in de manier waarop hij verwijst naar eerdere bevrijdingsbewegingen onder ons mensen. Maar dat was ook onderdeel van de bedoeling van Singer. Op deze manier trad hij in de traditie van die onderwerp was van spot en vernedering toen ze publiceerde in 1792.

En net zoals Wollstonecraft tegenwoordig een heilige figuur is op het altaar van de bevrijding van vrouwen, wordt Singer iets vergelijkbaars voor een groeiende groep mensen die wil dat de dieren het goed hebben.

Singer was zeker niet de eerste die een werk over dierenrechten schreef. Maar hij vertegenwoordigde iets nieuws in die zin dat hij zich niet zo druk maakt om de concrete mishandeling van individuele dieren zoals het of het slaan van paarden.

Het werk van Singer kwam in plaats daarvan als een reactie op de nieuwe manier om de veehouderij te organiseren die opkwam in de jaren zestig, toen boerderijen op fabrieksachtige productiefaciliteiten begonnen te lijken en dieren een massaproduct waren geworden.

Met Animal Liberation werd Singer een van de eersten die erop wees dat het hele concept van industriële veehouderij op zichzelf al een groot structureel misbruik is. Tegelijkertijd werd zijn redenering een algemene kritiek op de lange traditie van de mensheid om ons voor te stellen dat het ons recht is om andere gevoelige en biologisch gelijke partijen uit te buiten en langzaam te kwellen, om triviale redenen, zoals dat ze ‘goed smaken’.

Hoe toepasselijk is het dan om Animal Liberation in het Noorwegen van nu te lezen? Dit is misschien een gewaagde bewering, maar als de situatie in de wereldwijde vee-industrie in 1975 was zoals de Noorse nu is, is het niet vanzelfsprekend dat het werk van Singer dezelfde impact zou hebben.

De redenering van het boek wordt ondersteund door lange beschrijvingen van groteske boerderijen in Australië en de VS, die moeilijk te vergelijken zijn met de huidige toestand van de Noorse vee-industrie. Dit is gemakkelijk over het hoofd te zien als je in een land woont waar de intellectuele ideeën vaak van buitenaf komen.

Het lezen van het boek doet soms denken aan het lezen van een historisch oorlogsrapport uit het buitenland. Het kan tot nadenken stemmen en informatief zijn, maar de tekst hoeft niet te worden opgevat als een boodschap dat Noren moeten opstaan en schreeuwen om vrede in ons eigen land. We hébben vrede. En we hebben – mede dankzij Peter Singer en de beweging die hij heeft helpen starten – relatief goed dierenwelzijn.

De strijd is niet voorbij alleen omdat de omstandigheden beter zijn dan ze ooit waren

Tegelijkertijd bestaat het risico dat de geschiedenis ons in de staart bijt: als er één ding is dat we hebben geleerd van andere bevrijdingsstrijden – bijvoorbeeld van de vrouwen – is het dat de strijd niet voorbij is alleen omdat de omstandigheden beter zijn dan ze ooit waren. Tegelijkertijd is het gepast om erop te wijzen dat vrouwen en dieren verschillend zijn, aangezien de ene groep mensen betreft en de andere niet.

En het gaat er hier waarschijnlijk over dat het niet langer mogelijk is om experimenteel objectief verslag te doen van wat ethisch correct is om te doen – tenzij men bereid is er een apart proefschrift over te schrijven. Dit is nog steeds wat Singer voor ons heeft gedaan. En zijn conclusie is deze: we zouden de veeteelt volledig moeten afschaffen – ongeacht hoe ‘humaan’ de dieren leven voordat ze sterven.

Geen goede reden om dieren op te sluiten?

Peter Singer is waarschijnlijk een van de meest moreel ingestelde mensen die vandaag de dag leven. Door een schijnbaar perfect opofferende houding ten opzichte van anderen, leeft hij volgens de filosofie van het utilitarisme. Kort gezegd betekent dit dat elke actie van de mens moet worden beheerst door het principe dat deze in het beste belang is van zoveel mogelijk betrokken partijen.

Dit betekent niet dat onze acties altijd alle betrokkenen ten goede moeten komen, maar dat we de optie moeten kiezen die de totale hoeveelheid schade of leed het meest beperkt. Zolang we kunnen aannemen dat het in het belang van het dier is om te leven, en zijn er geen goede redenen om ze opgesloten te houden en vervolgens te doden, aldus Singer.

Dit in tegenstelling tot het gebruik van dieren bij sommige onderzoeksexperimenten. Hier staat Singer open voor het feit dat de uitbuiting van dieren genoeg menselijk leed kan genezen dat het totale leed de praktijk kan rechtvaardigen.

MVRDV c/o Pictoright Amsterdam

Het is moeilijk om Singer aan te vallen vanwege de ethiek die hij hanteert. Maar waarop we hem wél kunnen aanvallen, is het geloof in onze eigen wilskracht en het vermogen dat we hebben om onze eigen keuzes te analyseren. Voor de meesten van ons zal het een hopeloze taak zijn om te manoeuvreren in een wereld waarin elke actie moet worden beheerst door een rationeel argumentatieschema.

Toegegeven, steeds meer mensen stellen zorgvuldig geïnformeerde vragen als we in de winkel zijn (‘Is dit goed voor het milieu?’ ‘Is dit goed voor de dieren?’ ‘Is dit goed voor de arbeiders die dit product hebben geproduceerd?’ ‘Vertegenwoordigt dit product iets wat ik om culturele of ideologische redenen zou verachten?’).

Maar hoeveel van deze vragen we onszelf in de loop van een dag ook hebben gesteld, we realiseren ons allemaal ’s avonds dat het meeste van wat we hebben gedaan wordt bepaald door het intuïtief moreel kompas dat we ‘onderbuikgevoel’ noemen.

Dit stuk is een bewerkte versie van het een-na-laatste hoofdstuk van mijn boek Het varken. Een verhaal van een dier van vlees en bloed, dat in september verscheen bij

Over de beelden Van alle dieren belanden varkens in Nederland het vaakst op ons bord. Met het onderzoeksproject ‘Pig City’ verkent het Rotterdamse architectenbureau MVRDV hoe dit op een duurzamere manier kan. Welke oplossingen nemen zowel de economische als de duurzame en ethische aspecten van de varkensindustrie in acht? Lees hier meer over het project van MVRDV

Lees verder:

Waarom mensen varkens eten (en niet andersom) Varkens zie je zelden, toch leven er alleen al in Nederland 11 miljoen, om opgegeten te worden. Het lot van het varken is het resultaat van onze eigen scheppingskracht. Wij fokten ze, en wij sloten ze op. Het verhaal over het varken is daarom net zo goed een verhaal over de mens. Lees de eerste voorpublicatie hier terug