De sociale wetenschap kan wel wat meer subjectiviteit gebruiken
Omdat ik mij niet herkende in onderzoeken naar migrantenfamilies, tekende ik het migratieverhaal van mijn Chinees-Surinaamse familie op. En voor zulke persoonlijke perspectieven zou meer ruimte moeten zijn in de sociale wetenschap.
Op school leerde ik dat kennis uit boeken kwam. Dat ik, voor mijn spreekbeurt over het boeddhisme, beter informatie uit onze wereldoriëntatieboekjes kon halen dan me te beroepen op de gebruiken en tradities van mijn oma’s. Dat de lessen van mijn docenten waardevoller waren dan de kennis die mij werd doorgegeven door mijn familie. Dat, bij wijze van spreken, een paracetamol beter werkt dan tijgerbalsem.
Dat klinkt misschien triviaal, maar in essentie groeide ik op met het idee dat er een verschil in waarde bestaat tussen wat ik meekreeg vanuit huis en wat mij werd geleerd op school. En dat verschil was groot.
Voor het slapengaan vertelde mijn moeder vaak hoeveel ze ervan hield om te dansen in de stortbuien in Albina, Suriname. Mijn vader vertelde over de middagdutjes die hij, tussen zijn ouders in, nam wanneer de laaiende hitte van de droge dagen op hen neerdaalde. Mijn ooms spraken over de insecten en dieren waarmee ze speelden en de bruingekleurde wateren waar ze in zwommen. Ik ging naar bed met beelden van duizend kleuren groen, houten huizen op lage palen, en de geur van eten zwevend door de hoofdstraten van Paramaribo.
Soms vullen mijn moeders ogen zich nog steeds met tranen wanneer ze denkt aan de jaren voordat ze naar Nederland verhuisde. Mijn vaders accent, een restant van zijn jeugd aan de andere kant van de wereld, heeft me altijd doen afvragen welke verhalen er verborgen zitten in zijn stem.
Zolang ik me kan herinneren, heb ik mijn ouders altijd gesmeekt me mee te nemen naar het land van hun verhalen. Maar na zesentwintig jaar is Suriname voor mij nog steeds slechts een plek vol andermans herinneringen.
Toch zijn die herinneringen me dierbaar. Ze vormen een levenslijn naar een geschiedenis en een cultuur die niemand buiten mijn familie om lijkt te begrijpen.
De gevolgen van een onderbelichte geschiedenis
Oorspronkelijk komt mijn familie uit de Guangdong-regio in Zuid-China. Een regio die een direct, maar onderbelicht verband houdt met Nederland. In 1858 werden de eerste Chinezen uit Guangdong naar Suriname gehaald om tot slaaf gemaakte Zwarte mensen te vervangen op de plantages.
Maar was het mijn beurt in de schoolkring om te vertellen waar ik vandaan kwam, reageerden klasgenoten en leerkrachten steevast met ongeloof. Zocht ik in mijn schoolboeken het hoofdstuk over de Nederlandse koloniale geschiedenis, stond er geen woord geschreven over Chinese, Javaanse of Hindostaanse ‘contractarbeiders’. Het was alsof dit specifieke stukje koloniale geschiedenis niet bestond buiten mijn gemeenschap.
Waren wij raar of waren we gewoon niet belangrijk genoeg voor een plek in die geschiedenis?
Dat maakte dat ik lange tijd heb getwijfeld aan mijn bestaansrecht. Thuis hoorde ik dat het koloniale verleden de reden was dat Chinezen in Suriname en later in Nederland terechtgekomen waren. Maar als het nergens stond geschreven, hoe kon het dan de geschiedenis zijn? Waren wij raar of waren we gewoon niet belangrijk genoeg voor een plek in die geschiedenis? En: hoorden wij überhaupt wel in Nederland?
Ook toen ik ouder werd, bleek dat kennis pas waarde krijgt als het wetenschappelijk onderbouwd, bewezen of onderschreven is. Pas als we de bron van de informatie kunnen terugvinden in artikelen, boeken of onderzoeken, vindt die kennis zijn weg naar sociaal beleid, onze historische canon of het algemeen bewustzijn.
Maar wanneer bepaalde verhalen structureel onderbelicht blijven, hoe kan ‘bewezen’ sociaalwetenschappelijk onderzoek dan ‘beter’ zijn dan ervaringsdeskundigheid?
De vertrekpunten van de sociale wetenschap zijn niet zo neutraal als ze lijken
Het zijn geleerden die historisch gezien de macht hadden te bepalen welke kennis als interessant genoeg werd beschouwd om te valideren met onderzoek. Geprivilegieerde witte wetenschappers die onderzoek deden naar een Exotische Ander naar eigen keuze.
Maar ook geleerden hebben blinde vlekken: wat weinig academici durven te erkennen, is dat de sociale wetenschap niet alleen historisch gestoeld is op eurocentristische en racistische overtuigingen, maar dat deze nog altijd voortleven in de huidige praktijk.* Nog steeds wordt het onderzoeksveld gedomineerd* door perspectieven van witte, mannelijke, heteroseksuele, cisgender mensen zonder beperking en vooral uit de midden- en hogere klasse.
Die perspectieven en de daaruit voortgekomen methoden zien we inmiddels als ‘neutrale grond’ op basis waarvan sociale wetenschappers ‘objectief’ onderzoek kunnen doen. En het belang van ‘objectief’ onderzoek blijft volhardend in de academische wereld. Bovendien houdt het idee dat geleerden beter in staat zijn geleefde ervaringen te beschrijven dan de mensen wier ervaringen het daadwerkelijk zijn, nog altijd stand.* Hoewel er dus miljoenen verhalen zoals die van mijn familie zijn, bewegen weinig daarvan voorbij de grenzen van de gemeenschappen waaruit ze voortkomen. En wanneer ze dat wel doen, worden ze veelal verteld* vanuit een white gaze.
Toen ik aan mijn masteropleiding in Advanced Migration Studies aan de Universiteit van Kopenhagen begon, wilde ik breken met de geveinsde objectiviteit van gevestigde academici. Met het idee dat een ander, geleerd of niet, beter in staat zou zijn om het verhaal van mijn gemeenschap te vertellen. Ik koos een drastisch andere aanpak en schreef mijn scriptie over de migratiegeschiedenis en identiteitsvorming van mijn familie.
Ik maakte een auto-etnografie, oftewel: een vorm van onderzoek die een collectieve of culturele ervaring probeert te beschrijven door middel van autobiografische storytelling. Voor de ‘dataverzameling’ interviewde ik mijn familieleden en putte ik uit eettafelgesprekken om de nuances in onze werkelijkheid te verwoorden. Ik was juist transparant over de manieren waarop mijn persoonlijke ervaringen het onderzoek kleurden.
Dat ging niet zonder slag of stoot: ik moest mezelf continu rechtvaardigen tegenover supervisors en medestudenten. Want in lijn met traditionele sociale wetenschappen was mijn vertrekpunt niet neutraal genoeg, en werd er getwijfeld aan de validiteit en betrouwbaarheid van de ‘data’ die ik gebruikte, alsook de positie die ik innam als insider/outsider.
Twijfels die begrijpelijk zijn, maar die de realiteit van diasporische gemeenschappen ook ondermijnen: herinneringen, familieverhalen en geleefde ervaringen vormen in grote mate ons leven en vertellen daarmee minstens net zoveel als de theoretische analyses waar onder andere antropologen en sociologen op terugvallen.
Een radicale herwaardering
Het vertellen van mijn eigen verhaal was belangrijk voor mij. Niet in de laatste plaats omdat het optekenen van mijn verhaal in sociaalwetenschappelijk onderzoek een start kon zijn voor het doorsijpelen van de kennis en ervaringen van mijn familie naar de historische canon over de Nederlandse koloniale geschiedenis. Maar ook omdat ik mijzelf tijdens mijn gehele academische opleiding nergens terugvond. In plaats van me te herkennen in de onderzoeken die de werkelijkheid van migrantenfamilies moesten duiden, voelde ik me gereduceerd tot een casus. Tot een moeilijk te onderzoeken groep mensen, ondergerepresenteerd in de literatuur.
Wat is de waarde van sociaalwetenschappelijke kennis wanneer de mensen over wie het gaat, zichzelf niet meer herkennen?
We hebben daarom een radicale herwaardering nodig van de kennis die we wetenschap noemen, en de kennis die we links laten liggen. Als de wetenschap ons helpt om de wereld waarin we leven beter te begrijpen en te verklaren, moet de ervaringsdeskundigheid van academici zelf een plek krijgen. De optelsom van geveinsde objectiviteit, gedateerde noties van neutraliteit en het geloof dat kennis pas valide is als deze is vastgelegd in de sociaalwetenschappelijke literatuur, doet onze samenleving namelijk tekort.
Want wat is de waarde van sociaalwetenschappelijke kennis wanneer de mensen over wie het gaat, zichzelf niet meer herkennen? En wat leert die kennis ons nog over de werkelijkheid waarin we leven wanneer de sociale wetenschap generatie op generatie belangrijke verhalen onverteld laat?