FC Barcelona: de grootste buurtclub ter wereld

Simon Kuper
Journalist
Illustraties door Emma Roulette (voor De Correspondent)

FC Barcelona is een begrip in de voetbalwereld. De club drukte een stempel op hoe professioneel voetbal over de hele wereld georganiseerd wordt. Maar als je verder kijkt dan de legendarische status, naar hoe Barça nou echt wérkt, zie je hoe de club van ongekende hoogte naar duizelingwekkende diepte kon vallen.

In 1992 wandel ik in een kapot colbertje het FC Barcelona-stadion binnen. Ik ben 22 jaar en hoop een interview met Johan Cruijff te bemachtigen. De club, waar hij op dat moment trainer is, fascineert me mateloos en ik wil ’m doorgronden. De decennia die daarop volgen blijf ik Barça bezoeken, en komen er steeds meer vragen in me op: hoe steekt de club in elkaar, en wie maakt er de beslissingen? Wie zijn de voetballers als mens – niet als halfgoden? Hoe is FC Barcelona als werkgever – niet als droomclub? Ik wil begrijpen hoe de alledaagse werkdag op de velden en burelen eruitziet.

Dat interview met Cruijff kwam er die dag niet (later gelukkig wel), maar achteraf gezien begon toen mijn onderzoek voor FC Barcelona – Het imperium. Daarin probeer ik antwoorden te geven op deze vragen.

Van februari 2019 tot een laatste, voor de poorten van de pandemie weggesleept bezoek in september 2020, deed ik geregeld onderzoek in Barcelona. was soms dagen achtereen mijn werkplek. Ik dwaalde door die enorme, lege betonnen bak, nam interviews af in de naastgelegen tapasbar of in de kantoren van de machthebbers die achter poort 11 schuilgaan. Zo sprak ik de oude goeroe van de club, Paco ‘El Druida’ Seirul·lo, bij een bak koffie naast het stadion in de novemberzon, en genoot van een vierurige lunch met veel wijn met de toenmalige clubpresident Josep Maria Bartomeu en andere hoge pieten in een nok van Camp Nou.

Ik sprak voetballers, trainers en drie verschillende clubpresidenten (van wie er één net uit de gevangenis was bevrijd). Maar vooral sprak ik tientallen gewone werknemers: van voedingsdeskundigen tot video-analisten en psychologen. Velen leken verguld met de kans om te vertellen over het vak waar ze zich soms al decennia mee bezighielden. Samen vertelden zij het verhaal hoe FC Barcelona nu precies werkt.

Dus, hoe zit dat? Dit zijn vijf inzichten die ik opdeed.

1: Barcelona lijkt op een reusachtige, lokale amateurclub, geleid door mensen uit de buurt

Can Barça, ‘Het huis van Barça’, wordt bewoond door vier overlappende kasten: de bestuursleden, de 150.000 clubleden (‘socis’), de niet-sportende werknemers en de sporters.

Gezien de omvang van de club zijn deze kasten opmerkelijk kleinschalig. Barça-mensen kennen elkaar vaak al sinds hun kindertijd. De voormalige voorzitter Sandro Rosell, de spelmaker en latere hoofdcoach Pep Guardiola, en spelers als Carles Puyol en Andrés Iniesta waren allen ooit ballenjongens in Camp Nou. De club wordt bestierd door en voor mensen die soms tot de dood aan de club verbonden blijven.

Dat heeft bepaalde gevolgen.

Ten eerste zijn persoonlijke relaties binnen Barça vaak intiem, ingewikkeld en levenslang. Ten tweede denken Barça-mensen hierdoor op de lange termijn. De werknemers die elke dag koffie drinken in het ijsbaancafé naast het stadion voelen zich bijvoorbeeld erg betrokken bij het elftal onder de 13 jaar. Ze gaan ervan uit dat ze nog steeds bij de club werken als die kinderen ooit in het eerste debuteren. De centrale rol die de jeugdopleiding, La Masía, speelt, is een voorbeeld van dit langetermijndenken.

Kortom: Barça verschilt fundamenteel van Engelse voetbalclubs; de naamloze vennootschappen die worden geleid door dikbetaalde interim-bestuurders. Barcelona is een plaatselijke vereniging. Ook daardoor heeft het zo’n heldere clubcultuur: de wil om cruijffiaans aanvallend voetbal te spelen en om het Catalaans nationalisme uit te dragen.

Barça’s heersende directeurenkaste is afkomstig uit de Catalaanse ondernemersklasse: de burgesia, oftewel de bourgeoisie. Omdat Catalonië geen zelfstandige staat is en geen eigen aristocratie heeft, is de burgesia er dominant. Barcelona is een van de weinige Middellandse Zee-regio’s met een sterke economie, en de burgesia leeft er goed van. Clubbestuursleden – denk aan ex-president Bartomeu, en zijn opvolger Joan Laporta – komen vaak uit families

Persoonlijke banden maken echter geen einde aan onophoudelijke stoelpotenzagerij in de bestuurskamer

Op avonden na een overwinning in Madrid waarop iedereen in de directiebus de is het gevoel van verbondenheid groot. Maar die persoonlijke banden hebben geen einde gemaakt aan de onophoudelijke stoelpotenzagerij in de bestuurskamer. Ieder ambitieus lid van de burgesia wil clubpresident worden – het hoogste ambt in heel Catalonië.

Barcelona is er trots op de grootste democratie in het voetbal te zijn. De socis Maar dat pakt niet altijd even goed uit. De vorige president – Bartomeu, aan de macht van 2014 tot 2020 – was een joviale kerel die aan het hoofd staat van een typisch burgesia-familiebedrijf dat aviobruggen voor vliegtuigen maakt. en dat pakte rampzalig uit voor de club.

Bartomeu nam zijn beslissingen onder druk van de socis, van zijn rivalen binnen de club, en van lokale media die constant spectaculaire transfers eisen. Onder zijn presidentschap gaf Barcelona zo’n miljard euro aan aankopen uit, meer dan elke andere club ter wereld in die periode. Maar het grossierde in miskopen: Ousmane Dembélé, Philippe Coutinho en Antoine Griezmann kostten elk meer dan 100 miljoen euro, maar presteerden weinig in Camp Nou.

Dat Barcelona nu schulden heeft van meer dan 1,3 miljard euro, en naast Lionel Messi is niet alleen de schuld van Bartomeu zelf. Het is de keerzijde van een populistische democratie geleid door een lokale oligarchie.

2: De jeugdopleiding van Barcelona, La Masía, veranderde wereldwijd de manier waarop clubs hun jeugdspelers selecteren, begeleiden en coachen

Op 25 november 2012 won Barça met 0-4 bij Levante. Toen Martín Montoya na veertien minuten de geblesseerde Dani Alves verving, waren alle elf spelers die namens Barcelona op het veld stonden afkomstig van La Masía (of hadden er minstens een jaar doorgebracht). Zelfs de trainer die dag, Tito Vilanova, was een alumnus van deze jeugdopleiding.

Masía-trainer Pere Gratacós vertelde me: in het voetbal ben je altijd óf nostalgisch aan het terugblikken óf je hoopt op een betere toekomst, maar die wedstrijd tegen Levante was het hoogtepunt van La Masía. Beter kon het niet worden.

FC Barcelona’s jeugdopleiding werd gebouwd op inzichten die Cruijff opdeed in zijn jeugd bij Ajax. Zo werd de opleiding de universiteit van de pass.

Voor Cruijff was dit hét belangrijkste element in het voetbal. Het uitwisselen van passes met teamgenoten was een conversatie, zoals musici in een jazzcombo woordloos met elkaar communiceren. Afhankelijk van de kracht waarmee de pass gegeven werd, kon de bal ‘ga naar rechts’, ‘laten we een een-twee aangaan’ of ‘het tempo moet omhoog’ zeggen. De jongens in La Masía leerden een perfecte beheersing van de pass.

Zoals zo vaak trok Cruijff universele conclusies uit zijn eigen ervaring. Zelf was hij op zijn vijftiende te tenger om een hoekschop hoog voor het doel te schoppen, maar werd hij toch de beste speler van zijn tijdperk. De conclusie: kleine spelers waren beter dan grote. Ze moesten wel snel denken en reageren, anders werden ze door de grote jongens onder het gras geschoffeld. En volgens Cruijff was voetbal een denksport, een spel dat je met je hoofd speelde.

Nadat hij in 1988 hoofdtrainer werd van Barcelona en zijn stempel drukte op de hele club, begon La Masía met een vorm van positieve discriminatie: small is beautiful. Een andere club had wellicht de kleine Xavi of Iniesta afgewezen, en geweigerd om een fortuin te betalen om het gezin van de 13-jarige Messi uit Argentinië te laten overkomen, toen hij vanwege een groeistoornis de lengte had van de gemiddelde 9-jarige. Deze kleintjes kregen een kans, en maakten het moderne Barcelona.

3: Het talent, niet de coach, maakt de dienst uit

Een van de vragen waarmee ik het boek begon was: wie heeft de macht binnen de club? Het antwoord bleek: Messi. Hij was de beste speler, en in het voetbal zijn de beste spelers de baas, simpelweg omdat ze onvervangbaar zijn. 

De kleine Argentijn zegt weliswaar weinig, maar woorden zijn overbodig. Rosell, Barça’s voorzitter van 2010 tot 2014, vertelde me: ‘Hij hoeft niets te zeggen. Zijn lichaamstaal is de krachtigste die ik ooit heb gezien. Ik heb hem in de kleedkamer zien kijken met een blik waaruit iedereen opmaakt of hij het ergens al dan niet mee eens is. En dat is het dan. Hij is veel slimmer dan mensen denken – of dan wat hij laat blijken.’

‘En wat wil hij dan?’ vroeg ik.

‘Hij wil voetballen’, antwoordde Rosell, waarmee hij bedoelde dat Messi wilde dat Barça exact speelt volgens zijn voorkeuren in spelers, opstelling en tactiek. 

Messi liet de uitvoering, het runnen van de club, het liefst over aan de bestuurders en trainers, maar alleen als zij deden wat hij wilde

Messi had weliswaar geen veto over interne besluiten – daarvoor zijn er te veel andere krachtenvelden binnen de club – maar de beslissers bij Barça hielden zo’n vijftien jaar rekening met al zijn wensen met betrekking tot transfers, belangrijke tactische ingrepen en trainersaanstellingen. Hij voelde nooit enige aandrang om zijn persoonlijkheid buiten de club te laten gelden, maar intern was dat een ander verhaal. Messi liet de uitvoering, het runnen van de club, het liefst over aan de bestuurders en trainers, maar alleen als zij deden wat hij wilde.

Maar ook voor sterspelers onder het niveau Messi geldt: als het talent in conflict komt met de trainer of de club, dan wint de speler. 

Veel supporters vinden dat onbegrijpelijk. Ze verwachten dat een trainer zijn spelers nog steeds commandeert zoals ‘generaals’ uit vroegere tijdperken als Rinus Michels, Ernst Happel of Alex Ferguson. Maar een machocoach die de wil van moderne topspelers probeert te breken, of hen met harde hand ‘motiveert’, zal ze ongewild wegjagen.

Clubs hebben de illusie laten varen dat ze hun wil kunnen opleggen aan hun mobiele, multinationale, zeer vermogende, bijna onvervangbare spelers, die doorgaans uitgerust zijn met een groot ego, een sluwe zaakwaarnemer en pluimstrijkende journalisten. In een vakgebied waar alles draait om talent – vind maar eens een andere Frenkie de Jong of Sergio Busquets – is het onvermijdelijk dat het talent regeert. Coaches zijn inwisselbaarder dan sterspelers.

4: De voetballers ontmenselijken, maar dat is niet hun eigen schuld

Topvoetballers moeten leren hoe ze buiten het veld moeten leven. Dat wordt steeds moeilijker.

Waarschijnlijk is de smartphonecamera het ergste dat voetballers in deze eeuw is overkomen. Ze leven voortdurend in angst dat iemand een indiscrete foto of video maakt of een gesprek in een restaurant op de sociale media zet. In nachtclubs zitten spelers vaak in een privézone met uitzicht op de dansvloer, en gaat er een bewaker van de club mee naar de wc. De entourage die meefeest met de sterspeler moet vaak hun telefoon inleveren.

Al die angst en achterdocht is terecht. 

Voetballers worden inderdaad omringd door mensen die hen proberen te gebruiken. Voor geld, roem of aandacht. In 2014 interviewde ik Neymar in opdracht van zijn sponsor Red Bull, tijdens een promotieshoot voor een van zijn andere sponsors. Er stonden vijftien mensen – fotografen en hun assistenten, pr-figuren, visagisten en ik – in een loft studio in Barcelona zijn afgetrainde lijf aan te gapen, terwijl hij tussen de foto’s door een ander broekje aantrok. Elke aanwezige wilde iets van hem. Ik verkocht mijn oppervlakkige, veertig minuten durende interview voor veel geld aan Red Bull, en nu verkoop ik het weer.

Zo is het geen wonder dat voetballers niet alleen paranoïde worden, maar Zij worden gebruikt, maar gebruiken anderen ook – als seksobject of als onbetaalde slippendrager. Ze worden dan ook op hun wenken bediend; als een voetballer een nieuwe telefoon of vliegtickets nodig heeft, wordt dat meteen voor hem geregeld. Het is eens voorgekomen dat een jonge speler van Barça een club fixer opdracht gaf om hem regelmatig van viagra te voorzien.

Een enkele speler heeft geen moeite met de goudvissenkom. In de jaren dat Ivan Rakitić bij Barça speelde, ging hij naar de supermarkt, wachtte hij zijn kinderen bij school op en poseerde hij op het strand voor selfies. Maar hij is de uitzondering: de meeste spelers van Barça beperken hun sociale kring tot familieleden, jeugdvrienden, een paar ploeggenoten en misschien enkele oudgedienden van de staf van La Masía. Ze hebben het zichzelf aangeleerd om iedereen te wantrouwen die ze ontmoeten.

De verdediger Gerard Piqué zegt: ‘Het is moeilijk om nu echte vriendschappen te ontwikkelen. Mensen zoals ik trekken anderen aan, zijn verlokkelijk. Daarom bescherm ik mezelf. Ik geef me niet makkelijk bloot,

Dat is niet alleen de schuld van de spelers. Het zijn vooral de aanbiddende supporters die hen ontmenselijken.    

Inma Puig, die jarenlang bij Barça als clubpsycholoog werkte, stelde vast dat het grote gevaar voor voetballers was dat ze door de roem ‘ontmenselijkt’ werden. Ze zei: ‘De mensen zien een voetballer als superman. Als je daar zelf ook in gaat geloven, raak je het contact met de realiteit kwijt. Dan werkt er niets meer.’

5: De club gaat ten onder aan zijn eigen succes

President Laporta heeft naast de schuldencrisis een nog fundamenteler probleem op zijn bord: het is niet duidelijk hoe de club op de lange termijn aan de top kan blijven. De laatste dertig jaar heeft Barça altijd op een of andere manier vooropgelopen: eerst de vernieuwende voetbalideeën van Cruijff, toen de gouden La Masía-generatie en tot slot de ongekende inkomsten die die spelers genereerden – entreekaartjes, tv-rechten, sponsorrechten, merchandising, allemaal verkocht dankzij het succes van de ploeg. Daardoor kon een club uit de tweede stad van een niet bijzonder rijk land registreren van alle sportclubs in de wereldgeschiedenis. 

Maar net als elke pionier in het voetbal is Barcelona inmiddels ingehaald. In elke bedrijfstak is de nummer één bijna altijd minder vernieuwend dan de achtervolgers. Bovendien wordt de nummer één gekopieerd, zo ook FC Barcelona. Cruijffs opvattingen zijn gemeengoed geworden. Andere topclubs als Bayern München, Liverpool en Manchester City (en ook Italië, de nieuwe Europees kampioen) spelen een gemoderniseerde versie van het razendsnelle aanvallende pressievoetbal dat hij en Michels in de jaren zestig in Amsterdam-Oost ontwikkelden. Deze ploegen doen dat inmiddels een stuk beter dan Barça.

Barça heeft geen unique selling point meer

Tevens heeft elke serieuze club in Europa La Masía geïmiteerd. Allemaal maken ze nu langetermijninvesteringen in hun jeugdopleidingen, privilegiëren kleine voetballers, beschouwen voetbal als een denksport, en onderwijzen de geometrie van de pass.         

Als comfortabele nummer één heeft FC Barcelona amper geprobeerd te vernieuwen. De club rustte op zijn lauweren. Inmiddels heeft Barça geen unique selling point meer. Er is geen reden om te veronderstellen dat het snel weer de meest vooruitstrevende voetbalclub zal worden. Wellicht heeft het Barcelona-model zijn langste tijd gehad.

De leidinggevenden van de club bereiden zich al voor op een toekomst zonder grote successen in het mannenvoetbal. Het uitzicht is een stuk beter voor het vrouwenelftal, dat in mei voor het eerst de Europese Champions League won door Chelsea in de finale met 4-0 af te drogen. Ik verwacht dat in de komende jaren de clubtrots ietwat verschuift richting het vrouwenteam.

Het mannenelftal moet zich echter heruitvinden – maar hoe? Het worstcasescenario is het lot van AC Milan: van Europacupwinnaar tot nationale subtopper. Geen ondenkbaar scenario, want nieuws in augustus 2021 maakte de crisis compleet. Messi vertrekt. Al in 2019 zei een hoge clubwerknemer tegen mij: ‘Na Messi komt de woestenij, de duisternis.’

Meer lezen?