Sara (18) kan niet aan haar overleden moeder denken zonder óók heel blij te worden
Hoe gaan jongeren om met rouw en wat kunnen volwassenen daarvan leren? De vroege dood van haar 50-jarige moeder maakte Sara (18) niet boos, maar dankbaar. ‘Ze was wijs, en dankzij haar ben ik dat nu ook.’
Sara (18) staat voor de meterslange memory lane in haar ouderlijk huis in het Brabantse Bladel. Honderden foto’s, allemaal netjes omlijst en vervolgens in een wirwar opgehangen. Feestfoto’s inclusief grote plastic bekers bier, bewogen lachselfies, festival- en vakantiekiekjes, verliefde trouwfoto’s, knusse gezinsportretten – vastgelegd geluk.
Met haar nagel tikt ze op een van de foto’s, hij hangt wat hoog, ze moet op haar tenen staan. Haar ouders, Sharon en Richard, grote festivalfans, staan voor een podium waar de Brabantse band Peter Pan Speedrock optreedt. Met één arm houden ze elkaar vast – alsof ze nooit meer los willen laten. Hun andere arm steken ze in de lucht, biertje in de hand, proost.
De foto is vorig jaar gemaakt op een zelfgeorganiseerd festival. Omdat Sharon, toen 49, heel ziek was, niet meer zou genezen van longkanker en nog heel graag een festival wilde meemaken. Het werd door vrienden uit de muziekwereld, samen met stichting No Guts No Glory georganiseerd. Al Sharons vrienden en familieleden waren erbij. Jankfest noemden ze het evenement.
Sara grijnst. Een betere naam is er niet, vindt ze. Want er werd gefeest. En er werd gejankt.
Onder de foto’s hangt een gouden letterslinger met het motto van Sara’s ouders erop.
‘Genieten, godverdomme.’
Je kunt tegelijkertijd grijnzen en verdriet hebben
‘Ik denk dat ik je daarom heb gemaild’, vertelt Sara als ze ziet dat mijn vingers letter voor letter langs de slinger glijden. ‘Omdat ik jou, en alle andere mensen die dit lezen, wil vertellen hoe wij het deden als gezin toen mama ziek was, en hoe wij het doen nu ze dood is.’
Sara neemt me mee naar het kantoor van haar vader – hij verkocht jarenlang merchandise van muzikanten, vooral in de rock- en metalscene, de lievelingsmuziek van het gezin. Het huis is een voormalig kantoorpand en bevindt zich op een bedrijventerrein. Er zijn weinig andere woningen in de buurt, maar wel: een bedrijf dat elektrische installaties verkoopt, een lasbedrijf, een lakspuiterij en een farmaceutisch laboratorium.
Sara kwam hier twee jaar geleden met haar ouders en jongere broertje wonen – haar zus is een paar jaar ouder en al uit huis. In enkele van de vele gangen van het huis zit nog een systeemplafond. Op de wc-deuren plakken nog stickers die aangeven of het om het vrouwen- of mannentoilet gaat. ‘Vette plek hè’, zegt Sara, terwijl ze een slok neemt van haar cola en neerploft in de leren luie stoelen op haar vaders kantoor.
Ze wijst naar buiten. ‘Mijn moeder was al jaren gestopt met roken en zei altijd: “Als ik weet dat ik doodga, ga ik weer roken.” Ik zei: you do you. Stond ze ineens te roken onder het afdakje hier.’
Sara grijnst. Het verdriet zit verstopt in die grijns. Of misschien is het meer: het verdriet ís die grijns. Want, zo zegt Sara wel een paar keer: ‘Ik kan niet aan mijn moeder denken zonder ook blij te worden. Het was zo’n zachte, wijze vrouw. Mijn ouders hebben het zo goed gedaan in het leven.’
Het troost haar, zegt ze, dat haar ouders er alles uit hebben gehaald. Ze stonden op elk festival. Ze vierden elke verjaardag uitbundig met het gezin. Ze gingen op vakantie naar Orlando. ‘In 2013 ging het niet zo goed met het bedrijf van mijn ouders. Er kwam geld vrij en mijn moeder wilde dat in de zaak stoppen. Mijn vader zei: “Mooi niet, wij gaan naar Disney World!”’
Sara drukt haar hand op haar borst. ‘Daar ben ik zó blij mee. Dat we dat gewoon hebben gedaan.’
Overal over praten: met grappen, zonder fluwelen woordjes
Sharon overleed vier maanden geleden. ‘Voor mijn gevoel loop ik veertig jaar mis met haar’, zegt Sara. ‘Dat doet wel pijn. Maar ik ben nog steeds dankbaar voor wat ik dan wel heb gehad. We zijn altijd bewust geweest van het feit dat je niks te zeggen hebt over hoe oud je wordt. Mijn vader noemt het: leven zodat je klaar bent om te sterven. Memento mori.’
‘Mijn moeders moeder is vroeg overleden. Mijn moeder zei altijd dat er nooit een dag voorbijging dat ze niet aan haar dacht. Ik geloofde dat nooit zo. Nu weet ik: het kan. Het is zo.’
Ik vind het belangrijk om ook te kunnen lachen om de dood
Sharon werkte een paar jaar als uitvaartbegeleider. Zij vond dat de uitvaart meer voor de nabestaanden was dan voor de overledene, en wilde dat anders doen. De dood was dus eigenlijk altijd al dichtbij – zij het in professioneel opzicht. In huis slingerden altijd dichtbundels rond over verlies, waar haar moeder uit voordroeg tijdens diensten.
Er werd veel gepraat in het gezin. Sara vertelde haar ouders zonder probleem dat ze lesbisch is, alles was bespreekbaar. En dat is niet veranderd: vooral met haar vader kan Sara goed praten.
‘Niet omslachtig, met fluwelen woordjes, niet ongemakkelijk zwijgen of juist maar praten om stiltes te vullen. We ouwehoeren over de dood. We maken grappen. Toen mijn moeder net was overleden, stuurde ik een liedje uit een musical over een dode moeder in de groepsapp naar mijn vrienden. Buitenstaanders zullen misschien denken: die is gek geworden. Mijn vrienden kennen me: die vonden het gelukkig grappig. Ik vind het belangrijk om ook te kunnen lachen om de dood.’
Tegelijkertijd benadrukt Sara ook een paar keer dat iedereen op een andere manier rouwt. Haar broertje, Jack, zit op het autismespectrum. Net als Sara zelf. Maar bij Sara zit het haar gevoel niet in de weg. Jack heeft daar – in haar ogen – wat meer moeite mee. ‘Hij vraagt dan aan ons: “Missen jullie mama?” Waarmee hij dan eigenlijk wil zeggen: “Ik mis mama.” Hij uit zijn emoties via ónze emoties. En dat is helemaal oké.’
Luisteren en vragen stellen
De afgelopen maanden leerde Sara dat luisteren veel belangrijker is dan advies geven. Zo doet haar vriendin dat, ze zijn nu een halfjaar samen, zij heeft heel goede oren. ‘Mijn moeder zei altijd tegen ons, als iemand verdriet heeft: “Vraag eerst wat diegene wil: wil je advies, wil je ruggespraak, wil je een luisterend oor?” Mijn ouders zijn wijs. Ik heb veel van ze geleerd. Daar heb ik geluk mee.’
Ze klinkt haast strijdbaar als ze het over ‘haar geluk’ heeft. Dat is wat ze uit wil dragen. Dat ze zo gelukkig is met haar moeder.
Ik denk aan mijn eigen eerste maanden na het overlijden van mijn moeder. Die waren doordrenkt van woede: wáárom mijn moeder? En van jaloezie – wáárom heb ik niet wat anderen nog wel hebben?
Ik schaam me een beetje, geef ik toe aan Sara, dat zij, zo veel jonger dan ik, al zo veel wijzer is. Sara heeft veel minder wrok dan ik na het overlijden van mijn moeder ervoer.
‘Ik voel wel veel machteloosheid. Vooral als ik aan mijn vader denk... Hij moet er ook doorheen, dat verlies. Er is weinig wat ik kan doen. De lege stoel aan tafel wordt ook steeds leger, nu mama er niet meer is.’
Na het overlijden van haar moeder was ze vooral bezig met het behalen van haar vwo-diploma, zodat ze Nederlands kan gaan studeren in Tilburg. ‘Daardoor komt de rouw nu pas echt op gang. Ik heb veel fijne mensen om me heen. Ik zorg dat ik mezelf in die fijne omgeving hou, snap je? Ik kan samen met hen door het verdriet heen.’
Het komt op elk moment van de dag. Ook ’s nachts. ‘Laatst droomde ik dat ze er weer was. Ze was letterlijk uit de dood opgestaan, nog een beetje stram en stijf, ze zat nog een beetje onder de modder, maar zij was het wel weer.’
17,5 jaar de gaafste moeder gehad
Sara is ook feitelijk met de dood bezig. Zou goed door haar ADHD kunnen komen, vertelt ze me. Het is een hyperfixatie. Ze wil weten hoe dingen zijn. Ook de nare dingen.
‘Ik heb opgezocht hoe een lichaam langzaam vergaat onder de grond’, zegt Sara. ‘Of nou ja, ik wist het al, alleen had het ineens betrekking op mijn eigen moeder.’
Ze geeft een biologische uitleg, gekleurd met tientallen details, die ik hier niet opschrijf, omdat ik dat niet iedereen wil opdringen. Om Sara te citeren: iedereen rouwt op zijn eigen manier.
Kijk, mam, we missen je als een malle, maar we kunnen het
Tot een paar weken terug praatte Sara nog met haar moeder. Ze appte haar postuum dat ze was geslaagd. En ze heeft continu de neiging: even bellen. Om te vragen hoe ze rouwen moet, om te vertellen dat ze laatst zo veel lol had met midgetgolfen, om haar voicemail te horen. Om te vertellen: kijk, we missen je als een malle, maar we kunnen het.
‘Maar ik hoop niet dat ze het écht ziet allemaal. Leven na de dood, verschrikkelijk lijkt me dat. Dan ziet ze ons het leven leven, nieuwe, mooie dingen ervaren, terwijl zij niet meer mee mag doen. Dat moet toch een eeuwige kwelling zijn?’
Nee, laat Sara en haar familie maar leven zonder toeziend moederlijk oog van bovenaf. ‘We zijn zo hecht, met alle lieve mensen om ons heen, en al die bizar goede herinneringen. Ik heb maar weinig tijd gehad met mijn moeder, maar ik heb 17,5 jaar lang de gaafste gehad.’
Zodra het weer kan, zal het gezin weer een festival organiseren. Weer ter ere van Sharon. Dan wordt het geen Jankfest, maar een Dankfest.