In Limburg zie je: zo makkelijk komt een provincie onder afspraken over natuur uit
Juist nu de biodiversiteit onder druk staat en extreem weer vaker voorkomt, is het belangrijk dat natuurgebieden, rivieren en landschappen goed worden beheerd. Tien jaar geleden is besloten dat provincies daar verantwoordelijk voor werden. Wij maakten de balans op in Limburg en zagen: de provincie kan zich gemakkelijk aan haar verantwoordelijkheden onttrekken.
Noord-Limburg is het hart van de intensieve landbouw en tussen de dorpjes Ooijen en Wanssum was dat tien jaar geleden niet anders. Maar wat onvoorstelbaar leek, gebeurde hier, aan de oever van de Maas. De provincie, het waterschap, het ministerie en omringende gemeenten trokken samen 230 miljoen euro uit om boeren uit te kopen, bomen en struiken te planten, verdwenen zijtakken van de rivier te herstellen en autowegen en dijken te verleggen.
Het doel: een bijdrage leveren aan de provinciale doelstelling om 2.600 hectare extra natuur aan te leggen vóór 2027, en grote overstromingen voorkomen.
Wij, Pomme Rademaker, Nena van Bakel en Jan Daalder, volgden aan de Universiteit van Amsterdam een vak over onderzoeksjournalistiek toen iemand ons tipte: het dreigt helemaal mis te gaan in het nieuwe Limburgse natuurgebied Ooijen-Wanssum. Maandenlang dompelden wij ons onder in natuuropgaven, natuurpacten, beheerplannen, rivierdynamiek, maaibeleid, natuurcompensatie en tal van andere termen die voor ons aanvankelijk hocus pocus waren.
Toen we deze zomer rondliepen bij de N270, in het opgeleverde natuurgebied Ooijen-Wanssum, was het moeilijk te zien wat er nu precies misgaat. Het is een groot natuurgebied: 540 hectare – bijna achthonderd voetbalvelden. Vogels zongen, insecten zoemden en waar ooit uitgestrekte akkers lagen, ligt nu een ruig veld vol wilde planten als kamille, zuring, kattenstaart en boterbloem.
Maar schijn kan bedriegen, zo leerden wij het afgelopen jaar.
Want een natuurbeschermer ziet iets heel anders dan wij. Op 1 januari 2021 werd het project opgeleverd, maar sindsdien wordt deze nieuwe natuur slecht beheerd. Geen boswachters, geen boa’s, geen controle op loslopende honden, maar wel motorcrossers die dwars door de velden rijden.
Hoe kon dat gebeuren?
(Geen tijd om alles te lezen? Hier in het kort onze bevindingen.)
Nieuwe natuur: aanleg én beheer
Nieuwe natuur moet worden aangelegd, maar vervolgens ook worden beheerd – een beetje zoals bij het wegennet. En de aanleg én het beheer kosten geld.
Een professioneel beheerder, zoals Staatsbosbeheer, zorgt normaal gesproken voor goede wandelpaden en bordjes, zet boswachters in om de regels te handhaven en onderhoudt de natuur zelf: bomen kappen, dieren voeren en ga zo maar door.
En voor dit verhaal belangrijk: maaien.
‘Je moet natuurlijk weten hoe je omgaat met bezoekers, maar vooral wanneer je wat moet maaien om te voorkomen dat alles verandert in een groot wilgenbos’, vertelt Peter van de Rijdt, provinciehoofd van Staatsbosbeheer Limburg. ‘Als de natuur dichtgroeit, is dat een groot probleem voor de waterveiligheid.’
Een van de doelen van de nieuwe natuur in Ooijen-Wanssum was de rivier de Maas meer ruimte geven. Het is de bedoeling dat het overtollige water van de rivier bij hoogwater het gebied in kan lopen. Daarvoor is het van belang dat er niet al te veel struiken, bomen of hoog gras staan. Die kunnen de doorstroming tegenhouden. Bovendien kunnen dijken niet goed worden geïnspecteerd als ze niet gemaaid zijn.
Maar in het natuurgebied Ooijen-Wanssum is er geen sprake van professioneel natuurbeheer. De provincie liet tot voor kort wel maaien, maar dat werd gedaan door aannemers die normaal de wegberm onderhouden. Maar ‘je moet dat door mensen met verstand van zaken laten doen’, stelt Van de Rijdt.
De aannemers zetten dit voorjaar grote maaimachines aan het werk, in de periode dat hazen en konijnen zich net hadden voortgeplant. Het gevolg: dode jonkies. Na klachten van omwonende natuurliefhebbers stopte de provincie grotendeels met maaien, maar dát levert weer problemen op voor de waterveiligheid.
En hoewel de overstromingen van deze zomer in Ooijen-Wanssum niet voor problemen zorgden – het hoogwater van de Maas kon er gelukkig wegstromen, waardoor de dijken het hielden – lijkt dat eerder ondanks dan dankzij het beheer door de provincie, al spreekt de provincie dat tegen.
Hoewel het bij de overstromingen van deze zomer goed ging bij Ooijen-Wanssum, is dat eerder ondanks dan dankzij het beheer door de provincie
Het gebrekkige natuurbeheer in Ooijen-Wanssum staat niet op zichzelf. In 2011 werd onder staatssecretaris Henk Bleker (CDA) het natuurbeleid gedecentraliseerd. Niet de Rijksoverheid maar de provincies waren vanaf 2015 verantwoordelijk voor het aanwijzen, ontwikkelen en het beheer van natuurgebied. Bleker besloot ook om het budget met 70 procent te korten.
Door gesprekken met natuurbeheerders, wetenschappers, lokale politici en natuurliefhebbers kwamen wij er snel achter dat deze decentralisatie vooral in Limburg tot grote problemen leidt.
Maar in essentie was het idee erachter helemaal zo verkeerd nog niet.
Soorten verdwenen in rap tempo, dus was beter natuurbeleid nodig
Om te begrijpen hoe de problemen met het natuurbeleid in Limburg zijn ontstaan, moeten we eerst terug naar de jaren negentig. Veel dier- en plantensoorten verdwenen snel – in Nederland nog sneller dan in de rest van de Europese Unie – net als het aantal vierkante meters natuur. In Nederland daalde het besef in dat er écht actie ondernomen moest worden tegen de drastische achteruitgang van de natuur.
Er bestond in die tijd een landelijke overheidsdienst die toezag op de ontwikkeling en instandhouding van natuur: de Dienst Landelijk Gebied (DLG). Een organisatie met veel inhoudelijke expertise.
Zo’n centrale dienst had z’n voordelen, stelt Wiebren Kuindersma, die aan Wageningen University & Research (WUR) onderzoek doet naar landgebruik en natuurbeleid in Nederland: ‘Overal in Nederland werd hetzelfde beleid gevoerd. Om nieuwe natuurgebieden aan te leggen moet je meestal landbouwgrond opkopen, boeren kregen overal in Nederland daar de marktconforme prijs voor.’
Maar dat centrale beleid had ook een keerzijde, zegt hij: natuurbeleid kun je niet uitsluitend vanuit Den Haag organiseren. Om succesvol landbouwbedrijven uit te kopen en nieuwe natuur te ontwikkelen, is contact met gemeenten, omwonenden en boeren belangrijk. Vaak stuitte de Dienst Landelijk Gebied op lokale weerstand, zegt Kuindersma. Het was daarom niet zo’n gekke gedachte om het natuurbeleid te decentraliseren.
Toenmalig CDA-Kamerlid Ger Koopmans en staatssecretaris van Landbouw Henk Bleker besloten in 2011 om het hele natuurbeleid bij de provincies te stallen en de Dienst Landelijk Gebied op te heffen.
‘Het CDA wil dat het beleid altijd zo dicht mogelijk bij de burger is’, verklaart Ger Koopmans die keuze aan ons. ‘En provincies hadden al veel bevoegdheden op het gebied van natuur. In Limburg is er nu een groot draagvlak voor het natuurbeleid.’
Maar het ging niet alleen om decentralisatie: Bleker en Koopmans schroefden de ambitie voor nieuw aan te leggen natuur ook terug van 700.000 naar 600.000 hectare, schoven de deadline vooruit van 2018 naar 2027 en kortten het budget van ongeveer 600 naar minder dan 200 miljoen euro per jaar. De aanname was dat provincies natuur efficiënter konden aanleggen en beheren. In Limburg betekende dit dat de oorspronkelijke doelstelling van 3.400 terugging naar 2.600 hectare.
Sindsdien kregen de provincies samen eerst 105 en later 354 miljoen euro per jaar om die extra natuur te ontwikkelen en beheren. De afspraak was dat provincies zelf geld bij zouden leggen: jaarlijks gezamenlijk 60 à 65 miljoen.
Maar hoe pakte het plan van CDA’ers Koopmans en Bleker uit? Fast forward naar de zomer van 2021.
Natuurbeheer in de rest van Nederland
Natuurgebied Ooijen-Wanssum kent op z’n minst opstartproblemen, met de crossende motoren, rondlopende honden en amateuristisch gemaaide bermen. Maar is Ooijen-Wanssum de regel of de uitzondering? Hoe gaat het sinds de decentralisatie en bezuinigingen in de rest van Nederland?
Lang niet altijd goed, blijkt uit de rondgang die wij maakten langs provinciale natuurorganisaties en berichtgeving in andere media.
Neem Noord-Holland: door de bezuinigingen en de gebrekkige financiële bijdragen van de provincie zijn daar in verschillende natuurgebieden de bruggen rot, ontbreken de rugleuningen van bankjes en raken de paden overwoekerd, meldde NH Nieuws begin dit jaar.* En Pointer meldde recent dat Staatsbosbeheer in meerdere provincies met plastic vervuild bouwpuin gebruikt voor de wandelpaden.* Staatsbosbeheer zei tegen Pointer niet te hebben geweten dat het bouwpuin vervuild was met plastic en dat dit materiaal om ‘budgettaire redenen’ gebruikt werd.
Staatsbosbeheer wijst ons op de lage subsidies die verschillende provincies verstrekken, Noord-Holland bijvoorbeeld. ‘Zo krijgen we voor het onderhouden van alle paden, trappen en bordjes in de Schoorlse Duinen bij Alkmaar jaarlijks maar 70.000 euro’, vertelt woordvoerder Marcel van Dun aan ons. ‘We moeten nu één lange trap vervangen, dat alleen al kost 40.000 euro. Daarmee zijn we al door de helft van ons budget heen.’
Ook in Zuid-Holland ging het lang vrij slecht. Hoewel de provincie grote financiële reserves heeft, hielden bestuurders de hand op de knip. ‘De politiek werd jarenlang door accountants en rekenmeesters van de VVD en het CDA gedomineerd, de subsidies voor natuurbeheer zijn gewoon zo laag dat niemand het wil doen’, zegt Michiel Houtzagers, directeur van natuurbeheerorganisatie Zuid-Hollands Landschap. Sinds 2019 is er een gedeputeerde van GroenLinks die over natuur gaat, vertelt hij, en dat maakt verschil. Zo staat er in het laatste collegeakkoord dat er 5 miljoen euro extra beschikbaar komt voor ‘landbouw, natuur en bodemdaling’.
Provincies krijgen geld van het Rijk voor natuur, en bepalen zelf of ze dat er daadwerkelijk aan uitgeven
Hoewel vrijwel geen enkele provincie op schema ligt om de natuurdoelen van 2027 te halen, nemen de meeste provincies hun nieuwe verantwoordelijkheid serieus en leggen ze zelf geld bij, al doen zij ook zeker niet meer dan voor de decentralisatie.
Eén provincie springt er in positieve zin bovenuit: Noord-Brabant. Eén van de rijkste provincies, maar ook een provincie waar er echt politieke wil is om actief aan de slag te gaan met de natuur, vertelt Femke Dingemans, directeur van de Brabantse Milieufederatie. Hoewel ook hier de bezuinigingen van Bleker nog steeds voelbaar zijn, hebben ze het in Brabant relatief goed getroffen, zegt zij.
De provincie Brabant investeerde zelf meer dan 400 miljoen euro in natuurbeleid, boven op de rijksbijdrage. Ook heeft de provincie besloten om meer natuur aan te leggen dan oorspronkelijk afgesproken.
Het geld dat de provincies van het Rijk krijgen is niet geoormerkt met een label “natuur”. Er wordt niet gecontroleerd of het aan andere dingen wordt besteed
In Brabant hebben allerlei maatschappelijke organisaties de handen ineengeslagen, vertelt zij. ‘In ruil voor extra provinciale investeringen in de natuur leggen de waterschappen, natuurbeheerders als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Brabants Landschap zelf ook geld bij’, zegt Dingemans.
Het is al heel wat dat de doelstelling voor het aantal hectare nieuwe natuur in haar provincie behouden is gebleven, vertelt Dingemans, ‘maar natuurorganisaties moeten creatief met hun geld omgaan. We werken bijvoorbeeld samen met boeren die op of rond hun landbouwgrond ook ruimte voor natuur laten: bloemen, struiken, bossen, niet alleen maar grasvlaktes. Dat is minder dan je zou willen natuurlijk, maar voor ons is het glas halfvol’, zegt zij.
‘Het huidige systeem is... dynamisch’, verzucht onderzoeker Wiebren Kuindersma (universiteit van Wageningen). ‘Provincies mogen in principe helemaal zelf beslissen waar ze het geld dat zij van het Rijk krijgen aan besteden. Dat geld is namelijk niet geoormerkt met een label “natuur”. Er wordt niet gecontroleerd of het aan andere dingen wordt besteed.’
En dat is wat in Limburg gebeurde.
De couleur locale van Limburg
Wie er in het college van Gedeputeerde Staten zit, maakt nogal uit voor het natuurbeleid. In Limburg is het CDA van oudsher dé grote machtspartij.
In de provincie is het natuurbeleid de afgelopen jaren een hoofdpijndossier. Dit voorjaar viel het college naar aanleiding van de onthullingen van NRC Handelsblad over hoe een voormalige CDA-gedeputeerde provinciale natuursubsidies via een natuurorganisatie naar zijn eigen bv sluisde – subsidies waar tot een aantal jaar geleden niet de provincie maar de Dienst Landelijk Gebied over ging.
Ger Koopmans, het Kamerlid dat er samen met Henk Bleker voor gezorgd had dat voortaan de provincies verantwoordelijk werden voor het natuurbeleid, werd in 2014 gedeputeerde van Financiën in Limburg.
In 2019 was Koopmans formateur en daarna weer gedeputeerde van Financiën in het extraparlementaire college van onder meer CDA, VVD, PVV en FVD. Uit openbare bronnen en onze gesprekken met wetenschappers en natuurbeschermers blijkt dat de colleges met Ger Koopmans als gedeputeerde, natuurontwikkeling en -beheer op drie manieren moeilijk maakten.
Probleem 1: zelf nauwelijks geld bijleggen
De eerste manier is heel simpel: voor het hele natuurbeleid is in Limburg te weinig geld en dat komt deels door de bezuinigingen van voormalig staatssecretaris Bleker, maar ook door de politieke keuzes van de provincie zelf.
Waar Noord-Brabant jaarlijks boven op de rijksbijdrage van 52 miljoen euro maar liefst 35 miljoen investeert in het natuurbeleid, legt de provincie Limburg vrijwel niets bij. Van het Rijk krijgt Limburg jaarlijks 28 miljoen euro, maar het legde daar in eerste instantie zelf een schamele 300.000 euro bovenop, al is dat intussen gestegen tot iets meer dan een miljoen euro per jaar.
Van het Rijk krijgt Limburg jaarlijks 28 miljoen euro, de provincie legt iets meer dan een miljoen euro bij
Hoewel in de begroting van 2019 staat dat er een miljoen euro per jaar extra beschikbaar komt voor ‘soortenbeleid’, steekt dat schril af bij de extra natuurinvesteringen die de colleges van Noord-Holland (29 miljoen euro), Overijssel (14 miljoen) en Utrecht (12 miljoen) hebben gedaan.
Torben Mulder, tot vorig jaar ambtenaar bij de provincie Limburg op de afdeling natuur, zag van dichtbij hoe de provincie Limburg tekortschiet: ‘Het is eigenlijk knotsgek’, vertelt hij, ‘dat Koopmans er als Kamerlid voor heeft gezorgd dat de provincie zelf ook moet bijdragen aan natuur, om een paar jaar later als gedeputeerde voor de provincie Limburg te besluiten om vrijwel niets bij te dragen!’
Probleem 2: de subsidiekraan dichtdraaien
Te weinig geld in natuurbeleid steken, dat heeft gevolgen. In 2018 besloten* de twee toenmalige CDA-gedeputeerden, Ger Koopmans (Financiën) en Hubert Mackus (Landbouw en Natuur) dat de zogenoemde SKNL-subsidie, waarmee nieuw natuurgebied ontwikkeld kan worden, ‘op nul’ ging. Daarmee kon geen enkele particulier of natuurorganisatie meer subsidie krijgen om nieuwe natuur aan te leggen.
Een project als Ooijen-Wanssum was nooit van de grond gekomen zonder deze subsidies. Door het dichtdraaien van de subsidiekraan heeft het ontwikkelen van nieuwe natuur in Limburg vervolgens drie jaar feitelijk stilgelegen, terwijl de Rijksoverheid wel miljoenen aan belastinggeld aan de provincie overmaakt om goed natuurbeleid te voeren.
Een week nadat wij hier vragen over stelden, kondigde de provincie aan dat de subsidie weer beschikbaar komt.
Probleem 3: gecompenseerde natuur aftrekken van de opgave
Een derde manier waarop de provincie de natuurontwikkeling bemoeilijkt, zit ’m in de zogeheten ‘natuurcompensatie’. Kort gezegd: als er natuur moet verdwijnen voor een snelweg of woonwijk, moet die natuur elders gecompenseerd worden, iets wat in Limburg, maar ook in andere provincies lang niet altijd goed gaat. Provincies hebben vaak weinig zicht op waar hoeveel natuur verdwenen is en waar die natuur vervolgens gecompenseerd is en of dat goed gedaan is, zegt Mirjam Broekmeyer, die in het verleden aan de universiteit van Wageningen onderzoek heeft gedaan naar natuurcompensatie. ‘Als er al gecompenseerd wordt, gebeurt het heel vaak slecht.’
Maar de provincie Limburg gebruikt natuurcompensatie ook nog om onder haar verantwoordelijkheden uit te komen.
Tussen nu en 2027 moet de provincie nog 1.448 hectare nieuwe natuur aanleggen, maar elke keer als er op de ene plek een hectare natuur verdwijnt en die elders wordt gecompenseerd met een hectare nieuwe natuur, moet daar een soort ‘boete’ voor worden betaald (de ‘kwaliteitstoeslag’). Die boete bestaat eruit dat als de provincie één hectare bos omhakt, zij daar soms wel twee hectare bos voor moet terugplanten.
Het is alsof je bij de jaarlijkse belastingaangifte een verkeersboete aftrekt van de belastingen
Het beleid van de provincie Limburg is om die extra hectare bos die ze sowieso al moeten aanleggen te gebruiken voor de doelstelling om in 2027 2.600 hectare extra natuur aan te leggen. Al duurt het nog tientallen jaren voordat dat jonge bosje iets toevoegt aan de biodiversiteit.
Tot nu toe gebeurde dat alleen bij een groot natuurgebied bij de Brunssummerheide. Daar werd 170 hectare natuur gecompenseerd omdat er bij de aanleg van een snelweg natuur verloren was gegaan. Van die 170 hectare bestond 70 hectare uit de ‘boete’, die de provincie vervolgens aftrok van de ontwikkelopgave.*
Het is alsof je bij de jaarlijkse belastingaangifte een verkeersboete aftrekt van de belastingen.
Hoewel een woordvoerder in een reactie laat weten dat dit ‘inderdaad niet in de geest is van hoe natuurcompensatie bedoeld is en daar strijdig mee is’, sluit zij niet uit dat de provincie dit in de toekomst weer zal doen.
De tijd dringt
Veel van de problemen van het Limburgse natuurbeleid komen samen in Ooijen-Wanssum.
In het najaar van 2020, enkele maanden voor de oplevering, liet de provincie aan de beoogde beheerder Staatsbosbeheer weten dat er geen geld voor het beheer was. De subsidies voor aankoop en ontwikkeling zijn al jaren geleden – voordat Koopmans gedeputeerde werd – verstrekt. Maar of ook de subsidies voor het beheer verstrekt gaan worden, is nu onzeker. Daar wordt nu al bijna een jaar over gesteggeld.
Staatsbosbeheer heeft intussen aangeboden het hele natuurgebied van de provincie te kopen, een flinke financiële kluif voor de natuurbeheerder.
Ger Koopmans en de zijnen zijn opgestapt na de integriteitsaffaire rondom natuurorganisatie Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) en er is intussen een nieuw college, maar de tijd dringt wel voor Ooijen-Wanssum, constateert Peter van de Rijdt, provinciehoofd Staatsbosbeheer Limburg: ‘Er zal hoe dan ook schade aan de natuur ontstaan. Laten we hopen dat we nog voor het eind van het jaar in kunnen grijpen’, zegt hij. ‘Het dreigt nu een echte bende te worden.’
Wat nu?
‘De decentralisatie en het opheffen van de Dienst Landelijk Gebied was doodzonde’, vindt Van de Rijdt. ‘De provincie is goed in beleid, niet in uitvoering. En dat wreekt zich’, zegt hij. En dat terwijl Limburg veel potentie heeft met bijzondere soorten en landschappen die je nergens anders in Nederland vindt.
Een zekere mate van centralisatie van het natuurbeheer is hard nodig, vinden ook ex-ambtenaar Torben Mulder, wetenschappers als Wiebren Kuindersma en natuurbeschermers en -beheerders in verschillende provincies. Al was het maar om goed toe te zien dat provincies het rijksgeld daadwerkelijk gebruiken voor natuurbeleid. Dat geld is namelijk niet geoormerkt met het label ‘natuur’.
De provincies missen expertise, geld en – in Limburg – wellicht ook de wil voor degelijk natuurbeleid
De provincies missen expertise, geld en – in Limburg – wellicht ook de wil voor degelijk natuurbeleid.
Het nieuwe Limburgse college heeft nadat wij onze vragen stelden de subsidies voor natuur weer hervat. Nu nog zelf geld investeren en natuurcompensatie gebruiken waar het voor bedoeld is. Zodat niet alleen mensen, maar ook de meest kwetsbare dier- en plantensoorten van het land hun toevlucht kunnen zoeken in de groene gebieden van Nederland, en Limburg in het bijzonder.
Voor dit onderzoek hebben we gesproken met meerdere natuurorganisaties in Limburg en andere provincies, wetenschappers van het PBL en de universiteit van Wageningen, enkele onafhankelijke natuuradviesbureaus, inwoners van de dorpen Ooijen en Wanssum en lokale en provinciale politici. In het bijzonder dank aan Torben Mulder en Wiebren Kuindersma.