Terroristen bereiken zelden wat ze willen

Jeanine de Roy van Zuijdewijn
Universitair docent Institute of Security and Global Affairs
Een gedeeltelijk overzicht van het project “When the Twin Towers were still beautiful” door Thomas Kuijpers, bestaand uit een extensieve collectie van Twin Tower aandenkens. Lees onder het artikel meer over de beelden.

Twintig jaar geleden schokte Al-Qaeda de wereld met de aanslagen van 11 september. Deze aanslagen lieten zien dat terroristen wereldwijde impact kunnen maken met hun daden. Maar zulk ‘succes’ is een uitzondering.

Twintig jaar geleden kwam Al-Qaeda met een harde klap de huiskamers binnen. Dramatische uit New York van de Twin Towers die instortten nadat ze geraakt waren door twee gekaapte vliegtuigen, zorgden ervoor dat heel de wereld al snel wist wie deze groep was.

De aanslagen van 11 september 2001 waren een provocatie, die door de Verenigde Staten werd beantwoord met het aangaan van een global war on terror, waaronder de invasie van Afghanistan. De gevolgen zijn nog steeds merkbaar: pas op 31 augustus 2021 verklaarde de Amerikaanse president Joe Biden dat de oorlog in Afghanistan De aanslagen laten zien dat terroristen wereldwijde impact kunnen maken met hun daden.

Terroristen zien aanslagen niet als doel, maar als middel om die impact te bereiken. Terrorisme kan daarmee gezien worden als een vorm van gewelddadige communicatie.

Terrorists want a lot of people watching, not a lot of people dead’, schreef analist al in de jaren zeventig. Door middel van aanslagen proberen terroristen reacties te ontlokken van het publiek die hen moet helpen politieke doelen te behalen. Of het nu gaat om jihadisten, extreemrechtse of extreemlinkse terroristen: ze delen het geloof in de effectiviteit van aanslagen. 11 september was helaas een duidelijk voorbeeld. 

Maar is terrorisme wel zo’n – naast gruwelijke – succesvolle vorm van communicatie?

Krijgt de boodschap van terroristen gehoor?

Intuïtief zou je misschien denken: If it bleeds, it leads. Maar succesvolle communicatie gaat verder dan het halen van het achtuurjournaal. Het draait ook om de vraag of een bepaalde boodschap bij het juiste publiek gehoor vindt.

Ik heb dit onderzocht voor in West-Europa: de aanslagen op de luchthaven en metro in Brussel (maart 2016), de boulevard in Nice (juli 2016), de kerstmarkt in Berlijn (december 2016) en een concertzaal in Manchester (mei 2017). Daarbij heb ik gekeken hoe autoriteiten en burgers reageerden op de aanslagen en wat zij hierover zeiden in speeches, interviews, op sociale media en in andere vormen van communicatie.

Deze vier aanslagen werden geclaimd door IS, ondanks verschillen in hun betrokkenheid bij de aanslag. De organisatie en daders probeerden telkens dezelfde boodschap over te brengen: de aanslagen waren een reactie op de militaire operaties van westerse landen in het Midden-Oosten. Zij zetten dit neer als een ‘oorlog tussen moslims en het westen’.

Direct na de aanslagen ontstond er in alle landen discussie over de daders. De vraag was telkens: hoe waren zij in staat geweest een aanslag te plegen ondanks verhoogde veiligheidsmaatregelen of hun bekendheid bij de inlichtingendiensten en De discussie ging over vermeend falend beleid – en telkens werd de politiek schuldige gezocht.

Hoewel er in de vier landen veel aandacht voor het thema terrorisme was, kwam er in de weken erna zelden een diepere discussie op gang over de motieven

Er was daarbij weinig sprake van nationale eenheid of solidariteit. In Brussel ontstond er hevige discussie tussen politici uit verschillende delen van het land nadat hooligans uit Vlaanderen vijf dagen na de aanslagen een illegale demonstratie hielden de centrale herdenkingsplek. De Brusselse burgemeester beschuldigde Vlaanderen er zelfs van de stad te met rechts-extremisten. In Duitsland kreeg bondskanselier Angela Merkel felle kritiek over het gevoerde migratiebeleid In Frankrijk werd premier Manuel Valls uitgefloten toen hij twee dagen na de aanslag in Nice de herdenking Enkel in Manchester sloten politiek leiders midden in de aanloop naar de nationale verkiezingen. 

Terwijl de discussie in de meeste landen direct om de politiek schuldigen ging, kwam er in Frankrijk nog een ander element bij. President François Hollande nam de retoriek van IS over: hij kondigde aan de militaire operaties in Syrië en Irak tegen IS te intensiveren, terwijl de link met de dader onduidelijk was. Ook een ingrijpende maatregel.

Hoewel er in de vier landen veel aandacht voor het thema terrorisme was en autoriteiten soms ook direct reageerden met harde acties, kwam er in de weken erna zelden een diepere discussie op gang over de motieven van de daders. De inhoudelijke boodschap die terroristen met de aanslagen hadden willen overbrengen, resoneerde dus nauwelijks.

Een jaar later: amper aandacht voor de terroristen

Langer na de aanslagen was dit niet anders. Bij de herdenkingen die in alle vier de gevallen een jaar na dato werden gehouden, besteedden de autoriteiten en burgers amper aandacht aan de terroristen of hun boodschap. De naam IS viel bijna niet, laat staan dat de daders en hun gedachtegoed nog naar voren kwamen in de vele toespraken.

De herdenkingen bleken juist een kans te zijn voor de autoriteiten en burgers om een eigen boodschap te benadrukken. Dit was het meest zichtbaar in Manchester, waarbij burgers en autoriteiten samen ceremonies organiseerden. De de werkbij die staat voor het arbeidsethos en saamhorigheid in de oude industriestad Manchester, fungeerde daarbij als verbindend symbool.

In alle landen waren het met name burgers die opriepen om een gezamenlijk front tegen de terroristen te vormen en te zorgen dat groepen in de samenleving niet uiteengedreven zouden worden. Zij probeerden weerbaarheid te benadrukken: het idee dat de samenleving niet blijvend zou veranderen na aanslagen, maar dat deze als het ware zou kunnen terugveren van de impact die zo’n gruwelijke gebeurtenis veroorzaakt.

De herdenkingen waren echter niet altijd een moment waarin er een boodschap van eenheid en weerbaarheid naar voren kwam, zoals in Manchester gebeurde.

Extreemrechtse en extreemlinkse groeperingen demonstreerden in Berlijn en de eerste groep onthulde een waarbij ze de aandacht probeerden te vestigen op het vermeende gevaar van de islam in Duitsland. In Brussel waren de ceremonies van de burgers en de autoriteiten gescheiden en was er geen gemeenschappelijk verhaal. In Nice was de herdenking vooral een optreden van de staat met de net aangetreden president Emmanuel Macron

Hoe de impact van aanslagen te beperken 

Hoewel er verschillen waren, gebeurde na alle vier de aanslagen in Europa hetzelfde. Na de aanslag verdwenen de terroristen snel uit beeld en bleken autoriteiten en burgers zich op allerlei andere thema’s te richten. Of het nou om politiek moddergooien ging of om oproepen tot eenheid: in elk geval ging de aandacht niet naar de boodschappen van de terroristen. Wie weet nog de namen van de daders in Brussel of Nice?

Terrorisme is dus geen goede communicatiestrategie. Niet terroristen, maar autoriteiten en burgers bepalen de uiteindelijke impact van aanslagen. Er waren wel verschillen in reacties van autoriteiten en burgers te zien. Zo benadrukten burgers vaker een boodschap van weerbaarheid terwijl de autoriteiten meer meegingen in de retoriek van terroristen.

Doordachtheid en terughoudendheid in de reacties van autoriteiten en burgers op aanslagen zijn misschien wel het antwoord dat terroristen het meest vrezen

Dit is verrassend, omdat er onder politici en bestuurders soms de angst leeft dat burgers niet in staat zijn op een proportionele manier te reageren op dit soort heftige gebeurtenissen. Toch bleken juist burgers te laten zien dat terroristen niet in staat zouden zijn een blijvende impact op de samenleving te hebben. Het succes van terroristen valt of staat met de reactie die zij teweegbrengen. Zorgen dat de impact van aanslagen proportioneel blijft, zou dus een belangrijk streven moeten zijn als we het succes van terrorisme willen beperken.

Bij de aanslagen van 11 september 2001 is het Deels valt dit te verklaren door de gruwelijkheid en omvang van de aanslagen: met die we vandaag opnieuw herdenken is dit de dodelijkste aanslag in de geschiedenis. Op lange termijn werd de impact echter bepaald door het feit dat de terroristen in staat bleken een overreactie uit te lokken, onder andere in de vorm van het uitroepen van een wereldwijde oorlog door president George W. Bush.

Dat het ook anders kan, hebben politici en met name burgers in Europa laten zien. Er zijn veel mogelijkheden om het succes van terrorisme als gewelddadige communicatiestrategie te beperken. Doordachtheid en terughoudendheid in de reacties van autoriteiten en burgers op aanslagen zijn misschien wel het antwoord dat terroristen het meest vrezen. Dat is waarschijnlijk een van de belangrijkste lessen die we in de twintig jaar na 11 september geleerd hebben.

Lees ook: