Wooncrisis oplossen? Begin met luisteren naar de slachtoffers

Josta van Bockxmeer
Correspondent Wonen
Alle beelden zijn afkomstig uit de serie 'Shelters' door Joanna Piotrowska, lees onder het artikel meer over het beeld

Wat nu? vroeg ik me af na het eerste woonprotest in Amsterdam. Hoe gaan we de wooncrisis oplossen? Tot ik besefte dat zoeken naar dé oplossing deel van het probleem is. Voor we praten over oplossingen, is er eerst een politiek debat nodig over wat wonen betekent – met ruimte voor ieders perspectief.

Aan de rand van het grote veld, daar waar de mensenmenigte iets dunner wordt, zit Emma van Riek. Lange, rossige haren, felrode lippenstift. Ze zit in een rolstoel. Daar is de 34-jarige vijf jaar geleden na een ongeluk in terechtgekomen. Sindsdien woont ze noodgedwongen weer bij haar moeder. Niet omdat die voor haar moet zorgen, maar omdat ze simpelweg geen andere woning kan krijgen.

Omdat Van Riek sinds haar ongeluk niet goed meer kan werken, heeft ze een Een hypotheek kan ze daarmee wel vergeten. Urgentie voor een sociale huurwoning krijgt ze niet, want die is alleen voor mensen die ook in huis geen kleine stukjes kunnen lopen. En dat kan ze wel. Daardoor is ze in feite dakloos. 

Van Riek is een van de ongeveer vijftienduizend mensen die zo’n tweeënhalve week geleden aanwezig waren bij het woonprotest, in het Westerpark in Amsterdam. De torenhoge huizenprijzen, het gebrek aan betaalbare huurwoningen, de verdubbeling van het aantal daklozen in tien jaar tijd – het is te veel geworden.

Ik ben er ook. Ik wil de verhalen horen van mensen die klem zijn komen te zitten op de woningmarkt. En ik wil weten wat er moet gebeuren om hun situatie te verbeteren. Ik zie het protest als iets hoopvols, een mogelijkheid om eindelijk iets te veranderen.

Maar terwijl ik rondloop in het Westerpark, voel ik in plaats van hoop juist wanhoop opkomen. Frustratie ook. Natuurlijk, het is fantastisch dat er zo veel mensen zijn.  Om me heen zie ik protestborden: ‘Huizen voor mensen, niet voor winst’, ‘Wonen is een recht, geen privilege’, en: ‘Ik lust geen huisjesmelk’. En de leus die de hele massa scandeert: ‘Mensen boven markt!’

Maar het protest roept ook veel vragen bij me op. Want wat betekent dat concreet, mensen belangrijker maken dan de markt? Wie gaat dat doen, en hoe?

In de dagen na het protest wil ik eigenlijk een reportage schrijven, een stuk waarin de stemmen te horen zijn van de mensen die aanwezig waren bij de demonstratie en waarin ik vooruitkijk. Naar de volgende acties, en naar wat er nu moet gebeuren. Maar het lukt me niet. Ik weet nog steeds niet wat er nodig is om de wooncrisis op te lossen.

Het woonprotest is pas het begin

Een dag voor het protest had ik de vraag ook al gesteld aan Melissa Koutouzis (33), een van de organisatoren. Ik ontmoette haar in een oude loods die is verbouwd tot café-restaurant, in Amsterdam-Noord. Op het voormalige industrieterrein verrijst over niet al te lange tijd een woonwijk met voornamelijk dure woningen. Nu waren er mensen protestborden aan het schilderen.

De tengere Koutouzis droeg haar haar in een paardenstaart. Ze klonk bevlogen terwijl ze praatte. Het woonprotest is pas het begin, benadrukte ze. ‘Deze campagne is een stappenplan. We beginnen met een paar dingen die gewoon echt niet te verkopen zijn.’ Zoals de verhuurderheffing, een hoge belasting voor Of dat verhuurders veel te makkelijk tijdelijke contracten kunnen aanbieden.

Met de demonstraties – na Amsterdam volgen – willen de initiatiefnemers mensen bij elkaar krijgen. Vervolgens willen ze een congres organiseren om het te hebben over radicalere oplossingen, zei Koutouzis.

Wat is de dynamiek achter al die deelproblemen?

Een week na het protest in Amsterdam nemen de organisatoren met een manifest alvast een voorschot op mogelijke uitwegen uit de wooncrisis. Ze eisen onder andere een brede sociale huursector, waar ook mensen met een middeninkomen in terechtkunnen. Belastingmaatregelen die de koopprijzen opdrijven, zoals de hypotheekrenteaftrek,  

Het zijn maatregelen waar ik achter sta. Sterker nog, ik heb er Maar toch is mijn ongeduld ook na het verschijnen van het manifest niet verdwenen. De eisen en voorstellen beslaan ieder een aspect van de woningnood. Ik mis een analyse van de dynamiek achter al die deelproblemen – en een idee hoe die te veranderen. Hoeveel breder moet de sociale sector bijvoorbeeld worden? Wie gaat die huizen bouwen en beheren? En is het nodig woningen op te kopen van beleggers?

Ik moet denken aan de klimaatbeweging. Daar is een duidelijk doel – het in de grond houden van fossiele brandstoffen – gekoppeld aan acties die daar direct aan bijdragen. Waarom is zo’n doel er voor wonen nog niet? Of maak ik het mezelf te moeilijk, door te denken dat het nooit goed genoeg is zolang er niet één perfecte remedie op tafel ligt?

‘Er zit geen agressie in’

In het Westerpark kwam ik ook Jaap Draaisma tegen. In de jaren 70 en 80 was hij Nu stond hij wat achteraf. Zwarte kleding, het kale hoofd verborgen onder een petje, schouders licht gebogen. Hij bevestigde mijn ontevredenheid, want hij vindt het woonprotest veel te braaf. ‘Er zit geen agressie in, heel weinig pit. Ik zie allemaal politieke partijen en dan denk ik: die hebben de boel verraden de afgelopen dertig jaar. Maar goed, je moet ergens beginnen, dus vandaar dat ik hier sta.’

Wat Draaisma betreft werd er in het Westerpark een plan gesmeed om huizen te kraken. Bijvoorbeeld de woningen van de Amerikaanse investeerder Blackstone, die vorig jaar meer dan driehonderd woningen

Is dat het, moeten er weer kraakgroepen opstaan? Die zouden een duidelijke boodschap afgeven: privébezit mag niet belangrijker zijn En ze zouden meteen iets aan de woningnood doen, al is het symbolisch.

Het woonprobleem is zo geïndividualiseerd dat het wel heel erg moet zijn willen mensen collectief in actie komen

Maar de woningnood was in de jaren 70 en 80 ook heel anders dan nu, zei Draaisma. De steden liepen juist leeg, en de centra stonden vol vervallen panden. Kraken was dus makkelijker, en ook nog eens legaal. De hoge huren van nu waren toen ondenkbaar. Net als buitenlandse beleggers die woningen opkopen, opknappen Eigenlijk, dacht Draaisma, is de woningnood nu erger dan toen.

Dat soort vergelijkingen is natuurlijk moeilijk te maken. Maar volgens mij zijn er wel een paar belangrijke verschillen: veertig jaar geleden was woningbouw vooral een taak van woningcorporaties. Zij bouwden op grote schaal nieuwe woningen, met subsidie van het Rijk. Het waren mooie woningen, aantrekkelijker en goedkoper dan die van particuliere huisbazen. De sociale huursector

Halverwege de jaren 90 veranderde dat. Woningcorporaties kregen geen subsidie meer en moesten later Op die manier konden ze minder bouwen, en werden ze gedwongen grote aantallen huizen te verkopen. Het bouwen en verhuren van woningen werd meer en meer

Ook de manier waarop we over wonen nadenken, is de afgelopen decennia veranderd. Sociale huur is er nog voor een kleine groep, die voornamelijk uit mensen De rest moet het zelf zien te rooien op de vrije markt. En wie geen goed huis kan betalen, is daar ook zelf verantwoordelijk voor. 

Dat het zo lang duurde voordat er een groot protest tegen de woningnood kwam, zegt volgens mij veel over de wooncrisis. Het probleem is zo geïndividualiseerd dat het wel heel erg moet zijn voordat mensen collectief actie ondernemen.

Niet blijven hangen in de oplossingenmodus

Dus wat is de oplossing voor de wooncrisis van nu? Als ik anderhalve week na het protest een collega bel en haar mijn twijfels voorleg, begrijp ik het opeens. Het gaat er niet om dé oplossing voor de wooncrisis te vinden. Sterker nog, die gaat er niet komen zolang we blijven hangen in de oplossingenmodus. Want die oplossingen volgen de logica die nu juist de problemen heeft veroorzaakt – die van de markt. Terwijl er een politiek debat nodig is.

Ik denk terug aan alle mensen die ik in het Westerpark sprak. Mensen als Emma van Riek, die door het hokje waarin de instanties ze plaatsen geen aanspraak kunnen maken op een woning. Jongeren die weg willen bij hun ouders, maar geen kamer kunnen vinden. Stellen die samen willen wonen. Huiseigenaren die zelf goed zitten, maar ook begrijpen dat het zo niet langer kan.

Al deze mensen met hun verschillende perspectieven moeten een plek krijgen in het nieuwe debat over wonen. Want wonen is meer dan een dak boven je hoofd. Het gaat ook over kansen die je krijgt, over zekerheid, gemeenschap en autonomie.

Dat wist ik eigenlijk al, maar toch bleek ook ik gevoelig voor de oplossingenmodus. Net als politici en een groot deel van de onderzoekers sloeg ik een belangrijke denkstap over. Ik vergat te vragen waarvoor precies een oplossing nodig is. Of belangrijker nog, voor wie.

Aanwezig zijn, daar gaat het om

In het Westerpark vroeg ik Emma van Riek of ze hoopvol was dat er door het protest wat zou veranderen. Eigenlijk niet, zei ze. Maar je moet je uitspreken. ‘Of er dan iets gebeurt, ik betwijfel het, maar dan hebben we wel ons best gedaan.’

Tijdens het protest gaf dit antwoord – en de soortgelijke antwoorden die ik van anderen kreeg – me nog een uitzichtloos gevoel. Nu begrijp ik dat aanwezigheid precies is waar het om gaat. Daarmee eisen Van Riek en de tienduizenden anderen op dat het woondebat over hén gaat. 

Dát is ‘mensen boven markt’.

Lees verder: