Over polarisatie (en wat je ertegen kunt doen)
Polarisatie. Dat is het woord dat me te binnen schiet als ik denk aan de afgelopen weken. Op de Erasmusbrug, dat symbool van de eenheid van Rotterdam, zag ik vorige maand hoe een kloof in de samenleving zich verdiepte. Deelnemers aan het tweede landelijke woonprotest, in Rotterdam ‘Woonopstand’ genoemd, kregen er klappen van de politie.
Het politiegeweld, en ook de klachten over geweld tégen de politie die erop volgden, laten verhardende fronten en een afnemend vertrouwen zien. Daarover schreef collega Arjen van Veelen een mooi stuk voor NRC. Voor mij betekende het ook een keerpunt in het debat over wonen.
Dat debat is de afgelopen jaren in hoog tempo gepolitiseerd. Een paar jaar geleden hield het kabinet zich nog zo ver mogelijk van inmenging in de woningmarkt. De markt zou het wel oplossen. Nu is duidelijk dat dat voor een groot deel van de bevolking niet werkt. En groeit het besef dat dat oneerlijk is. Want terwijl de één steeds meer huur gaat betalen, heeft de ander een riant koophuis.
In Rotterdam voelde het alsof het geweld van de politie die verharding onomkeerbaar maakte. Veel van de mensen die de wapenstokken op zich voelden neerkomen, waren nog nooit met de politie in aanraking geweest. De klappen bevestigden wat zij vermoedelijk al voelden: het systeem is tegen ons.
De verkeerde vraag: ben je vóór of tegen nieuwbouw?
Polarisatie lijkt ook te ontstaan in het debat over nieuwbouw. Zo schrok ik toen ik laatst op LinkedIn het woord ‘woningbouw-wappie’ las, in een post van emeritus hoogleraar Gebiedsontwikkeling Friso de Zeeuw. Hij bedoelde er de nieuwe Rijksbouwmeester, Francesco Veenstra, mee. Die zou namelijk vinden dat er tot 2030 niet één miljoen woningen bij moeten komen.
Ik vind posts als die van De Zeeuw gevaarlijk, want voor je het weet gaan beschuldigingen over en weer ten koste van een inhoudelijk debat. Veenstra heeft namelijk helemaal niet gezegd dat hij tegen nieuwbouw is. Alleen dat het getal van één miljoen nogal willekeurig gekozen is (en daar heeft hij een punt, want het woningtekort is nogal moeilijk te voorspellen).
Veenstra zei ook dat je blindstaren op getallen ten koste kan gaan van andere belangrijke aspecten. Zoals de kwaliteit van woningen en de milieubelasting die bouwen met zich meebrengt.
Wat het betekent ergens thuis te zijn
Gelukkig zijn er ook manieren om polarisatie tegen te gaan. Een daarvan vond ik in het werk van fotograaf Raimond Wouda, met wie ik onlangs een visueel essay maakte. Wouda fotografeert al dertig jaar in Tuindorp Oostzaan in Amsterdam-Noord. Honderd jaar geleden gebouwd als arbeidersparadijs is er door de jaren heen een hechte gemeenschap ontstaan. Die wordt nu bedreigd door de komst van nieuwe bewoners, die rijker en hoger opgeleid zijn.
In plaats van te denken in groepen, in ‘wij’ en ‘zij’, nodigt Wouda de kijker uit zich te verdiepen in de bewoners van Tuindorp Oostzaan. Hen te leren kennen, en te begrijpen wat de buurt voor hen betekent. In essentie laat zijn werk zien wat het betekent om ergens geworteld te zijn, en dat te willen blijven.
Wouda heeft onlangs een boek uitgebracht met zijn foto’s van het Tuindorp. En tot en met 9 januari is in het Stadsarchief Amsterdam een tentoonstelling te zien die hij in samenwerking met het archief heeft gemaakt. Aanrader!
Wat ik leerde over het werk van Jane Jacobs
In het essay citeerde ik Dood en leven van grote Amerikaanse steden van activist en publicist Jane Jacobs, uit 1961. Het boek is nog altijd een klassieker in de stedenbouw. Jacobs laat zien dat we steden pas kunnen begrijpen als we verder kijken dan cijfers en statistieken. In plaats daarvan moeten we aandacht hebben voor individuele mensen en de onzichtbare draden die hen verbinden.
Maar door een reactie die ik op het essay kreeg, leerde ik dat je Jacobs’ werk ook anders kunt lezen. Stedenbouwkundigen gebruiken haar boek juist ook vaak om de gentrificatie – dus het aantrekken van meer vermogende bewoners om een wijk ‘erbovenop’ te helpen – in wijken als Tuindorp Oostzaan te bevorderen, schreef stadsgeograaf Wouter van Gent.
Jacobs schreef in een tijd waarin binnensteden niet populair waren, en stelt principes op om daar levendige buurten te creëren. Maar volgens Van Gent had ze daarbij te weinig oog voor de sociale ongelijkheid die ontstaat als stadswijken populair worden bij mensen met een hoger inkomen.
En nog een paar leestips
- Over de taak van de overheid bij het creëren van voldoende betaalbare woningen gesproken: een groeiend aantal gemeenten wil weer erfpachtconstructies gaan toepassen. Op die manier hopen ze koophuizen betaalbaar te maken voor mensen die nu geen toegang hebben tot de woningmarkt, schrijft Het Financieele Dagblad.
- Verder veel goede klimaatjournalistiek op De Correspondent deze weken, vanwege de klimaattop in Glasgow. We publiceerden onder andere een vertaalde lezing van George Monbiot. Of het nu gaat om stervende ecosystemen, uitbuiting of ruimtegebrek: de grote problemen van de mensheid zijn volgens Monbiot bijna allemaal ontsprongen aan het idee dat ‘land’ iets is dat je privé kunt bezitten.
- Collega Nina Polak schreef een prachtig stuk over de klimaatdepressie. Door de toenemende zorgen over het klimaat zijn psychologen gaan beseffen dat mensen niet alleen zijn ingebed in hun sociale netwerk, maar ook in hun fysieke omgeving. Een waardevol inzicht als het gaat om hoe onze woonomgeving eruitziet.
- En deze wil ik je ook niet onthouden: een nieuw stuk van Maikel Kuijpers over de materialen waaruit onze wereld bestaat (en waaruit we al die huizen bouwen die zo dringend nodig zijn). Dit keer: glas. Hij schreef er ook een update bij over de vervuiling die ons materiaalgebruik veroorzaakt.
Tot de volgende!
Josta