Het dominante verhaal over slavernij is nog pijnlijk koloniaal – terwijl een eerlijker verhaal allang voor het oprapen ligt
Het Grote Verhaal dat in het Westen over slavernij wordt verteld is aan vernieuwing toe. De trans-Atlantische slavernij was niet simpelweg een voortzetting van een traditie die al langer in Afrikaanse landen bestond. En witte abolitionisten waren niet de enige helden aan wie de afschaffing ervan te danken is.
Het zal niemand zijn ontgaan, weinig historische onderwerpen zorgden de afgelopen tien jaar voor meer publieke discussie dan het slavernijverleden. Ik hoor mensen vaak zeggen dat slavernij een ‘gevoelig onderwerp’ is. Hoe kan een onderwerp gevoelig zijn als de wereldwijde consensus is dat slavernij een kwaad is dat moet worden uitgebannen?
Wie de dringende behoefte voelt om zijn afkeer van slavernij uitdrukkelijk uit te dragen kan op stevige weerstand rekenen. In maart 2020 riep Peter Nicolaï (PvdD) in de Eerste Kamer de regering op om excuses te maken voor de koloniale slavernij en ‘een wet aan te nemen waarbij rekenschap wordt afgelegd voor het slavernijverleden’.* Zijn voorstel haalde het niet. Een motie in juli 2020 van D66-Kamerlid Rob Jetten evenmin.
De discussie over ons slavernijverleden is geen oppervlakkige cultuurstrijd, maar een uiting van een moeizame maar gestage erkenning van de plaats die raciale slavernij en racisme in de westerse beschaving hebben. Dit gaat over meer dan een paar straatnamen en standbeelden. Hoe we ons verhouden tot slavernij gaat over het zelfbeeld dat westerse samenlevingen hebben. Nu het koloniale verleden verder van ons af komt te staan en postkoloniale migranten geen tweederangs burgerschap meer accepteren, groeit de behoefte aan bezinning op wat er tijdens de trans-Atlantische slavenhandel heeft plaatsgevonden en hoe dat de wereld heeft gevormd.
Terwijl de nazaten van slaafgemaakten al gewend zijn aan het bespreken van de complexe erfenis van deze geschiedenis, begint de rest van de samenleving het gesprek over de culturele erfenis van eigenaarschap nu pas te voeren. Kunstenaar Serana Angelista verwoordt het mooi: ‘Achter het slavernijverleden staat geen punt maar een komma.’*
Het gaat om meer dan eenzijdige kritiek op het geweld en de ongelijkheid die het kolonialisme en slavernij voortbrachten. Het leidt ook tot een evaluatie van de kernwaarden van de westerse beschaving.
Een misleidend Groot Verhaal
Het denken over de relatie tussen slavernij en beschaving zit in de westerse wereld gevangen binnen de kaders van een Groot Verhaal. Dit staat kritische reflectie in de weg. Een Groot Verhaal is een overkoepelende interpretatie van het verleden die een samenleving helpt om de publiekelijk beleden kernwaarden te duiden als onlosmakelijk deel van de eigen cultuur. Het is een verhaal over de legitimiteit en de historische wortels van de eigen identiteit, waarin vrijheidsliefde, menselijke gelijkwaardigheid en antislavernij diep verankerd zijn.
Het Grote Verhaal over slavernij is in westerse samenlevingen ongeveer als volgt: alle vroegere samenlevingen kenden slavernij en dat was onomstreden, maar de Griekse en Romeinse beschavingen zijn de culturele bakermat van westerse democratische rechten. De Romeinen kenden een extreem onderscheid tussen slaaf en vrije, waardoor men in het Westen begrijpt hoe waardevol vrijheid is.
In de nadagen van de Romeinse tijd kwam door de opkomst van het christendom een einde aan de slavernij in Europa. Die natuurlijke christelijke vrijheid kreeg echter een knauw toen Europa rond 1450 in aanraking kwam met Afrika en Azië, waar slavernij nog een geldende praktijk was: uit praktische economische overwegingen lieten Europeanen zich vervolgens weer in met slavernij.
Pas vanaf 1800, dankzij de Verlichting en heroplevend christelijk moralisme, maakten de Europeanen opnieuw een einde aan de slavernij en zetten zij een mondiale afschaffing in gang.
In dit Grote Verhaal is ook een rol weggelegd voor een tegenvoeter: de despotische Aziatische en Afrikaanse samenlevingen, waaronder de islamitische wereld, waar de fundamentele oriëntatie op vrijheid ontbreekt. Zij gedogen ook in de huidige tijd nog de slavernij en zijn alleen met geweld en sancties ertoe te bewegen om afscheid te nemen.
Het Grote Verhaal over slavernij leidt tot overschatting van de diepe historische wortels van westerse vrijheidsliefde
Dit is het Grote Verhaal waarbinnen in het algemeen gedacht wordt over de relatie tussen slavernij en de westerse beschaving. Het leidt tot een overschatting van de diepe historische wortels van westerse vrijheidsliefde en een onderschatting van de culturele erfenissen van het recente koloniale en slavernijverleden.
Wie dit Grote Verhaal als leidraad neemt beschouwt antislavernij als een onlosmakelijk deel van de westerse beschaving. Dat maakt het moeilijk om verantwoordelijkheid te nemen voor onze eigen rol in hedendaagse slavernij én om in het reine te komen met de geschiedenis en doorwerking van de relatief recente geracialiseerde trans-Atlantische slavernij.
De paradox van het Grote Verhaal
Het ongemak en de vertwijfeling die het onderwerp slavernij omringen is een gevolg van een paradox in het Grote Verhaal: slavernij wordt gezien als wezensvreemd aan de westerse beschaving, terwijl het meest recente slavernijverleden bij uitstek een product van die beschaving is.
Het uitdiepen van dat ongemak en het begrijpen van de vertwijfeling krijgen weinig ruimte in het publieke debat. Wie de paradox probeert aan te stippen wordt een ‘weg-met-ons-mentaliteit’ verweten. Terwijl het juist gezond is om als samenleving vanuit deze paradox een nieuw verhaal te ontwikkelen waarmee de plaats van het koloniale en slavernijverleden in de eigen geschiedenis en identiteit kan worden geduid.
Zodra we meer over de patronen in het denken over het westerse slavernijverleden weten, zullen we beter begrijpen waarom gevestigde journalisten, columnisten, museumdirecteuren en politici de slavernij ‘een gevoelig onderwerp’ blijven noemen, en omzichtig blijven herhalen dat niemand zich schuldig hoeft te voelen, ook al kunnen ze zelden goed uitleggen wat de gevoeligheid precies behelst of wie dan wel zou stellen dat mensen van nu schuldig zijn.
De geschiedenis van het Grote Verhaal
In grote lijnen is het Grote Verhaal over het slavernijverleden te herleiden tot de debatten over slavernij aan het eind van de achttiende eeuw.
Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw nam de trans-Atlantische slavenhandel immense proporties aan. Industrialisatie, groeiende consumptie van luxegoederen en globalisering zorgden ervoor dat mondiaal het percentage mensen dat gebukt ging onder de meest extreme vorm van slavernij snel groeide.
In de anderhalve eeuw die volgde werd wereldwijd besloten slavernij te verbieden en uit te bannen. Paradoxaal genoeg eindigde de slavernij op haar hoogtepunt: juist in de tijd dat de schaal het grootst en de uitbuiting het extreemst was, werd er een einde aan gemaakt.
Voor- en tegenstanders bestookten het ontluikende publieke debat eind achttiende en begin negentiende eeuw met hun denkbeelden over maatschappelijke verhoudingen, de rechten van de mens en raciale of culturele hiërarchieën. Islamitische en christelijke theologen haastten zich om pleidooien voor en tegen de slavernij te ontwikkelen, en verlichtingsdenkers deden hetzelfde.
Het idee dat er een raciaal onderscheid bestond tussen heersers en de onderworpenen bleef ook na afschaffing van de slavernij bestaan
Koloniale dominantie bleef in de ogen van Europese bestuurlijke elites nastrevenswaardig, ook als zij slavernij begonnen te verwerpen. Het idee dat er een raciaal onderscheid bestond tussen heersers en de onderworpenen bleef na de afschaffing bestaan en ging deel uitmaken van het negentiende-eeuwse nationalisme. Slavernij werd nu gezien als iets dat niet door Europese landen werd bedreven, maar juist door Aziatische en Afrikaanse samenlevingen.
In het Grote Verhaal is de definitie van slavernij eenvoudig en transhistorisch min of meer gelijk: een vorm van dwangarbeid waarbij mensen een verhandelbaar eigendom zijn.
Echter, vormen van slavernij verschilden soms dusdanig van wat wij daar nu onder verstaan dat het maar de vraag is of het überhaupt wel slavernij genoemd kan worden. De dooddoener dat ‘alle’ of ‘de meeste’ samenlevingen in de geschiedenis slavernij kenden suggereert dat slavernij gedurende de hele menselijke geschiedenis een geaccepteerd instituut was, en benadrukt een contrast tussen de historische acceptatie en de hedendaagse verwerping.
Economische rationaliteit als verklaring
Nederlandse geschiedschrijvers houden ook vaak vast aan het idee dat economische rationaliteit een verklaring is voor het bestaan van slavernij in het Nederlandse wereldrijk.*
De bijna dogmatische nadruk op economische rationaliteit verhult een culturele dimensie en vervult een belangrijke rol binnen de Nederlandse versie van het Grote Verhaal over slavernij. Terwijl juist voor de meest recente slavernij waar Nederland bij betrokken was, de grootschalige trans-Atlantische slavernij, de geracialiseerde slavenstatus en het eveneens geracialiseerd eigenaarschap belangrijke kenmerken waren.
De nadruk op economische rationaliteit van Nederlandse slavernij leidt tot de analyse dat zodra de rekening is opgemaakt en de kasboeken gesloten de geschiedenis afgesloten is.
Als de nadruk blijft liggen op het belang van slavernij als vorm van dwangarbeid voor een overkoepelend economisch belang, blijft buiten zicht wat het de eigenaar naast de eventuele winsten opleverde. Slavernij brengt de eigenaren meer dan alleen geldelijk gewin.
Zo schrijft de Jamaicaanse socioloog Orlando Patterson dat het bestaan van slavernij gaat over dominantie en totale macht van de meester.* En dat die dominantie, en de extreme onderwerping van slaafgemaakten, ook degenen zonder slaven een ‘gevoel van vrijheid’ kan geven.
Dat leidt tot de vraag: welke culturele rol speelt de onderwerping van de slaafgemaakten in de samenleving?
Onderzoek naar de culturele kant van slavernij
Nieuw onderzoek is – ook in Nederland – de cultuur van eigenaarschap kritisch aan het bevragen en neemt de culturele effecten van slavernij mee in het herdefiniëren van het onderzoeksveld. En dat maakt het ook mogelijk om de connectie met de hedendaagse cultuur in beeld te brengen.
Onderzoekster Felicia Fricke ontwikkelde een nieuwe definitie van slavernij door gesprekken met nazaten van slaven te voeren. Wat door de eigenaren werd gezien als een paternalistische verhouding – van een eigenaar die zich als voogd ontfermde over de slaafgemaakten – zagen de nazaten als een parasitair fenomeen dat het dagelijks leven bemoeilijkte en met geweld, drang en dwang de autonomie van hun voorouders dwarsboomde en inperkte.
Dit soort onderzoek is goed nieuws, want als we serieus werk willen maken van het bestrijden van hedendaagse slavernij en de negatieve effecten van het slavernijverleden, zullen we moeten willen doorgronden welke plaats het fenomeen in de westerse cultuur heeft en welke patronen er zitten in het wegkijken en bagatelliseren.
Als we niet onderkennen welke denkpatronen van de racistische slaveneigenaren nog altijd bestaan, blijven we wegkijken bij hedendaagse moderne slavernij
Hoe acuut dat is bleek wel tijdens de publieke discussie over de omstandigheden waaronder mensen moeten werken bij de voorbereiding van het WK voetbal in Qatar in 2022. Ronald de Boer, ambassadeur van het evenement, bediende zich van een reeks clichés die zo uit het negentiende-eeuwse zuiden van de Verenigde Staten afkomstig leken.
Toen bleek dat in Qatar in de afgelopen jaren 6.500 arbeiders waren omgekomen, stelde De Boer dat het WK veel mensen juist de mogelijkheid bood om hun situatie te verbeteren. ‘Je kan vanuit een gouden torentje of je luie stoel iets roepen, maar daardoor gaan die arbeiders echt niet weg’, zei hij,* alsof het een inherente kwaliteit van de Zuidoost-Aziatische arbeiders zou zijn dat ze onder erbarmelijke omstandigheden en zonder de juiste bescherming werkten.
De gemakzucht waarmee er over de eigen verantwoordelijkheid heen wordt gestapt en de nadruk die wordt gelegd op de eigen goede bedoelingen, spreekt boekdelen. Als we niet onderkennen welke denkpatronen van de racistische slaveneigenaren en koloniale bestuurders nog altijd bestaan, zal men blijven wegkijken bij veel verschillende vormen van hedendaagse moderne slavernij.
Slavenhandel was al gebruikelijk in Europa
Het Grote Verhaal doet de waarheid misschien nog wel het meeste geweld aan bij het duiden van de rol van Europa in de opkomst van de trans-Atlantische slavernij. Het lijkt nauwelijks mogelijk om te ontkennen dat het Westen direct betrokken was bij het opzetten, uitbouwen en voortzetten van een mensenhandelcircuit waarbij naar schatting 12 miljoen mensen over de Atlantische Oceaan werden vervoerd.
Om de unieke band tussen het Westen en de trans-Atlantische slavernij te ontkennen, wordt soms de indruk gewekt dat Europese landen slechts tegen wil en dank bij deze slavenhandel betrokken raakten en hier bovendien vroegtijdig een einde aan maakten. De praktijk zou alleen uit noodzaak (gebrek aan arbeid in Amerika) en toevallige mogelijkheid (het bestaan van mensenhandel in West-Afrika) zijn ontstaan.
Hoe ging het dan wel? Vanaf 1500 ontstond er dankzij Europese scheepvaart een groeiende uitwisseling van mensen, goederen en ideeën rond de Atlantische Oceaan. Deze vorm van vroege globalisering beïnvloedde de demografie, de economie en de staatsvormingsprocessen op de continenten rond de Atlantische Oceaan. Slavernij en slavenhandel waren daarvan een onlosmakelijk bestanddeel.
Het opzetten van de slavenhandel vergde geduld, geweld, motivatie en bovenal flinke investeringen
De slavenhandelaar was geen uitzendbureau die vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bijeenbracht; hij creëerde een markt naar een ouder Mediterraan voorbeeld.
Het opzetten van de slavenhandel vergde geduld, geweld, motivatie en bovenal flinke investeringen. Spaanse, Portugese en Britse vorsten bemoeiden zich er persoonlijk mee.*
Afschaffing was niet te danken aan deftige, witte heren
Het sluitstuk van het Grote Verhaal is de duiding van de mondiale afschaffing van de slavernij en hoe deze tot stand kwam in de periode tussen circa 1780 en 1980. De algehele afschaffing is een unicum in de wereldgeschiedenis en verdient het om bij stil te staan.
Echter, in het Grote Verhaal lijkt het uitsluitend een westerse verworvenheid, waarvan we het begin moeten traceren bij de Britse afschaffing van de slavenhandel in 1807 of eventueel bij de religieus geïnspireerde campagnes van de quakers in de achttiende eeuw. In dit eurocentrische verhaal lijkt er buiten Europa geen vrijheidswens te bestaan of zelfs maar een eigen strijd tussen voor- en tegenstanders van slavernij.
De afschaffing van de slavernij verspreidde zich niet simpelweg als een olievlek vanuit Europa over de rest van de wereld. De nadruk die vaak op de Britse afschaffing wordt gelegd verhult dat de proslavernijbeweging een even ‘westers’ fenomeen was als de afschaffingsbeweging en het laat onbelicht dat Afro-Atlantische verzetsdaden en ideeën van groot belang waren in het proces richting de afschaffing.
Kijk maar naar het eiland Saint-Domingue, nu Haïti. Daar maakte een slavenopstand in 1793 een einde aan de slavernij en de gebeurtenissen op dat eiland inspireerde de Franse politiek om in 1794 slavernij in het hele rijk af te schaffen.
Superioriteitsdenken en onverhuld racisme
Het Grote Verhaal blijkt niet alleen strijdig met de feiten, het blijkt ook een obstakel voor een bedachtzame omgang met het verleden. Het Grote Verhaal is ook een veilige haven voor extremere vormen van superioriteitsdenken en onverhuld racisme.
Koloniale provocaties door politieke leiders als Wilders en Baudet maken duidelijk dat tegenwoordig een deel van het electoraat te mobiliseren is op basis van het gevoel dat zij als ‘echte Nederlanders’ door hun afkomst meer rechten zouden moeten hebben dan anderen. Ze zijn te mobiliseren door te appelleren aan het idee dat een aangeboren voorrecht onder druk staat door de komst van migranten die ook volwaardig deel van Nederland wensen te zijn. Nederland staat met kop en schouders boven andere landen als het gaat om adoratie van het koloniale verleden* en dat geeft radicaal-rechts een concrete ingang bij delen van het electoraat.
Een nieuw verhaal
Iedereen kent vormen van dienstbaarheid en onderdanigheid. We weten wat het is om respect te betuigen aan een meerdere. Als onderdaan aan de soeverein, als burger aan de overheid, als gelovige aan God. We weten niet wat het is om geknecht te worden. Als het lichaam getekend is met de initialen van de meester, als het leven dat we voortbrengen toebehoort aan hem, als we met één pennenstreek van eigenaar kunnen wisselen. Na vele millennia bestaat lijfeigenschap niet meer.
Rond de Atlantische Oceaan leven 200 miljoen mensen die zich identificeren als nazaten van slaafgemaakte Afrikanen.* Zij zijn geen buitenstaanders of migranten. Toch zien de mensen die zich als blank identificeren dat maar al te vaak wel zo. En zo werkt de Atlantische slavernij door. Het zal doorwerken zolang we doen alsof het geen rol speelt. Het werkt door zolang we doen alsof het verleden is afgesloten door het grootmoedige optreden van deftige witte heren.
Slavernij is de meest extreme sociale machtsrelatie in een samenleving en komt als zodanig al millennia lang voor
Het nieuwe verhaal over het Westen en slavernij is dit: slavernij is de meest extreme sociale machtsrelatie in een samenleving en komt als zodanig al millennia lang voor. Vrouwen en (gedwongen) migranten zijn vaak de eerste en grootste slachtoffers van slavernij. Hun onderwerping levert de slaveneigenaren macht, eer en welvaart op. Daarom is het hardnekkig, ook als het niet langer legaal is.
De trans-Atlantische mensenhandel was vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw uniek wat betreft schaal en raciale ordening. Het onderscheid tussen witte meesters en zwarte slaven was onlosmakelijk deel van het westerse denken toen in de negentiende eeuw de moderne politieke en culturele instituties werden gevormd.
Het waren vaak de slaafgemaakten en hun nazaten die een fundamentele kritiek ontwikkelden op het raciale slavernijsysteem en die met hun verzet hun medemenselijkheid aan Europese bestuurders demonstreerden. De drang om als volwaardige mensen gezien en behandeld te worden werd de drijvende kracht achter het verzet tegen slavernij en racialisering.
Na de afschaffing van de slavernij bleef het geracialiseerde denken over de westerse rol in de wereld echter bestaan. Het verlies van hun koloniale rijk en het einde van de slavernij waren traumatische gebeurtenissen voor westerse naties. Hun vanzelfsprekende recht op meesterschap en privilege kreeg een knauw.
Dankzij de unieke en rijke intellectuele traditie van de Afro-Atlantische diaspora hoeft men in het Westen echter niet vast te houden aan de historische interpretaties van de voormalige eigenaren, machthebbers en hun intellectuele erfgenamen. Erkenning en waardering voor de analyses die tegen de koloniale stroom in werden ontwikkeld, zijn de basis voor een gezamenlijke toekomst.
Dit is een voor De Correspondent bewerkte passage uit mijn boek Slavernij en beschaving, dat op 23 november 2021 verscheen bij uitgeverij Ambo Anthos.