Spring naar inhoud

Met de nieuwe richtlijnen voor genderdiverse atleten zet het IOC vooral zichzelf buitenspel

Vorige week kwam het Internationaal Olympisch Comité (IOC) eindelijk naar buiten met zijn voor transgender atleten en sporters met een intersekse variatie. Eigenlijk hadden die er in 2019 al moeten zijn. Maar de zaak bleek complex, en belandde op de lange baan.

Door dat getreuzel golden tijdens de Olympische Spelen van deze zomer noodgedwongen nog de oude richtlijnen, uit 2015. Die stelden onder andere een algemene testosterongrens van maximaal 10 nanomol per liter, voor transgender vrouwen en die in de vrouwencategorieën wilden sporten.

In het nieuwe komt die testosteron-eis te vervallen. In plaats daarvan stuurt het comité aan op richtlijnen die niet in het algemeen gelden, voor elke sport, maar per afzonderlijke discipline opgesteld en onderbouwd zijn. De sportbonden worden intussen verantwoordelijk voor het formuleren van deze criteria; bij twijfel en twist geeft het Hof van Arbitrage voor Sport (CAS) de doorslag.

Het nieuwe framework klinkt bemoedigend; geen containerrichtlijnen of maar criteria die gebaseerd zijn op de lichaamseigenschappen die er bij specifieke sportdisciplines toe doen. Bovendien moeten de richtlijnen van de sportbonden gebaseerd zijn op ‘evidencebased’, ‘peer-reviewed’ en ‘robuust’ onderzoek, moeten ze de inclusie en waardigheid van genderdiverse sporters altijd als uitgangspunt nemen, en mogen ze nooit medische ingrepen als vereiste voor deelname stellen, aldus het IOC.

Een mooi uitgangspunt. Of het in de praktijk zo uit zal pakken is nog maar de vraag. Welbeschouwd is het namelijk vreselijk stom om de verantwoordelijkheid voor deze richtlijnen volledig bij de sportbonden en de CAS te leggen.

Dat het IOC zijn verantwoordelijkheid dus afwentelt is ongelofelijk slap.

Het comité had zijn leidersrol moeten pakken, zoals het de organisator van ’s werelds belangrijkste sportevenement betaamt. Het had bijvoorbeeld kunnen samenwerken met bonden, zonder daarbij de regie uit handen te geven. En zo als arbiter voor genderinclusiviteit kunnen optreden.

In plaats van het voortouw nemen, om het paradigma van de sport volledig om te gooien, zet het IOC zichzelf buitenspel, en stuurt het aan op decentralisatie en dikastocratie.

Als het verleden een voorbode vormt voor de toekomst, laat wat volgen zal zich raden: richtlijnen van afwisselende willekeur, gebaseerd op halfbakken onderzoek, die uitmonden in eindeloze procedures bij de CAS.

En daar kan het IOC straks weinig meer aan doen.

Benieuwd naar wat het IOC beter had kunnen doen? Lees dan hier mijn verhaal: ‘Als trans atleten niet in de topsport passen, dan moet de topsport veranderen – niet de sporter’
Correspondent Populaire cultuur