Van de doden niets dan goederen: zo gaat een woningontruimer te werk
Als de afwikkeling van een nalatenschap de nabestaanden te veel wordt, kunnen ze een beroep doen op een woningruimbedrijf. Frans den Haan uit Rotterdam haalt woningen leeg. Spullen die nog een keer meekunnen, krijgen een tweede leven op de markt.
Het is een vrijdagochtend, vijf over acht. Een kleine vrachtwagen rijdt voorzichtig de stoep op voor een appartementengebouw van vier hoog in het Rotterdamse stadsdeel IJsselmonde. De laadklep gaat omlaag. Woningontruimer Frans den Haan en zijn team zijn gearriveerd.
Den Haan is een tanige, licht gebogen vijftiger met een spleetje tussen zijn voortanden. Spijkerbroek en blauwe sweater onder een blauwe halflange winterjas. Blauwe schaatsmuts op. Telg uit een familie van handelaren in lompen en oude metalen. In 1987 begon hij als opkoper van tweedehands meubels. Inmiddels ontruimt hij woningen en bedrijfspanden in heel Nederland en België.
Als een laatste ouder is overleden en het leeghalen van diens huis voor de nabestaanden een onneembare berg lijkt, zoeken ze makkelijk hun toevlucht tot een van die woningruimbedrijven die in huis-aan-huiskranten adverteren of die op internet zijn te vinden.
Zoals die van Frans den Haan. ‘Woningontruiming is een vak apart dat veel organisatie en inspanning vergt’, leert een van zijn websites. ‘Gelukkig kunt u dit uitbesteden aan een professionele partij. Zeker als de reden emotioneel beladen is of als u weinig tijd hebt. De woningontruimer ontzorgt u graag.’
Wie hem op dinsdag of vrijdag belt, treft hem gegarandeerd op de Binnenrotte Markt in het centrum van Rotterdam, waar hij een inloopkraam heeft. Daar verkoopt hij de tweedehands spullen die hij bij woningontruimingen van de ondergang redt. ‘Handel’ noemt hij dat. Ook: ‘koren tussen het kaf.’
Het leeghalen van een huis is voor de familie een loodzware klus
‘De meeste klanten voor een woningontruiming’, vertelt Den Haan, ‘zijn 55-plussers. Ze hebben een gezin, een baan. En dan overlijdt opeens een laatste ouder. Aan het regelen van de begrafenis of de crematie hebben ze hun handen meer dan vol. Vaak is er één de sjaak. Die deed het meeste voor vader of moeder. Die woont het dichtstbij. Het leeghalen van een huis blijft voor elke familie een emotionele, onoverzichtelijke, loodzware klus.’
Vaak is één kind de sjaak. Die deed het meeste voor vader of moeder
Dus bellen ze voor een offerte. Den Haan gaat kijken in het pand dat moet worden geruimd. Eerst schat hij de hoeveelheid werk in. Hoe groot is de woning? Een vrijstaand huis of een flatje, drie hoog, zonder lift? Hoeveel eiken meubels staan er binnen? Dat zijn allemaal kilo’s. Soms is een huis compleet vervuild. En bijna altijd moet er wel vloerbedekking worden weggehaald. Hij heeft ooit een bar moeten slopen. Vloeren egaliseren doet hij desgewenst ook.
Dan kijkt hij wat de inboedel hem kan opleveren. Hij werkt niet met lijstjes. Hij komt ergens binnen, hij ziet de inrichting en hij weet meteen hoe laat het is. ‘Antiek, design, de inrichting van een artistiek type’, zegt Den Haan verlekkerd. ‘Je ziet het geld eraan af. Soms kom ik zo veel mooie handel tegen, dan doe ik alles om zo’n opdracht binnen te halen. Ik doe een bod op een notenhouten tafel. Desnoods werk ik voor niks.’
Sommige spullen wil geen nabestaande hebben
De woning die Den Haan deze vrijdag leeghaalt, is van een ander slag. Hij heeft daar een periscoop voor, zegt hij. ‘Oude meuk. Niet veel soeps.’ Dat heeft hij anderhalve week geleden toen hij hier kwam kijken direct gezien. Maar ook zo’n woning moet worden geruimd.
Het gaat om een huurappartement op de begane grond. Een doorzonkamer, twee slaapkamertjes, een doucheruimte en een keukentje. De overleden bewoner heeft hier meer dan dertig jaar gewoond.
Hoe het hier uitzag toen hij nog leefde? In elk geval voller. ‘Voordat nabestaanden een woning laten ruimen, romen ze altijd een deel van de inboedel af’, zegt Den Haan. Dat deden ook de twee zussen die hem deze opdracht gaven. Schaduwen op het vergeelde behang getuigen van prenten of portretten die daar tot voor kort hingen. Wat de zussen kwijt willen, lieten ze hier keurig geordend staan.
Het versleten leren bankstel in de woonkamer lieten ze achter, samen met de glazen salontafels, en de stapels boeken eronder, vooral naslagwerken over de Tweede Wereldoorlog en taalgidsen. Wat de zussen ook niet willen? Wat nabestaanden volgens Frans den Haan bijna nooit willen: linnenkasten, het matras en bed.
Oude bordspellen en verrekijkers zijn altijd gewild
Den Haan werkt meestal samen met een wisselend team van zzp’ers. Vandaag zijn dat Melvin en Nico. Melvin, kettingroker, met een glad geschoren schedel, die werkt alsof de duivel hem op de hielen zit. En Nico, met groene pet op, die ‘nog in de leer is’, zoals hij zelf zegt, en weleens foutjes maakt.
Melvin en Nico weten precies waar ze mee moeten beginnen. Ze rammen de linnenkast in elkaar. Ze ontmantelen het bed. Eerst moet alle meubelplaat uit het huis in de vrachtwagen worden geladen. Want straks, als de wagen in het Milieupark moet worden gelost, is het hout het laatst aan de beurt.
Intussen plukt Den Haan uit de inboedel alles van waarde, alles waarvan hij denkt dat hij het op de markt nog verkopen kan. Een West Germany-vaas uit de jaren zestig. Een bladenhoudertje uit de jaren vijftig. ‘Fifties, fifties, fifties’, zingt hij zachtjes. Vaasjes, schaaltjes, een servies in een doos. Die oude bordspellen laat hij ook niet liggen. ‘Die doen het goed sinds corona’, weet hij. ‘En verrekijkers zijn altijd gewild. ’
Alles waar Rotterdam op staat is goed. Daar zijn altijd kopers voor
Alle bruikbare waar stopt hij in kartonnen dozen, in kratten, in grijze vuilniszakken. Hij houdt een stuk koraal omhoog. ‘Die mag natuurlijk mee.’ Net zoals dat oude leesplankje met aap, noot, mies. En dat spiegeltje met die ragfijne metalen lijst. Die lampen die nu nog aan het plafond hangen, ‘zijn verschrikkelijk’, zegt Den Haan, maar ze gaan straks ook mee. ‘Omdat er een markt voor is.’
Alle onverkoopbare troep gooien Melvin en Nico in blauwe vuilniszakken. Zoals dat rode zelfgebreide kussentje dat zojuist nog in een hoek van de bank lag. Zoals de lp’s van Nana Mouskouri en James Last. Zoals al die tijdschriften en al die boeken over de Tweede Wereldoorlog. Maar juist niet de stapels boeken over Rotterdam. ‘Want alles waar Rotterdam op staat’, weet Den Haan, ‘is goed. Daar zijn altijd kopers voor.’
Tochtstrips, gordijnrails, pluggen in de muren: alles moet weg
De wasmachine van het merk Easy Wash en de ijskast van het merk Exquisit raakt hij aan de straatstenen niet kwijt. Net zomin als die audiotoren van Philips. Dat gaat allemaal naar het milieupark. Ook het bankstel kan rechtstreeks naar de perscontainer. Uit de propvolle berging kan bijna alles weg.
Nu moet de vloerbedekking nog worden verwijderd. Een heel karwei. Den Haan heeft er speciaal handschoenen voor aangetrokken. De gevlekte, harige vloerbedekking snijdt hij met een stanleymes in handzame stukken. Die gooit hij met een machtige zwaai op hun bovenkant om niet bevuild te raken door de vieze, vervilte onderkant. Op deze manier laat de vloerbedekking zich ook strakker oprollen. Dat scheelt in de vrachtwagen weer ruimte.
Nico verwijdert het ondertapijt en de spanlatten. Melvin wipt spijkers en pluggen uit muren. Hij vult de gaten. Hij verwijdert tochtstrips. Hij schroeft gordijnrails los. Nico knikt al het ijzer in behapbare stukken.
De vrachtwagen is nu bijna vol. Rechts vooraan staat het ijzer dat straks in het milieupark het eerst wordt gelost. Links staat in dozen, kratten en zakken de handel die Den Haan aan deze ontruiming overhoudt. Nu moet het huis nog worden aangeveegd. Met bezems. Met veger en blik. Ook de brokstukken van de ontruiming en alle losse spijkertjes verdwijnen in een blauwe vuilsniszak. Zelfs de wc-borstel gaat op het allerlaatst mee.
Om vijf over twaalf rijdt de vrachtwagen voorzichtig weer de stoep af, richting het milieupark in Bergschenhoek. Daar treffen ze een van de zussen die de opdracht gaven voor de ontruiming. Met de betaling. Handje contantje: 1.250 euro. Discreet in een envelop.
De spullen gaan in herkansing
De volgende morgen staat Frans den Haan weer in zijn kraam op de markt. Het is een weerzien met spullen die gisteren bij het leeghalen van de woning opzij werden gelegd. Het servies in de doos. Het vijftigerjarenvaasje. De verrekijker. Het leesplankje met aap, noot, mies.
Zo’n 5 procent van de inboedel uit IJsselmonde, schat Den Haan, krijgt via zijn kraam een tweede leven
Drie boeken over Rotterdam is hij al kwijt. Net zoals een elektrische naaimachine. Voor 15 euro. En de mooie parka die in de linnenkast hing. Voor 25 euro. Juist op dat moment vraagt een dame naar de prijs voor twee van de glimmende pannen uit de keuken. ‘Vijf euro’, zegt Den Haan beslist.
Als het aankomt op het noemen van prijzen, twijfelt hij nooit. ‘Vier euro’, biedt de vrouw.
Den Haan schudt nee. De vrouw besnuffelt de pannen, wijst op twee deukjes, probeert het nog eens: ‘Vier euro?’
Den Haan knikt. Met een knipoog en een buiging naar de klant, zegt hij: ‘Mevrouw heeft een punt.’
Zo’n 5 procent van de inboedel uit IJsselmonde, schat Den Haan, krijgt via zijn kraam een tweede leven. Bij andere ontruimingen is dat soms dertig procent. Voor al die spullen geldt: wat niet verkocht wordt, gaat na de herkansing toch nog weg.
Meer lezen?