In Nederland wordt nog al te vaak de Nederlands-Indische geschiedenis beschreven – niet de Indonesische

David Van Reybrouck
Correspondent Revolutie in Indonesië

Waarom is het van belang om de onafhankelijkheid van Indonesië onderdeel te maken van ons collectieve geheugen? En hoe doen we dat? Ik ging erover in gesprek met experts tijdens de debatavond ‘Een eerlijk gesprek over Indonesië’ en hield daar zeven belangrijke inzichten aan over.

Afgelopen jaar maakte ik voor De Correspondent en de Vlaamse radiozender Klara de podcast over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, na het gelijknamige boek dat in 2020 verscheen. De vraag die bij mij bleef hangen: hoe kunnen we de complexe geschiedenis van Indonesië onderdeel maken van het Nederlands cultureel erfgoed?

Ik sprak erover op de debatavond in Beeld en Geluid in Den Haag op 20 november, met schrijvers Karin Amatmoekrim en Reggie Baay en politicoloog Jet Bussemaker, onder leiding van moderator Yanti Danoekoesoemo.

Hieronder deel ik alvast de inzichten die ik eraan overhield.

1. Van alle vroegere koloniale mogendheden is Nederland vandaag het trotst op zijn overzeese rijk 

Tijdens het debat toonde ik de grafieken die het Britse onderzoeksbureau YouGov twee jaar geleden Die cijfers blijven tamelijk indrukwekkend. Geen enkel land dat ooit kolonies bezat, is vandaag nog zo trots op dat verleden als Nederland.

De helft van de Nederlandse ondervraagden vindt de koloniale geschiedenis iets om trots op te zijn, slechts 6 procent van hen ziet er een bron van schaamte in en meer dan een kwart van Nederland verlangt zelfs terug naar een overzees rijk.

2. Wie zijn geschiedenisonderwijs uitkleedt, maakt van zijn zwarte bladzijden blinde vlekken

Hoe komt het dat de cijfers in Nederland zo afwijken van die van andere landen? Was het Nederlandse kolonialisme misschien stukken humaner dan het Britse, het Franse of het Belgische? Vergeleken met de toestanden in Belgisch-Congo, bijvoorbeeld, was de kolonisatie vast wat milder, maar de dekolonisatie was echt verschrikkelijk. Grootschalige oorlogsmisdaden, kapitale politieke inschattingsfouten, weinig fraai diplomatiek gestuntel op het wereldtoneel… De publieke kennis daarover schiet tekort.

Die verregaande onwetendheid is grotendeels te wijten aan de hervorming van het Nederlands middelbaar onderwijs in de jaren negentig

Nee, die verregaande onwetendheid is grotendeels te wijten aan de hervorming van het Nederlands middelbaar onderwijs in de jaren negentig. Als gevolg daarvan is geschiedenis al enkele decennia op middelbare scholen alleen verplicht voor twaalf- tot vijftienjarigen, die het twee of drie jaar krijgen; daarna is het een keuzevak van twee of drie jaar. Als je zo schrapt in het geschiedenisonderwijs, hoeft het niet te verbazen dat grote delen van de bevolking historisch laaggeletterd is. Wie zijn geschiedenisonderwijs uitkleedt, maakt van zijn zwarte bladzijden blinde vlekken. 

Wat ook meespeelt zijn de handboeken op school. heeft in haar aangetoond dat de Nederlandse geschiedenis nog steeds wordt opgehangen aan hoge morele waarden als ‘vrijheid’ en ‘tolerantie’. Als je de nationale geschiedenis blijft framen aan de hand van grote deugden, wordt het nog lastiger om tijdens die zeer beperkte lesuren een genuanceerd verhaal te krijgen. Kortom, de historische zelfkennis is beperkt en zonnig.

3. Er is geen tekort aan historische kennis, er is een tekort aan historische overdracht

Het is niet de schuld van de historici. Het wetenschappelijke onderzoek naar kolonisatie en dekolonisatie is in Nederland al decennia van internationaal niveau. Met de regelmaat van de klok verschijnen er uitmuntende nieuwe studies. De kennis is er, kortom, maar voor het ‘populariseren’ van die kennis krijgen wetenschappers nauwelijks professionele beloning. Daardoor blijft de beschikbare kennis vaak opgesloten liggen in de kluizen van het academische bestel. 

Journalisten daarentegen hebben wel uitstekend werk verricht om die kennis over te dragen naar een breder publiek, maar door de fragmentarische aarde van het journalistieke bedrijf (een artikel hier, een documentaire daar), leidde dat maar moeizaam tot een structurele revisie van het historische zelfbeeld. 

Zelfs een tamelijk recent bij eerstejaarsstudenten aan de lerarenopleiding geschiedenis van de Hogeschool van Amsterdam toonde aan dat deze toekomstige leerkrachten er een historisch zelfbeeld op na hielden dat uitermate positief was. Nederland, dat is voor hen de de grondwet van Thorbecke, het verzet tegen de Duitsers; voor kolonialisme, slavernij en collaboratie hadden ze nauwelijks aandacht. Als zelfs de historisch meest geïnteresseerde jongeren niet mee zijn met de wetenschappelijke kennis, zal het bij hun leeftijdsgenoten nog veel droeviger gesteld zijn.

4. De publieke kennis over één aspect groeit: de oorlogsmisdaden

De voorbije twintig jaar zijn belangrijke stappen gezet om de publieke kennis over het gebruik van ongeoorloofd geweld tijdens de dekolonisatieoorlog te vergroten. Belangrijke stappen daarbij waren: 

  • de zeer zichtbare tegen de Nederlandse staat die vanaf 2008 werden aangespannen én gewonnen door het Komite Utang Kehormatan Belanda (Comité Nederlandse Ereschulden) namens de weduwen en nabestaanden van vermoorde vrijheidsstrijders;
  • de weerklank van belangrijke wetenschappelijke studies over oorlogsmisdaden: de proefschriften van Stef Scagliola (Last van de oorlog, 2002) en Rémy Limpach (De brandende kampongs van Generaal Spoor, 2016) en de studie van Gert Oostindie (Soldaat in Indonesië, 1945-1950, 2015). Het vorige week verschenen proefschrift van Anne-Lot Hoek (De strijd om Bali. Imperialisme, verzet en onafhankelijkheid 1846-1950) mocht zich ook in ruime verheugen. 
  • de roman van Alfred Birney, de documentairereeks de film van Jim Taihuttu en tal van boeken.

Die aandacht zal niet gaan liggen. In februari 2022 krijgen we eindelijk de langverwachte resultaten van het officiële onderzoek van het NIOD (Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies), het KITLV (Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde) en het NIMH (Nederlands Instituut voor Militaire Historie) Tegelijkertijd opent het Rijksmuseum de grote tijdelijke tentoonstelling over de dekolonisatieoorlog. 

5. Andere aspecten blijven in de schaduw

Vandaag is er terecht veel verontwaardiging over de wandaden die jonge Nederlandse soldaten tijdens en na de politionele acties hebben verricht, maar het is te gemakkelijk om enkel met de beschuldigende vinger in de richting van de soldaten te wijzen zonder naar de politieke verantwoordelijken in Den Haag te kijken. Er moet veel meer aandacht komen voor de schandalige politieke besluitvorming ten tijde van de kabinetten en  

De VN-Veiligheidsraad moest de Nederlandse regering tussen 1947 en 1949 met maar liefst 14 resoluties tot de orde roepen!

De VN-Veiligheidsraad moest de Nederlandse regering tussen 1947 en 1949 met maar liefst veertien resoluties tot de orde roepen! Ook dat is alom vergeten. 

Zelfs de bibliotheek van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag heeft het belangrijkste boek over deze kwestie Alastair Taylor, Indonesian Independence and the United Nations uit 1960.

6. De Indonesische geschiedenis is meer dan de Indische geschiedenis

Onlangs wist staatssecretaris Paul Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ChristenUnie) maar liefst 20 miljoen euro veilig te stellen Dat is veel geld, vijf keer zoveel als de drie onderzoeksinstituten kregen voor onderzoek naar de dekolonisatieoorlog. De commissie wordt voorgezeten door oud-minister Jet Bussemaker. 

Blokhuis zei dat het geld tot doel had ‘om de waardering voor de Indische identiteit en het Indisch erfgoed zichtbaar te maken en de kennis over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië te vergroten’. Volgens het persbericht zou er daartoe ‘een brede raadpleging in de Indische gemeenschap’ komen en werd er ‘ook ingezet op het stimuleren van initiatieven uit de Indische gemeenschap zelf’.

Die insteek is problematisch. De Indonesische geschiedenis is namelijk meer dan de Indische geschiedenis.

Na de onafhankelijkheid zijn er tussen 1950 en 1962 zo’n 100.000 Europese Nederlanders (witte gezinnen) en 200.000 Indische Nederlanders (gemengde gezinnen) van Indonesië naar Nederland verhuisd. Hun nazaten vormen vandaag naar schatting 1,2 miljoen inwoners van Nederland — de zogenaamde ‘Indische gemeenschap’, waartoe Jet Bussemaker ook zelf behoort. En door die 20 miljoen euro uit te trekken voor ‘de waardering van de Indische identiteit en het Indisch erfgoed’ bestaat het gevaar dat je opnieuw enkel aan de koloniale elite denkt. Die vormden nog geen half procent van de toenmalige bevolking van Indonesië.

Het is alsof we in België het koloniaal verleden zouden herdenken door enkel aan de kolonialen en de kinderen uit gemengde gezinnen aandacht te schenken die in België zijn komen wonen, zonder de Congolezen erbij te betrekken. 

Het verschil zit hem in de zichtbaarheid: in België wonen veel Congolezen, in Frankrijk veel Algerijnen, in Engeland veel Indiërs, maar in Nederland relatief weinig Indonesiërs. Het vierde grootste land ter wereld is nauwelijks aanwezig in zijn voormalige moederland. Indonesische geschiedenis in Nederland is daardoor nog steeds vooral Indische geschiedenis.

De Indische gemeenschap in Nederland verdient absoluut meer erkenning, zeer zeker, net zoals de Molukse gemeenschap trouwens, maar die groepen vertegenwoordigen maar een deel van het verhaal.

7. Schaamte is een tussenstation, geen eindstation

Vele Nederlanders die de geschiedenis van Indonesië nu pas beter leren kennen, ervaren heftige emoties. Ik zie het elke dag in mijn mailbox. Mensen zijn beschaamd om Nederlander te zijn en boos op het onderwijs dat ze genoten hebben. Dat lijken mij heel begrijpelijke reacties. Onverwerkt verleden schuurt altijd zodra je er weer naar durft te kijken. Alsof je de korst van een slecht genezen wonde moet lostrekken.

Toch kan schaamte niet het laatste woord zijn. Aanhoudend zelfbeklag kan immers ook een vorm van laat-koloniale navelstaarderij worden. Dan blijf je alsnog eurocentrisch bezig. Lekker gekweld doen over het slechte Europa van vroeger lijkt mij misplaatst op het moment dat de wereld aan de vooravond van de klimaatcrisis snakt naar nieuwe vormen van broederschap en universalisme.  

We moeten met het koloniale verleden in het reine komen om samen aan de toekomst te werken. Het verleden noopt Europa tot nederigheid. Vanuit die nederigheid kunnen we de anderen eindelijk als gelijkwaardigen tegemoet treden.

Meer weten?