Een kiesdrempel wordt steeds verleidelijker

Ik was altijd tegen het verhogen van de kiesdrempel, maar de verleiding wordt steeds sterker… Komt het door corona en een gebrek aan ‘normale’ debatten in de Tweede Kamer? Of vooral door het ongebruikelijk hoge aantal van negentien fracties? In ieder geval zijn er te veel debatten die uit de hand lopen, en over allesbehalve het echte onderwerp van de bijeenkomst gaan.

Een Babylonische spraakverwarring op z’n tijd is niet zo erg, maar als je voortdurend getuige bent van een eindeloos getuigenisfestival, of een ‘kleuterklas’, zoals plaatsvervangend Kamervoorzitter Ockje Tellegen haar omstreden pogingen om BIJ1-Kamerlid Sylvana Simons binnen de orde van een commissievergadering te krijgen, dan gaat het knagen.

Een voor de hand liggende reactie is dan Of eigenlijk verhoging van want een kandidatenlijst moet minimaal 100 (procent) gedeeld door 150 (zetels) halen, dat wil zeggen 0,67 procent van de geldige stemmen hebben om een zetel te veroveren. Bedoeld wordt meestal een kiesdrempel van 2, 3 of 5 procent (zoals in Duitsland).

Het voordeel: minder – dus grotere – fracties, hoop op kortere debatten die meer tot zaken komen. Bovendien: in grotere fracties kunnen leden zich meer toeleggen op onderwerpen en daardoor een betere bijdrage aan controle van het beleid en goede wetgeving leveren (waar het in de recente grote affaires steeds aan ontbrak).


Nadelig: de open toegang tot de Kamer voor nieuwe bewegingen is een groot goed, een kiesdrempel beknot de democratische vertegenwoordiging van burgers en hun opvattingen. Nieuwe protestbewegingen moeten bij een kiesdrempel eerder hun toevlucht nemen tot buitenparlementaire actie. Kleinere partijen die in de loop der jaren een constructieve bijdrage hebben geleverd (SGP, ChristenUnie), zouden kunnen wegvallen uit de Kamer. Het risico wordt vergroot dat hele groepen de democratische politiek de rug toekeren.

Maar zoals het nu gaat, dreigt parlementaire politiek ook steeds meer gezag te verliezen. Is het een keuze tussen ‘the devil and the deep blue sea’? Kortom: een onmogelijke keus? Of is de tijd rijp voor maatregelen voordat het parlement wegzinkt in chaos? Ik stond altijd pal voor de democratische voorkeursoptie, geen kiesdrempel. Nu neig ik naar: beperk de gekte, red het parlement. Voor de afweging: zie

Marc Chavannes

Correspondent Politiek


Pescotariër zijn is bullshit 

Ik werd vegetariër voordat dat iets met de planeet te maken had. Ik was acht, en vond dieren gewoon te leuk om op te eten. Ik heb de vleesvervangers van papier-maché-in-je-mond naar bijna-niet-te-onderscheiden-van zien gaan. Ik heb menukaarten van salade-geitenkaas naar minstens-vier-vega-opties zien gaan. En ik heb tientallen mensen in mijn omgeving vegetariër zien worden, want: de planeet. Dat is in de loop der jaren voor mijzelf ook een steeds belangrijker argument geworden. Iets wat ik zelf kan beïnvloeden om niet nóg meer bij te dragen aan een warmere aarde. 

Een jaar of zes geleden veranderde mijn dieet echter van volledig vegetarisch naar pescotarisch: op doktersadvies ging ik vis eten. Mijn oudste vega-vrienden (met wie ik menig barbecue had doorstaan op stokbrood met pindasaus) vonden het belachelijk, maar ik was stiekem superblij. Onder het mom van mijn gezondheid kon ik ineens eindeloos veel nieuwe smaken ontdekken. Hoefde ik niet meer ‘moeilijk’ te doen als ik bij familie ging eten. En bovenal: kon ik tijdens mijn reizen voor het eerst de lokale keuken proeven!

En toen was ik zo dom om op Netflix de documentaire aan te klikken. Echt mensen, doe het niet als je “visje” je lief is. Toen de aftiteling begon te lopen keken mijn man en ik elkaar aan, wanhoop in de ogen. ‘We moeten stoppen met vis eten, hè?’ zeiden we in koor.

Niet dat de docu nou zo goed was. Ik ergerde me dood aan de Michael-Moore-achtige stijl van de film. Er kwam bovendien kritiek: citaten zouden uit de context zijn gehaald. Maar dat alles doet niks af aan enkele fundamentele problemen met commerciële visvangst die de film aan de kaak stelt. Bijvoorbeeld: doordat grote roofdieren (dolfijnen, haaien) in visnetten terechtkomen raakt de volledige voedselketen verstoord en worden oceanen langzaam levenloos.

Er is geen manier om te controleren of jouw “visje” niet ook dit soort desastreuze bijvangst heeft veroorzaakt – ook niet met keurmerken, want die hebben domweg niet genoeg controleurs om alle vissersboten te checken. Ook kweekvis is niet duurzaam: die eet namelijk ‘gewone’ vis uit de zee (en zit onder de gruwelijke ziektes). 

Wil je dus met je eetgedrag bijdragen aan een leefbare planeet? Dan is pescotariër zijn bullshit. 

Maite Vermeulen

Correspondent Migratie



Geweldig, zo’n auto

Verbaasd ben ik – en intimi nog meer – hoe ik afgelopen jaar ontstak in grote autoliefde. Hier kom ik niet snel meer vanaf. 

Het begon zo praktisch. Vlak voor de tweede coronagolf nam ik rijles. Er zal toch maar iets gebeuren met de schare ouders, stiefouders, schoonouders, kwakkelende ooms en tantes? Je kunt niet alles fietsen. En als je eerst door de kun je beter niet gaan. Als je het ov al in mag.

Ik slaagde en kocht een auto.

De 33 jaar ervoor was ik gelukkig zonder auto. Toenemend gelukkig, als ik collega’s las over hoe asociaal dat een auto zo duur is dat je dat auto’s en tanken is natuurlijk not done. (Shell!)

Maar nu: maak ik me zorgen om de parkeerdruk in mijn wijk, vind ik remmen voor voetgangers te veel benzine kosten (en fijnstof), kijk ik YouTube-tutorials over hoe ik de

Ik gaf de auto een naam, bestelde dikke Duitse boeken over nam een OBD-scanner die foutcodes uitleest. En voor mijn eerste apk reed ik naar Drenthe, daar zit een specialist en ik had nog wat vragen. 

Op Funda is het hokje ‘garage’ aangevinkt. 

Want wat een vrijheid, zo’n ding. Ik wens iedereen stoelverwarming voor 2022. En of iemand een motor kan uitvinden die 1 op 100 rijdt?

Tamar Stelling

Correspondent Niet-menselijk leven


De Formule 1, wat vet

Over auto’s gesproken. Ik was iemand die heel hooghartig deed over hoe vervuilend en wie-heeft-de-grootste-piemel de Formule 1 wel niet is. Benzineslurpend, groot geld, heeft niks met talent te maken.

Maar sinds mijn vriend mij heeft geïntroduceerd tot de wondere wereld van heel snelle auto’s, vind ik de Formule 1 verrassend leuk. 

Dat komt omdat in het autoracen álles op de milliseconde en de millimeter nauwkeurig moet kloppen. Dat begint al bij de auto zelf, het resultaat van extreem hoogwaardig vakwerk.

De coureurs moeten over een uitzonderlijk talent en reactievermogen beschikken. Ze moeten kunnen omgaan met extreme stress, hitte en zwaartekracht. (Als je denkt dat jouw kantoorbaan zwaar is, denk je dan eens in welke G-krachten de nek van Max Verstappen te verduren heeft.) Coureurs moeten ook kunnen rekenen, incasseren, en samenwerken met hun teamleden – op de baan én achter de schermen. En dat met een paar honderd kilometer per uur (en de in elke bocht).

Dat de Formule 1 in één seizoen de hele wereld over vliegt met die auto’s, dat hoeft van mij niet. Maar ik snap nu waarom het een van de populairste sporten ter wereld is.

Maaike Goslinga

Redactiechef


We kunnen geen beroep doen op solidariteit van mensen die daar al hun hele leven naar zoeken

Velen uit mijn wijk, de Haagse Schilderswijk, wisten het al snel: in hun lijf geen vaccin. Althans, geen coronavaccin. Zelfs mijn moeder, die dikwerf gebruikmaakt van de zorg, weigerde aanvankelijk. Ook veel coronademonstranten die ik sprak waren zeker van hun zaak. Nimmer zouden zij zich laten vaccineren.

Niet voor iedereen is dat oude normaal nastrevenswaardig

Sommigen van hen vertelden me dat ze het niet breed hadden en hoe klein hun wereld was, ook voor de pandemie. Dat ze tijd hadden om geregeld – zelfs doordeweeks – te demonstreren, was veelzeggend. Net als de staat van hun tanden vaak, trouwens. 

We nemen het goedje voor de anderen en geraken zo bij het oude normaal, zo werd verteld door Hugo de Jonge en Mark Rutte. En ik praatte hen na.

Maar op den duur probeerde ik niemand uit mijn buurt en geen enkele coronademonstrant meer te overtuigen om mee te doen. Althans, niet voor anderen. Immers: niet voor iedereen is dat oude normaal nastrevenswaardig. En sowieso voelde het voor mij niet meer senang om een beroep te doen op de solidariteit van hen die, zo bleek uit de gesprekken, vaak hun hele leven al veel meer solidariteit kunnen gebruiken.

Hizir Cengiz

Correspondent Twijfel


ME’ers zijn ook mensen

De afgelopen jaren zag ik regelmatig ME’ers in actie. Bijvoorbeeld bij ontruimingen van kraakpanden of bij rellen in Rotterdam. Maar ik had nooit echt met ze gepraat. Het zijn ook geen gelegenheden voor een goed gesprek, natuurlijk. Bijvoorbeeld omdat ze een helm dragen, soms met gesloten vizier. Of omdat ze je een duwtje geven als je in de weg loopt. Ik zag ze vaak als één blok Robocops. 

Maar laatst zat ik urenlang met een ME’er aan de keukentafel. Hij droeg zijn gewone kleren en schonk koffie voor me in. Ik had gevraagd of hij eens vrijuit wilde vertellen over zijn werk en hij was zo aardig dat te doen. Geen interview, ik zal er dus niet uit citeren. Maar het maakte indruk. 

Bijvoorbeeld toen hij vertelde hoe het voelt als je been bijna wordt weggeslagen door de schokgolf van een explosief. Maar nog meer toen het ging over zijn normale werk. Want veel ME’ers doen doordeweeks gewoon politiewerk. Of wat heet ‘gewoon’... De maatschappij lijkt nogal verhard. Hij sprak erover met grote sociale betrokkenheid. Kinderen die messen dragen, psychiatrische patiënten op straat door bezuinigingen, de tragiek van dakloze arbeidsmigranten, de verleiding van cocaïnehandel voor kansloze jeugd. 

Politiemensen zijn straatsociologen, dacht ik. Ze mogen ter plekke fiksen wat wij, de maatschappij, jaren verwaarloosd hebben. En dat is zinvol en niet zelden dankbaar werk. Maar daar komen al die rellen, protesten en coronahandhaving nog eens bij. 

Geen reden om minder kritisch te zijn – integendeel, want onder grote druk kan ook veel misgaan – maar ik kijk voortaan wel anders naar zo’n blok ME’ers. Sowieso kan het nooit kwaad om achter elke helm een mens te zien. 

Arjen van Veelen

Correspondent Groot Rotterdam


Nederlanders wonen groot, en daar komen we niet zomaar vanaf

Er zijn genoeg huizen, we hoeven ze alleen maar Dat was een van de inzichten die ik muntte in mijn stukken van dit jaar. Mensen in Nederland woonden nog nooit zo groot als nu: gemiddeld hebben we 65 vierkante meter per persoon.

Splitsen dus, die huizen, schreef ik. Dan zijn er een stuk minder nieuwbouwwoningen nodig. Nederland wordt namelijk steeds voller en al dat bouwen is slecht voor het milieu.

Maar toen ik me erin verdiepte hoe dat splitsen in z’n werk gaat, Gemeenten maken het opdelen van grote woningen met opzet moeilijk, uit angst voor beleggers die kleine hokjes verhuren voor de hoofdprijs. En omdat een hele woonwijk is berekend op het aantal woningen dat er staat, tot de vuilnisbakken en het aantal parkeerplaatsen aan toe.

Nieuwe gebouwen neerzetten, leerde ik, is veel makkelijker dan de bestaande veranderen. Het neerzetten van een complex met kleine appartementen gaat een stuk sneller dan het opdelen van grote huizen. Terwijl dat laatste – als je puur naar het bouwen kijkt – minder werk zou moeten zijn.

Dat komt doordat bij vastgoed (het heeft niet voor niets die naam) niet alleen de stenen vastzitten. Ook het bouwwerk van regelgeving en de structuren eromheen zijn moeilijk open te breken.

Wat moeten we met dit inzicht? Goed nadenken voor we nieuwe woningen bouwen, denk ik. Niet alleen over wat er nu nodig is, maar ook over wat we verwachten voor de toekomst. En over hoe we Nederland zo inrichten dat gebouwen zo goed mogelijk aan te passen zijn aan wat er dán nodig is.

Dat kost tijd. Maar het levert ook wat op: een woningvoorraad die de komende generaties meekan.

Josta van Bockxmeer

Correspondent Wonen


De natuur boeit de politiek wél

Het afgelopen jaar verdiepte ik mij in een serie dossiers die samen geen fijn beeld schetsen van de toestand van onze buren, zoals de Amerikaanse schrijver Richard Powers de natuur ook wel noemt. De stikstofcrisis, bedreigingen van het Waddengebied, klimaatverandering, gifstoffen in mest, vogelgriep, zucht. Ik zou willen dat ik van mening was veranderd, maar mijn zorgen over hoe we omgaan met al het leven om ons heen zijn alleen maar groter geworden.

Bijna alle politieke partijen schreven dat ze natuur belangrijk vinden

Maar toch is er ook een straaltje licht binnengekomen. Best een stevige straal, eigenlijk. Dat begon met mijn begin 2021, naar hoe de verschillende politieke partijen over natuur denken. Dat deed ik aan de hand van de verkiezingsprogramma’s. 

Ik begon eraan met de verwachting dat de meeste partijen er niet zoveel over zouden zeggen. Maar ik zat verkeerd. Bijna alle partijen schreven dat ze natuur belangrijk vinden. En ze legden ook uit waarom.

Uitzoomend schijnt die ontdekking ook licht op de problemen die we hebben. Er mag dan een stikstofcrisis zijn, we noemen het een crisis omdat wij zélf (wij inwoners van de EU-lidstaten) wetten hebben opgesteld die we nu overschrijden. En er mag dan voortdurend gedonder zijn over de Waddenzee, maar dat is er alleen maar omdat die zee er nog is. En dat komt omdat wij gezamenlijk meermaals stellig hebben gekozen om die te behouden.

Er wordt mij regelmatig gevraagd: waarom is het eigenlijk erg als de ijsbeer/grutto/wilde zalm uitsterft? Ik las er telkens een ontkenning in van het belang van natuur, en dat maakte me dan verdrietig. Maar ik denk dat ik de vraag verkeerd begreep.

Ik denk nu dat de meeste mensen die dat vragen het ook erg vinden als de ijsbeer uitsterft. Ze vragen zich af waarom. En dat is een heel goede vraag. Een vraag die we ons altijd mogen blijven stellen. Sterker nog, misschien is dat wel het belangrijkst en het mooist aan onze buren. Dat we ze niet begrijpen.

Thomas Oudman

Correspondent Voedsel


Transgender atletes kunnen binnen de huidige topsport niet met de vrouwen meedoen

‘Misschien is testosteron lang niet altijd de beslissende factor die binnen de sport het verschil maakt.’ Dat schreef ik in 2020, in mijn van een boek over de junk science die onze culturele ideeën over testosteron op vaak onterechte wijze stut.

Inmiddels ben ik hier – gedeeltelijk – op teruggekomen. Een paar maanden terug schreef ik namelijk een groot over transgender atletes, en of zij wel of niet deel zouden moeten kunnen nemen binnen de vrouwencategorieën van de topsport.

De lichamelijke veranderingen die testosteron teweegbrengt, leveren sportvoordeel op

Voorheen zou ik zonder meer gezegd hebben: waarom niet? Dat trans vrouwen moeten kunnen sporten in de categorie die past bij wie ze zijn, vind ik zwaar wegen.

Maar niet het testosteronniveau, maar de lichamelijke veranderingen die testosteron teweegbrengt leveren het sportvoordeel op. En die lichaamseigenschappen zijn blijvend (deels in elk geval). Ook ná langdurige testosteronverlaging.

Dus, het stondpunt waarmee ik mezelf ook verraste: binnen de huidige vrouwencategorieën in de topsport is er eigenlijk geen volwaardige plek voor trans vrouwen die gedurende hun puberteit aan testosteron zijn blootgesteld. In elk geval niet als je een eerlijke sport voor iedereen wil borgen.

Dat betekent overigens niet dat ik vind dat transgender atleten op basis van deze redenering uitgesloten moeten worden. Juist niet. Want hoe eerlijk is de sport als je mensen moet uitsluiten om de eerlijkheid te waarborgen?

Misschien is het werkelijke probleem dus niet het lichaam van de transgender sporter, maar het sportsysteem waarbinnen dat lichaam een plek moet zien te bemachtigen. Wat betekent dat juist het sportsysteem ingrijpend moet veranderen.

Valentijn De Hingh

Correspondent Identiteit


Het is nu echt tijd om afscheid te nemen van dingen die niet meer kunnen

Moeten we ‘minderen’ om duurzamer te worden? Lange tijd geloofde ik van niet. Twee jaar geleden verduurzaming nog als iets dat ‘draait om meer en beter: meer geluk, meer welvaart, meer gezondheid’. Energie besparen was een prima idee, schreef ik, ‘maar “minder” is niet langer de enige keuze: “beter” is nu ook een geloofwaardige optie’.

De terrasverwarmers in de winter, de goedkope vliegvakanties naar de Canarische eilanden, de kippen aan het spit, de kaas in de koelkast en de snijbloemen op tafel

Aan de ene kant geloof ik die woorden nog steeds. Als de samenleving duurzamer wordt, gaan we er in heel veel opzichten op vooruit. Maar ik vind mezelf-van-twee-jaar-terug ook wat naïef. Had ik te weinig oog voor de dingen die moeten verdwijnen? De dingen die we nu volop consumeren en aangesmeerd krijgen en die, als we eerlijk zijn, gewoon niet meer kunnen, omdat we onszelf en anderen ermee te gronde  

De terrasverwarmers in de winter, de goedkope vliegvakanties naar de Canarische Eilanden, de kippen aan het spit, de kaas in de koelkast en de snijbloemen op tafel, stijf van het gif, ingevlogen uit Kenia. Dit zijn maar een paar voorbeelden van dingen die we – wetende wat we weten over klimaat, milieu, werkomstandigheden, dierenleed – simpelweg niet kunnen volhouden en waarvan we afscheid zullen moeten nemen. Deels kunnen we ze vervangen door betere alternatieven, deels zullen we ook gewoon moeten zeggen: stop, basta, klaar. Hier hebben we geen recht op. Veroorzaakt te veel schade. Te veel leed. 

Dus ja, ‘minder’ is wel degelijk onderdeel van de omwenteling naar duurzaamheid. De komende tijd ga ik me bezighouden met de vraag hoe dan: hoe we afscheid kunnen nemen van wat niet meer kan, hoe we tevreden kunnen zijn met minder, en of we deze zelfgekozen inperking ook kunnen zien als betekenisvolle stap naar meer vrijheid – voor onszelf én voor de mensen en dieren die nu en in de toekomst de dupe zullen zijn van onze consumptie.

Jelmer Mommers

Correspondent Democratie & Klimaat


Het is goed leven op goede sokken

Ik ben van mening veranderd over sokken. Of ‘veranderd’: ik heb inmiddels een mening over sokken. Sokken zijn goed. Goede sokken zijn goed, beter gezegd. Tot begin van dit jaar droeg ik gewoon sokken. HEMA-sokken. Soms HEMA-sokken van een Italiaans merk, met een kek motiefje, maar dat waren in principe gewoon te dure HEMA-sokken. Kortom: ik dacht niet echt over sokken.

Maar dat is veranderd. Waar ik eerst relatief veel geld stak in broeken en truien, heb ik die al een hele tijd niet meer gekocht, conform de leer van collega Emy Demkes. En conform diezelfde leer praat ik mezelf wijs – praat ik goed – dat mijn sokken niet alleen duur maar ook duurzaam zijn. Maar bovenal: wat is het lekker tienduizend stappen lopen, wat is het lekker leven, op Voilà, mijn nieuwe mening.

Michiel de Hoog

Correspondent Sport


Het is schadelijk om de hele tijd naar bedrijven te wijzen voor misstanden in de kledingindustrie

Toen ik begon met schrijven over misstanden in de kledingindustrie dacht ik: het probleem is dat bedrijven alleen maar uit zijn op meer en meer winst. Dat is natuurlijk veel te simplistisch, zie ik inmiddels in. Het boek van John Bunzl laat heel duidelijk zien waarom het niet juist is, of zelfs schadelijk kan zijn, om continu individuele bedrijven aan te wijzen als schuldige.

Het systeem maakt het moeilijk om stappen te zetten naar betere arbeidsvoorwaarden en milieuvriendelijkere productie

Dat gaat namelijk voorbij aan de complexe veelzijdigheid van het systeem waarin ze opereren. Een waarin kledingbedrijven, fabrieken en overheden wereldwijd met elkaar concurreren. Een systeem dat het moeilijk maakt om stappen te zetten naar betere arbeidsvoorwaarden en milieuvriendelijkere productie.

Door dit besef ben ik beter gaan luisteren naar de redenen die bedrijven aandragen in discussies over deze thema’s in de kledingindustrie. Daar zit een hoop kul tussen, maar soms ook een kern van waarheid, die te vaak onderbelicht blijft.

Problemen in de kledingindustrie afschuiven op hebzuchtige bedrijven is net zo onzinnig als zeggen dat het allemaal komt door fast fashion. Dat verklaart namelijk nog niks, en is naar mijn idee tekenend voor hoe we omgaan met moeilijk te doorgronden of begrijpen problemen: door er een duidelijke boeman voor aan te wijzen.

Een genuanceerd en eerlijk gesprek over de oorzaak van de problemen in de industrie komt hierdoor moeilijk tot niet op gang.

En dat brengt me op een derde realisering in 2021: dat de slechte werkomstandigheden in de industrie, of het nu lage lonen zijn of onveilige fabrieken, en de milieuvervuiling en verspilling door de sector, niet hét probleem zijn. Ze zijn een symptoom van een systemische weeffout. En om die te kunnen doorgronden moet je snappen hoe de industrie financieel en economisch werkt (of niet werkt). Iets wat ik naar mijn idee vooralsnog veel te weinig heb gedaan, waardoor de samenhang tussen deze problemen onzichtbaar werd. Juist die holistische blik, zo ben ik dit jaar meer dan ooit gaan beseffen, is hard nodig.

Emy Demkes

Correspondent Kleding


Het is niet oké om naakt met zestig witte mensen naar David Attenborough in Afrika te kijken

Met een vriend bezocht ik dit najaar een wellnesscentrum. Het had meer weg van een sauna-attractiepark dan van een plek om eens even lekker helemaal weg te zijn. Tijdens de thema-opgieting ‘Amazing Africa’ in het ‘Sauna Theater’ – waar we een kwartier voor in de rij hadden gestaan – kreeg ik een inzicht.

Soms heb je een ervaring ‘ad absurdum’ nodig om te voelen dat iets niet oké is

Tot dat moment had ik niet zoveel problemen met mensen die zich tijdens carnaval verkleden als ‘indiaan’. Ik zag het probleem niet van witte vrouwen die hun armen in India laten beschilderen met henna. Dreadlocks bij een witte dude? Moet kunnen. Is toch wel leuk juist? Een goedbedoeld eerbetoon?

Maar toen ik tussen zestig andere naakte, witte lijven zat en we door een eveneens witte man en vrouw in Afrikaanse gewaden welkom werden geheten bij Amazing Africa in het Sauna Theater voelde het toch alsof er iets niet helemaal oké was.

Voor ze terug zouden komen met de drie geuren voor de opgieting kregen we een korte film te zien. Die film begon met een wereldkaart die inzoomde op Afrika. Toen we allemaal hadden kunnen zien waar het eigenlijk lag, dat Afrika, schotelde de film ons beelden van wilde dieren voor met David Attenborough als voice-over. Weer iets later werden de beelden van wilde dieren afgewisseld met foto’s van Afrikanen – en dan niet de succesvolle zakenmannen in Nairobi.

Toen de film klaar was, droeg een van de twee opgieters op haar hoofd een mand met de drie geuren voor de opgieting de sauna binnen. De derde geur was Chinese munt.

Soms heb je een ervaring ad absurdum nodig om te voelen dat iets niet oké is. Amazing Africa in het Sauna Theater leerde me dat het niet oké is om zonder oprechte interesse, puur ter vermaak, een ander continent, land, cultuur of religie te stereotyperen om er geld mee te verdienen.

Johannes Visser

Correspondent Onderwijs

Lees ook:

Een winters verhaal waarin het licht een keertje níét overwint Het duister vinden we vaak maar donker en eng. Maar in het donker zie je soms dingen die het licht verhult. Daarom: een verhaal over een lichtje dat juist dankzij het duister kan bestaan. En dat ons de weg wijst – al is het soms de struiken in. Lees dit verhaal van Marjolijn van Heemstra