Hoe de compensatieregeling van de toeslagenaffaire gierend uit de hand loopt
De toeslagenaffaire ontstond doordat gezinnen voor de kleinste foutjes genadeloos werden afgestraft en al hun kinderopvangtoeslagen moesten terugbetalen. Nu is de pendule volledig de andere kant op geslagen: bij de minste aanleiding heb je al recht op riante compensatie, zelfs als je wel degelijk de boel bedonderd hebt. De kosten lopen inmiddels op tot 5,5 miljard euro, elf keer zo veel als vorig jaar nog was begroot.
Het was een zeldzame zitting bij de rechtbank Midden-Nederland in januari 2020. Als de Belastingdienst íéts liever niet meer doet, dan is het procederen over het terugvorderen van kinderopvangtoeslag. Maar ditmaal was er toch echt alle aanleiding toe. Mevrouw had in 2012 en 2013 maar liefst 37.305 euro aan kinderopvangtoeslag ontvangen, maar kon niet aantonen dat haar partner had gewerkt, noch dat zij enige kinderopvangkosten had betaald.
Op de zitting betoogde mevrouw dat haar partner fulltime werkte als priester in haar eigen bedrijf. Bovendien liet ze kopieën van bankafschriften zien waaruit zou blijken dat zij wel degelijk betalingen had gedaan aan de kinderopvang.
Het was al snel duidelijk dat er een luchtje zat aan dit ‘bewijs’. Zo waren de urenregistraties voor haar partner de priester voor zowel 2012 als 2013 gedagtekend op 12 februari 2013. Over de bankafschriften merkte de rechtbank op dat ‘de bedragen die staan vermeld bij “totaal afgeschreven” en “totaal bijgeschreven” niet klopten met wat wordt getoond’. Sterker nog: ‘de boekdata [zijn] in verschillende lettertypes opgemaakt’ en ‘er [is] op bepaalde punten sprake van verspringen in de opmaak.’ Droogjes constateerde de rechtbank dat het ernaar uitziet ‘dat eiseres deze overzichten zelf heeft samengesteld’. Een conclusie die door de eiseres niet werd ontkend.
De rechtbank oordeelde, kortom, dat de Belastingdienst in zijn recht stond. Mevrouw had geen recht op kinderopvangtoeslag. Dat betekende overigens niet dat ze die 37.305 euro moest terugbetalen – zo streng was de wet- en regelgeving inmiddels niet meer. Nee, ze moest twee jaar lang maximaal aflossen, waarna het restant zou worden kwijtgescholden.
Maar het zou heel anders lopen. Een maand nadat de rechtbank had geoordeeld dat deze mevrouw de boel toch echt had belazerd, meldde zij zich bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). De UHT oordeelde dat ze gedupeerde is van de toeslagenaffaire.
En dat veranderde alles.
Ineens was ze geen dader meer, maar slachtoffer. En daarmee openden zich de poorten van het paradijs.
Als gedupeerde van de toeslagenaffaire had ze namelijk recht op een bedrag van 30.000 euro, plus het kwijtschelden van al haar schulden bij de overheid (waaronder: studiefinanciering, belastingschulden en zorgverzekeringsschulden), plus het wegstrepen van de schulden van de partner bij de overheid, plus het overnemen van alle private schulden (zelfs zakelijke schulden van het eigen bedrijf tot een bedrag van twee ton, niet meer, want anders wordt het illegale staatssteun volgens Europese regelgeving), plus een bedrag van tussen de 2.000 en 10.000 euro per kind (afhankelijk van de leeftijd van het kind), plus 10.000 euro compensatie voor de ex-partner (mochten ze inmiddels gescheiden zijn, dan krijgt de priester dus ook een bedrag), plus compensatie van de ‘werkelijke schade’ (nader te bepalen), plus hulp bij het emotioneel herstel, plus hulp van gemeenten bij bijvoorbeeld het vinden van werk of een woning.
Hoe het debat 180 graden draaide
Het is één voorbeeld, maar helaas lang niet meer het enige voorbeeld. Binnen de Belastingdienst circuleren meerdere brandbrieven, in het bezit van De Correspondent, waarin de dienstleiding wordt gewaarschuwd voor de excessen van de compensatieregeling. ‘Iedereen binnen de Dienst is het er waarschijnlijk wel over eens dat echte slachtoffers ruimhartig gecompenseerd dienen te worden’, stelt een van die brandbrieven van het team Intensief Toezicht uit oktober 2021. ‘Maar [...] als dit zo doorgaat, mag over een paar jaar de dan zittende staatssecretaris weer verantwoording gaan afleggen over deze uitwassen.’
Zo lijkt de geschiedenis van de toeslagenaffaire zich langzaamaan in spiegelbeeld te herhalen
De briefschrijvers merken op dat zij lang niet de enige zijn die zorgen hebben over de herstelregeling. ‘Uit contacten met medewerkers van de IT-teams op de andere kantoren blijkt dat in die teams ook medewerkers vergelijkbare ervaringen hebben. Meerdere medewerkers van de invordering hebben naar ons toe al aangegeven dat het helemaal uit de hand aan het lopen is. Ook bekend is dat meerdere collega’s bij de [Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen] zijn vertrokken omdat ze het strooien met geld niet meer konden aanzien. Kortgezegd, als je in gesprek gaat met medewerkers van de Belastingdienst blijkt dat in brede lagen van de dienst de collega’s worden geconfronteerd met de extreme gulheid van [de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen].’
In een recent rapport van vertrouwenspersonen bij de Belastingdienst staat dat meerdere medewerkers zich bij hun management meldden met zorgen over ‘overcompensatie’. Met die klachten wordt weinig gedaan, constateren de vertrouwenspersonen. ‘De reactie die op hun zorgen gegeven wordt is dat uitvoering wordt gegeven aan nu eenmaal gemaakte politieke keuzes’, aldus het rapport.
Zo lijkt de geschiedenis van de toeslagenaffaire zich langzaamaan in spiegelbeeld te herhalen. Waar eerder naar de kleinste fouten werd gespeurd om grote bedragen aan toeslagen terug te vorderen, daar wordt nu naar de minste aanleiding gezocht om grote bedragen aan compensatie uit te keren.
Noem het de politiek van de spreeuw: de hardnekkige neiging om allemaal dezelfde kant uit te vliegen. In een emotioneel geladen sfeer waar niemand voor de ander wil onderdoen raken de verhoudingen zoek.
Acht jaar geleden buitelden politici en columnisten over elkaar heen om op te roepen tot harde actie tegen toeslagenfraude. Columnist Bert Wagendorp had het in de Volkskrant over de grenzeloze naïviteit van toenmalig staatssecretaris Frans Weekers (VVD), die toestond dat de schatkist geplunderd werd door bendes kwaadwillenden. ‘Bij de VVD heerst kennelijk een groot geloof in de oprechtheid van de mens’, schreef hij. ‘Dat is op zich te prijzen, maar het kost wel klauwen met geld.’
Frans Weekers hield in de nasleep van de Bulgarenfraude een speech voor de medewerkers van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin hij zei dat ‘alles op alles’ gezet moest worden om misbruik tegen te gaan. En zo geschiedde.
Inmiddels is de pendule helemaal de andere kant uit geslagen. De ene na de andere scoop over de toeslagenaffaire leidt tot een permanente roep om meer en snellere compensatie van gedupeerden. De beloftes tuimelen over elkaar heen, waardoor een groot deel van de herstelregeling vastloopt in onuitvoerbare ambitie.
Het begrip ‘gedupeerde’ is bovendien zo ver opgerekt dat zelfs mensen die wel degelijk misbruik maakten van kinderopvangtoeslag tienduizenden euro’s kunnen ontvangen.
Toch wordt er in de pers en de politiek nauwelijks gesproken over de omvangrijke risico’s van overcompensatie. In de urenlange Kamerdebatten over de hersteloperatie regent het verzoeken aan staatssecretaris Alexandra van Huffelen (D66) voor meer en snellere compensatie, maar de basale vraag over proportionaliteit – staat de geboden compensatie nog wel in verhouding tot de geleden schade? – wordt nauwelijks meer gesteld.
Het enige Kamerlid dat de afgelopen maanden tijdens debatten steevast wijst op de enorme risico’s van overcompensatie is Pieter Omtzigt, ook een van de Kamerleden die de toeslagenaffaire aanzwengelde.
Dat er zo weinig aandacht is voor die risico’s is opmerkelijk, want voor vragen over de proportionaliteit bestaat inmiddels alle aanleiding. In juni 2020 was er nog zo’n 500 miljoen euro gereserveerd voor compensatie, inmiddels hebben we het over het elfvoudige. In de laatste voortgangsrapportage van de staatssecretaris is het gereserveerde bedrag opgelopen tot maar liefst 5,5 miljard euro.
Dat is een enorm bedrag, bijna drie keer wat we in een jaar uitgeven aan de ziektewet, anderhalf keer meer dan wat we uitgeven aan kinderbijslag, en zelfs nog iets meer dan we jaarlijks uitgeven aan de werkloosheidswet. De kosten komen daarmee uit op ongeveer 220.000 euro per gedupeerd huishouden.
Dat geld gaat lang niet allemaal naar gedupeerden zelf. Inmiddels werken er maar liefst 1.016 voltijdsequivalenten bij de UHT om de compensatieregeling voor elkaar te boksen. Toen de toeslagenellende tien jaar geleden begon, waren er ongeveer 600 voltijdsequivalenten werkzaam bij de hele Belastingdienst/Toeslagen.
Die zeshonderd waren verantwoordelijk voor het uitkeren van miljarden euro’s aan toeslagen aan meer dan 7 miljoen huishoudens. En nu zijn er dus meer dan duizend mensen nodig om het allemaal terug te draaien voor enkele tienduizenden ouders.
De dunne grens tussen dader en slachtoffer
Het beeld in de politiek en de pers is dat gedupeerden van de toeslagenaffaire makkelijk zijn te herkennen. Een gedupeerde, dat is iemand die op een dag, uit het niets, zonder enige aanleiding, een wit-rode brief op de mat kreeg met de mededeling dat hij of zij tienduizenden euro’s moest terugbetalen. De werkelijkheid is helaas een stuk minder eenduidig. Er bestaat namelijk een dunne grens tussen dader en slachtoffer.
Neem een van de hoofdoorzaken van de toeslagenaffaire: de zogenoemde alles-of-niets-benadering. Die kwam erop neer dat wanneer iemand niet alle kinderopvangkosten had betaald, diegene de gehele kinderopvangtoeslag terug moest betalen.
De eerste groep die door deze alles-of-niets-benadering werd benadeeld, waren de ouders aangesloten bij gastouderbureau De Appelbloesem. Werknemers van De Appelbloesem zochten naar ouders die hun kinderen lieten opvangen door grootouders, buren en kennissen. Het verkooppraatje van het bureau was eenvoudig: wij gieten informele opvang in een formeel contract, zodat er kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd. Oma deed het eerder gratis, maar nu kan ze er een leuk zakcentje aan overhouden.
In november 2009 deed de fiscale opsporingsdienst (FIOD) een inval bij De Appelbloesem vanwege vermoedens van fraude. Uit documenten die inmiddels zijn vrijgegeven blijkt dat de Belastingdienst bij de inspectie van toeslagaanvragen nogal wat administratieve curiositeiten aantrof. Zo vond de fiscus bij maar liefst 365 ouders urenstaten die op precies dezelfde manier waren ingevuld, waarbij vijf weken per maand, veertig uur per week opvang werd geclaimd. Dat was vreemd, want dat betekende dat er zestig weken opvang in een jaar zouden zitten.
Bij 984 ouders was de kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht aangevraagd. Daarbij viel op dat de verklaring omtrent het gedrag (vog) die een gastouder nodig had, een stuk later was aangevraagd dan de ingangsdatum van het contract.
In de strafrechtelijke zaak tegen de eigenaar van De Appelbloesem zouden medewerkers later erkennen dat zij de datum op de contracten achteraf aanpasten.* Zo konden ouders kinderopvangtoeslag ontvangen over een periode waarin er nog geen (formele) opvang plaats had gevonden.
En dan waren er nog 804 ouders die in het opvangcontract hadden afgesproken om geen eigen bijdrage te betalen. Sterker nog: ‘Een groot deel van deze klanten heeft zelfs afspraken gemaakt over een verdeling van de toeslag tussen het gastouderbureau, de gastouder en de vraagouder zelf’, staat in een intern document van de Belastingdienst. ‘In dat geval wordt er dus geld verdiend door de kinderen op te laten vangen.’ De grootouders zouden de kinderopvangtoeslag (deels) terugschenken aan hun kinderen.
De Belastingdienst wilde paal en perk stellen aan zulk creatief gebruik van de kinderopvangtoeslag. Bij de ouders die te veel opvanguren claimden, werd de kinderopvangtoeslag verlaagd en bij de ouders die een deel van de kinderopvangkosten niet betaalden, werd zelfs de hele kinderopvangtoeslag teruggevorderd. Bij bijna 1.400 ouders werd zo gemiddeld 9.662 euro per ouder teruggevorderd, waarbij de hoogste terugvordering maar liefst 51.000 euro bedroeg.
Het is de vraag of ouders zich altijd bewust waren van de gevolgen van hun handelen. De regels rond de kinderopvangtoeslag waren ingewikkeld en ouders vertrouwden op de vlotte verkoopbabbel van een louche gastouderbureau.
Tegelijkertijd profiteerden zij wel van die verkoopbabbel, aangezien zij (of hun familieleden) soms flinke bedragen overhielden aan het met terugwerkende kracht aanvragen en verdelen van de kinderopvangtoeslag. Bovendien gingen niet alle ouders mee in de pitch van De Appelbloesem: bij ongeveer 600 toeslagaanvragen van Appelbloesem-ouders bleek niks aan de hand, en zij hoefden dus ook niks terug te betalen.
We hebben onze slachtoffers het liefst puur en foutloos. Maar eerlijk is eerlijk: het is nogal vreemd om toeslagen te verdelen tussen ouders en grootouders, om achteraf contracten op te stellen en met terugwerkende kracht toeslag te claimen, of om zestig weken per jaar opvang aan te vragen.
Ziedaar dus: de dunne grens tussen dader en slachtoffer. Dat de Belastingdienst iets deed tegen twijfelachtig gebruik van de kinderopvangtoeslag door ouders van De Appelbloesem was niet zo gek. Maar dat het werd bestraft met het terugvorderen van de gehele kinderopvangtoeslag – dat is wel erg hardvochtig.
Dit is dan ook de kern van het probleem in de toeslagenaffaire. Niet dat volstrekt foutloze ouders zonder enige aanleiding zijn gepakt (die gevallen bestaan, maar zijn de uitzondering, niet de regel), maar dat de verhouding tussen vergrijp en vergelding zoekraakte.
Hierbij is het wel belangrijk om op te merken dat ouders de terugvorderingen van tienduizenden euro’s niet altijd in hun geheel hebben betaald. Ouders bij De Appelbloesem kregen allemaal een persoonlijke betalingsregeling. Dat betekende dat zij twee jaar lang maximaal moesten aflossen, waarna het resterende bedrag ‘buiten invordering’ werd gesteld, zodat het restant de facto werd weggestreept.
Op dit moment krijgen álle ouders van De Appelbloesem bij wie meer dan 1.500 euro kinderopvangtoeslag is teruggevorderd 30.000 euro, kwijtschelding van publieke en private schulden, 2.000 tot 10.000 euro per kind, 10.000 euro voor de (ex-)partner en meer.
Niet alleen de ouders bij wie de héle kinderopvangtoeslag werd teruggevorderd vanwege onbetaalde kinderopvangkosten (dat waren er ongeveer 700), maar zelfs de ouders die te hoge opvanguren claimden krijgen compensatie (ook ongeveer 700). De gemiddelde terugvordering was 9.662 euro per ouder, dus veel ouders ontvangen veel meer compensatie dan er ooit is teruggevorderd, laat staan terugbetaald. Bovendien was in ieder geval een deel van de terugvordering, zelfs naar de inzichten van nu, terecht.
Dus: staat de geboden compensatie nog wel in verhouding tot de geleden schade?
De profetie van Piet Hein Donner
In ieder geval was het in de eerste voorstellen voor een compensatieregeling niet de bedoeling dat ook ouders zoals bij De Appelbloesem zo ruimhartig zouden worden gecompenseerd.
In mei 2019 werd een commissie onder leiding van oud-minister Piet Hein Donner in het leven geroepen om een advies te geven over een compensatieregeling voor slachtoffers van de toeslagenaffaire. In die tijd leek de toeslagenaffaire nog vooral te gaan over fouten bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst. De fiscus had soms op basis van vage verdenkingen de toeslagen gedurende het jaar stopgezet, vervolgens met de blik van een beul naar de bewijsstukken gekeken, en daarna enorm getreuzeld met het behandelen van de bezwaarschriften.
De commissie-Donner oordeelde dat ouders in die gevallen slachtoffer waren geworden van ‘institutionele vooringenomenheid’. In haar tweede rapport, uit maart 2020, schatte ze dat ongeveer ‘1.800, maar vermoedelijk minder personen’ daarvoor compensatie dienden te krijgen. Zij moesten hun toeslagen terugkrijgen met 25 procent erbovenop voor het ervaren leed.
Langzamerhand ontstond echter het besef dat veel meer mensen de vernieling in waren gereden. Niet per se vanwege fouten in de uitvoering van de wet, maar vooral vanwege de toen geldende interpretatie van de wet.
Wie een deel van de kinderopvangkosten niet betaalde, verloor het recht op kinderopvangtoeslag. Wie niet reageerde op informatieverzoeken, verloor het recht op kinderopvangtoeslag. Wie een poos zonder woon- of verblijfplaats zat, verloor het recht op álle toeslagen. Wie een vluchteling zonder verblijfsvergunning in huis nam, verloor het recht op álle toeslagen. En wie zich door een fraudeur liet verleiden om zijn of haar DigiD af te staan, waarna die fraudeur een verkeerde toeslagaanvraag deed, verloor ook het recht op kinderopvangtoeslag.
‘Het werkelijke probleem’, zo schreef de commissie-Donner, ‘is dat grote aantallen huishoudens in ernstige en soms blijvende financiële problemen zijn gebracht, door de reguliere werking en handhaving van de kinderopvangtoeslag-regelgeving en de uitleg die daaraan in uitvoering en rechtspraak is gegeven. De gevolgen daarvan zijn niet pas sinds kort zichtbaar geworden en bekend geraakt; dat waren zij al vanaf het begin.’
De Raad van State had de Belastingdienst bij herhaling in het gelijk gesteld, in vele honderden rechtszaken. De harde interpretatie van de wetgeving was jarenlang akkoord bevonden door het opdrachtgevende ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Signalen binnen de Belastingdienst dat het terugvorderen van de hele kinderopvangtoeslag erg bar uitpakte voor ouders waren gestrand in een ambtelijk niemandsland. En verschillende bewindspersonen hadden de alles-of-niets-benadering uitgelegd in de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer had er geen moeite mee. In maart 2016 diende Kamerlid Tjitske Siderius (SP) een motie in om bij ouders niet de gehele kinderopvangtoeslag terug te vorderen bij het onbetaald laten van de eigen bijdrage. Die motie werd met een overweldigende Kamermeerderheid verworpen: VVD, CDA, GroenLinks, ChristenUnie, D66, PvdA en SGP stemden allemaal tegen.
Nog geen vier jaar later was de politiek diep verontwaardigd over de gevolgen van waar ze even daarvoor nog voor had gestemd. En dus stond de commissie-Donner voor een ingewikkeld vraagstuk: moet de overheid compensatie bieden voor de gevolgen van een jarenlang breed geaccepteerde uitleg van de wet?
‘Het terugkomen op jaren van toepassing van wetgeving is het openen van een “doos van Pandora”’, waarschuwde de commissie. Want als je gelijke gevallen gelijk wilt behandelen is er nog veel meer wetgeving waar je dan compensatie voor kunt bieden: de Fraudewet, de pgb-wetgeving, de Wet Mulder. Al die wetten zijn gewijzigd, omdat ze hard uitpakten voor grote groepen burgers. Maar de mensen die al gedupeerd zijn door die wetgeving hebben meestal maar te leven met de consequenties.
Maar goed, dat was koude juristerij, want ouders die de financiële afgrond in waren geduwd hadden daar natuurlijk geen boodschap aan. Om bij hen aan te komen met een verhaal over de gevaren van ‘precedentwerking’ was behoorlijk kil.
De commissie-Donner adviseerde daarom om naast de slachtoffers van ‘institutionele vooringenomenheid’ ook mensen die slachtoffer waren van hardvochtige wetgeving deels tegemoet te komen.
Voor alle gevallen tot vijf jaar terug zou de Belastingdienst van terugvordering af kunnen zien en alsnog toeslagen kunnen toekennen (daar was op dat moment, door nieuwe uitspraken van de Raad van State, ook de wettelijke ruimte voor). Bij besluiten verder dan vijf jaar terug was die wettelijke ruimte er nog niet. Maar ook daar zouden in ieder geval de openstaande toeslagenschulden weggestreept moeten worden.
Tevens zou er een nieuwe wet moeten komen, waardoor in schrijnende gevallen alsnog compensatie kon worden geboden, mits de terugvordering groter was geweest dan 10.000 euro. Ouders zoals die van De Appelbloesem, waar de terugvorderingen verder dan vijf jaar teruggingen, zouden dus alleen compensatie krijgen in schrijnende situaties en bij terugvorderingen groter dan 10.000 euro.
Ondertussen gaf de commissie-Donner een waarschuwing af. Een regeling voor schrijnende gevallen moest geen ‘algemene grond worden om alle pijnlijke situaties die zich presenteren goed te maken’.
De compensatieregeling moest zich richten op de ernstigst gedupeerden. ‘Een aanpak van de erfenis van vijftien jaar kinderopvangtoeslag [...] wordt een uitzonderlijk groot project’, waarschuwde ze in haar tweede rapport. ‘Het risico is daarom reëel dat het ambtelijk apparaat [...] binnen korte tijd zal worden overstroomd door een golf aan verzoeken en daarin zal verdrinken. Dat moet niet onderschat worden.’
Het bleken profetische woorden.
Het moeras onder 'opzet/grove schuld'
Op 12 maart 2020 nam staatssecretaris Alexandra van Huffelen (D66) het rapport van Donner in ontvangst. Ze besloot onmiddellijk het advies van Donner naast zich neer te leggen. Van Huffelen beloofde iedereen, vanaf het begin van het toeslagenstelsel, te compenseren voor de gevolgen van de hardvochtige wetgeving, en hanteerde daarbij niet een grens van 10.000 teruggevorderde euro’s, maar van 1.500 euro.
Het maakte de compensatieregeling in één klap groter en ingewikkelder. En het werd nog gecompliceerder toen de Tweede Kamer zich over het wetsvoorstel over de compensatieregeling boog. Tijdens een razende wetsbehandeling in juni 2020 van amper vier weken werd een trits amendementen ingediend en aangenomen.
Van Huffelen beloofde iedereen, vanaf het begin van het toeslagenstelsel, te compenseren voor de gevolgen van de hardvochtige wetgeving, en hanteerde daarbij niet een grens van 10.000 teruggevorderde euro’s, maar van 1.500 euro
Zo wenste Renske Leijten (SP) een aparte compensatieregeling voor ouders die geen betalingsregeling hadden gekregen van de Belastingdienst, omdat hun ‘onterecht’ opzet of grove schuld werd verweten (motie aangenomen). Leijten diende daarnaast een amendement in zodat ouders een verzoek konden indienen om vervolgschade, zoals verlies van baan, verlies van huis, verlies van gezin vergoed te krijgen (aangenomen).
Leijten diende een amendement in waarin ze verzocht om elke ouder de mogelijkheid te geven om eerst persoonlijk zijn of haar verhaal te doen bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (aangenomen). Bart Snels (GroenLinks) diende een amendement in waardoor ouders niet hoefden aan te tonen dat ze kosten hadden gemaakt voor de kinderopvang, als dit ook op andere wijze aannemelijk kon worden gemaakt (aangenomen).
De haast was zo groot dat er geen uitvoeringstoets werd gedaan op deze amendementen, oftewel: er werd niet in kaart gebracht of de UHT, in het leven geroepen om de regeling uit te voeren, deze wensen ook inderdaad kon uitvoeren. Maar toen de amendementen tot uitvoering moesten worden gebracht, bleken er wel degelijk dilemma’s te spelen, die niet waren besproken in de Tweede Kamer.
Neem het amendement van Renske Leijten over compensatie voor ‘opzet/grove schuld’ (O/GS). Een stempel dat ouders kregen van wie de Belastingdienst dacht dat ze de boel bewust bedonderd hadden. Wie O/GS was verweten, kon geen persoonlijke betalingsregeling krijgen van de Belastingdienst, maar moest de hele terugvordering in 24 maanden terugbetalen.
Dit was bij de grotere terugvorderingen vaak volstrekt onmogelijk. Mensen die O/GS was verweten, werden meestal de armoede in geduwd door beslagleggingen.
Maar niet iedereen die het stempel O/GS kreeg, had ook werkelijk de boel belazerd. Uit een onderzoek van de Auditdienst Rijk bleek bijvoorbeeld dat de Belastingdienst op een goed moment had besloten om zijn werklast te reduceren, en zonder inhoudelijke beoordeling 920 mensen had bestempeld als O/GS-geval (van de in totaal ongeveer 21.000 mensen met O/GS).* Een bizarre actie, waarbij ouders de financiële doodstraf kregen zonder gedegen onderzoek.
Er waren ook grijze gevallen. Het criterium ‘opzet, grove schuld’ is nu eenmaal niet eenduidig. Wat als iemand nooit reageert op brieven waarin wordt verzocht om bewijsstukken? Is dat ‘grove nalatigheid’? De Belastingdienst vond vaak van wel. Maar het kan natuurlijk ook op een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal wijzen, op onvoldoende bureaucratische behendigheid, op schuldenstress, op psychische problematiek – er kan van alles aan de hand zijn. En even bellen, daar deed de Belastingdienst in het verleden niet aan.
Maar er is ook een andere kant van het verhaal. Er bestond evident misbruik. En wie door uitspraken van de Raad van State over O/GS bladert, ziet daar meer dan genoeg voorbeelden van. Ouders die toeslagen claimden voor veel te oude kinderen, ouders die hun kinderen nooit naar de opvang hadden gestuurd, ouders die veel en veel meer opvanguren aanvroegen dan ze ooit hadden afgenomen.
En daar liepen de medewerkers van de UHT ook tegenaan zo gauw ze de O/GS-compensatie moesten uitvoeren. Zij werden geacht vergoeding te gunnen aan mensen die wel degelijk misbruik van de kinderopvangtoeslag hadden gemaakt. In oktober 2020 kreeg staatssecretaris Alexandra van Huffelen een presentatie van de UHT over de eerste 110 mensen die O/GS-compensatie kregen.
Op de laatste sheet van de presentatie, in handen van De Correspondent, stonden enkele ervaringen van beoordelaars: ‘Ik heb moeite met de evidente gevallen waar feitelijk geen recht op kinderopvangtoeslag was’, aldus een van hen. ‘In een casus hadden we een ouder met een kind van zeventien. De kinderopvangtoeslag is teruggevorderd en is niet terugbetaald. Nu heeft de ouder [...] recht op een O/GS compensatie die “gewoon” zal worden uitbetaald.’
Een andere beoordelaar schrijft: ‘In veel gevallen kon je zien dat [O/GS] wel degelijk terecht is gesteld. Dit zijn gewoon dingen die cruciaal zijn en nu moeten we het als het ware wegpoetsen en dat gaat absoluut tegen mijn rechtvaardigheidsgevoel in.’
Een onmogelijke opdracht
In de loop van 2020 bleek dat de ambitieuze deadlines voor de compensatie van de slachtoffers van de toeslagenaffaire bij lange na niet werden gehaald. De staatssecretaris had gehoopt aan het eind van het jaar 5.000 dossiers af te handelen, maar uiteindelijk bleken er slechts 510 dossiers afgehandeld te zijn.
De oorzaak voor deze vertraging lag voor de hand, zo bleek ook uit een evaluatie van de Boston Consulting Group uit oktober 2020. De compensatieregeling was veel te complex geworden. De consultants wezen op de ‘stapsgewijze uitbreiding van de regelingen’ en op ‘de politieke opdracht om ouders in brede zin te ondersteunen’. Van de UHT werd verwacht dat ze veel meer deed dan het sec beoordelen of iemand recht had op compensatie; ze moest ouders ook ondersteunen bij hun hulpvragen op het gebied van werk, wonen en schuldhulpverlening. Taken waar de Belastingdienst helemaal geen ervaring mee heeft.
Al die verschillende politieke opdrachten – snel, persoonlijk, ruimhartig, foutloos – bleken niet te verenigen. En het hielp ook niet dat informatie verstrekken aan de Kamer over de hersteloperatie en het behalen van politieke mijlpalen meer prioriteit had dan het ordentelijk inrichten van de UHT.
‘Een kleine groep sleutelfiguren met essentiële kennis van de operatie is structureel overbelast en overvraagd’, constateerden de consultants in hun evaluatie. ‘Acute taken zoals de eerste 108 uitbetalingen en het beantwoorden van Kamervragen hebben voorrang gekregen boven de tijd nemen om kennis van de groep sleutelfiguren te verbreden binnen de organisatie.’
De politiek schoof steeds meer taken op het bordje van de UHT, maar gaf niet aan wat er van het bordje af mocht. En zo gauw er onvermijdelijk toch iets van het bordje viel, verschenen Kamerleden woedend in de media. Zij hadden nog zo gezegd dat het niet meer mis mocht gaan, een schande dus dat het toch weer misging.
Dat de Kamerleden met hun eigen optreden – het wegwuiven van de adviezen van de commissie-Donner, het aannemen van complicerende moties en amendementen zonder uitvoeringstoets, het afdwingen van toezeggingen die moeilijk zijn waar te maken – mede oorzaak waren van de vertraging, bleef onbenoemd.
‘Ik weet niet waar ik moet beginnen’, zei Renske Leijten tijdens het Kamerdebat van 15 oktober 2020. ‘Ik ben gewoon heel erg boos.’
‘Bizar en alle schaamte voorbij’, oordeelde Edgar Mulder (PVV).
‘In dit tempo doen we er honderd jaar over’, foeterde Pieter Omtzigt (CDA).
‘Wat moet je nou nog zeggen?’ vroeg Farid Azarkan (DENK). ‘Welke woorden passen nou nog bij deze situatie?’
In november 2020 werden (voormalig) bewindspersonen en ambtenaren gehoord door Kamerleden van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. De druk op de staatssecretaris om met drastische maatregelen te komen nam steeds verder toe.
Tijdens het Kamerdebat op 15 december 2020 diende Kamerlid Henk Nijboer (PvdA) een motie in. Het compenseren duurde ‘veel te lang’ en dus moest de staatssecretaris ‘binnen een maand een aanbod doen aan alle slachtoffers’. Hij suggereerde om snel een bedrag over te maken aan alle gedupeerden, en ouders die denken recht te hebben op meer geld daarna te beoordelen.
Van Huffelen legde uit dat zij had gekeken naar die optie, maar dat deze haar te grof was. ‘De schade die ouders hebben geleden loopt enorm uiteen’, zei ze. ‘Voor heel veel ouders zal een bedrag van 10.000 euro of 20.000 euro een grote genoegdoening zijn, maar voor heel veel ouders zou het volstrekt onvoldoende zijn.’
De motie-Nijboer werd met een nipte Kamermeerderheid weggestemd.
Ineens was daar de Catshuisregeling
Op 17 december 2020 publiceerde de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag haar eindrapport. Een week later kwam staatssecretaris Alexandra van Huffelen met de zogenoemde Catshuisregeling. Haar eerdere bezwaren tegen het voorstel van Nijboer bleken verdwenen. Alle gedupeerde ouders die meer dan 1.500 euro kinderopvangtoeslag hadden moeten terugbetalen konden na een ‘lichte toets’ aanspraak maken op 30.000 euro.
‘Doordat we kiezen voor een spoedige uitbetaling van een bedrag ineens, zullen er ook ouders tussen zitten die bij een volledige behandeling niet of niet geheel recht op dat bedrag hadden gehad’, schreef Van Huffelen in haar Kamerbrief van 22 december 2020. ‘Deze risico’s nemen wij bewust.’
De Catshuisregeling stelde de UHT voor een enorme opgave. Het besluit over de Catshuisregeling was genomen zonder nauw overleg met de UHT. En zo werd de UHT – alweer – geconfronteerd met een belofte waarvan onduidelijk was of ze die wel waar kon maken.
Door de aankondiging van de Catshuisregeling nam het aantal aanmeldingen bovendien met duizenden per week toe, zodat de opgave met de dag groter werd.
Een handmatige controle van de tienduizenden dossiers was lastig binnen de beschikbare tijd. En dus was er bij UHT een behoefte aan ‘vinkjes’, aan simpele aanknopingspunten in de beschikbare gegevens die sowieso recht zouden geven op compensatie. Alleen met zulke ‘vinkjes’ kon een beoordeling een paar uur duren, en niet een paar dagen.
Maar met afvinken werd vaak geen recht meer gedaan aan de gelaagde werkelijkheid. Zo werd al compensatie gegund als het vinkje ‘opzet/grove schuld’ kon worden gezet. Terecht of onterecht, het maakte niet meer uit. ‘Opzet/grove schuld’ gaf meteen recht op 30.000 euro, kwijtschelding van álle schulden, en meer.
Dus de meneer die met terugwerkende kracht voor het wettelijk maximum van 230 opvanguren in de maand kinderopvangtoeslag aanvroeg, terwijl volgens de rechtbankuitspraak ‘uit niets bleek dat gebruik is gemaakt van opvang’ – die meneer kan 30.000 euro krijgen.* De mevrouw die 1.256 euro kinderopvangtoeslag per maand had ontvangen, maar dit bedrag, volgens de rechtbank, ‘aan andere zaken had uitgegeven’ – 30.000 euro.* De ouders die drie jaar kinderopvangtoeslag ontvingen, maar geen bankafschriften, opvangcontracten of facturen konden overleggen over die periode – 30.000 euro.* De mevrouw die voor het kind van een ander kinderopvangtoeslag aanvroeg en op haar eigen rekening liet storten – 30.000 euro.*
Zelfs de bewoners van het dorpje Ivanski, die bekend zijn van de fameuze Brandpunt-documentaire over de Bulgarenfraude uit 2013, kunnen zich als gedupeerden van de toeslagenaffaire melden – ook bij hen was namelijk O/GS vastgesteld.
Als een beoordelaar bij de UHT ook maar één bankafschrift kon vinden waaruit bleek dat een deel van de kinderopvangkosten wel was betaald, dan kreeg diegene 30.000 euro
Hetzelfde geldt voor ouders die bij gastouderbureaus zaten waarvan nu wordt gezegd dat het onderzoek naar deze gastouderbureaus ‘institutioneel vooringenomen’ was. Als deze ouders zich melden, dan krijgen ze automatisch 30.000 euro. Zelfs als hun terugvordering ontstond omdat zij bijvoorbeeld 230 uur opvang hadden aangevraagd, terwijl er maar 110 uur opvang was genoten.
En zo verdwijnen alle nuances uit de compensatieregeling. Neem het criterium voor slachtofferschap van de alles-of-niets-benadering. Als een beoordelaar bij de UHT ook maar één bankafschrift kon vinden waaruit bleek dat een deel van de kinderopvangkosten wél was betaald, dan kreeg diegene 30.000 euro.
Wie door de gepubliceerde uitspraken van de Raad van State grasduint, ziet hoe krankzinnig de alles-of-niets-benadering kon uitpakken. Neem een uitspraak van 18 juni 2016, waarin iemand 9.293 euro aan kinderopvangkosten had betaald, terwijl er 9.589 euro was gefactureerd. Diegene moest de gehele kinderopvangtoeslag van 8.313 euro terugbetalen, vanwege een pietluttig betalingsgebrek van 296 euro.*
Maar er waren ook uitspraken waarin die alles-of-niets-benadering helemaal niet zo gek uitpakte. Zaken waarin iemand slechts 1.600 euro aan kinderopvangkosten had betaald, terwijl er bijna 60.000 euro aan kinderopvangtoeslag was ontvangen.* Dat is natuurlijk een heel ander verhaal. De Catshuisregeling maakte echter geen onderscheid meer. Of je nu 200 euro of 58.000 euro aan kinderopvangkosten niet had betaald: je kreeg gewoon 30.000 euro.
Noem het de alles-voor-niets-benadering: je hebt vrijwel niets aan kinderopvangkosten betaald, de toeslag die je kreeg is grotendeels terecht teruggevorderd, maar toch krijg je nu volle compensatie.
Nog los van de vraag of de terugvordering in enige mate ‘terecht’ was: het is natuurlijk ook relevant hoe groot de terugvorderingen precies waren. Maar ook daar maakte de Catshuisregeling geen onderscheid meer. Of je nu 2.000 euro of 100.000 euro terug had moeten betalen: je kreeg 30.000 euro.
Hoe groot waren de terugvorderingen precies bij de gedupeerde ouders? Bij alle terugvorderingen van kinderopvangtoeslag met ‘opzet/grove schuld’ was de mediane schuld 14.074 euro per ouder (dat betekent dat bij de helft van de ouders meer, en de andere helft minder was teruggevorderd). Bij de ouders van De Appelbloesem was de gemiddelde terugvordering 9.662 euro. In de zaak CAF-11, waar de toeslagenaffaire mee begon, was de gemiddelde terugvordering 10.357 euro per ouder. Maar hoe het precies zit bij alle gedupeerde ouders? Het is onbekend.
Ambtenaren op het ministerie van Financiën gokten in memo’s die werden opgesteld vlak voor de introductie van de Catshuisregeling dat ongeveer de helft van de aanmelders een terugvordering van minder dan 20.000 euro had. Een kwart had een terugvordering van minder dan 10.000 euro.
Het was een grove schatting, op basis van gebrekkige gegevens en nattevingerwerk. Gedegen onderzoek naar de verdeling van de terugvorderingen is niet verricht voordat de Catshuisregeling werd aangekondigd.
De hooiberg blijft doorgroeien
En toch bleek 30.000 euro al snel te weinig.
Het gebrek aan overleg over de uitvoerbaarheid wreekte zich: de Catshuisregeling had namelijk onvoorziene complicaties. Als je bijvoorbeeld 30.000 euro overmaakte aan mensen met schulden, dan maakte je vooral hun schuldeisers blij.
Ondertussen lag er een Kamerbreed aangenomen motie van Pieter Omtzigt die de regering verzocht om ‘ervoor te zorgen dat na de compensatie de financiële problemen die zijn ontstaan door de terugvordering van toeslagen, in zijn geheel zijn opgelost’. De Kamer wilde dus ook een oplossing voor situaties waarin schuldeisers er met de compensatie vandoor gingen.
Op 18 januari 2021, drie dagen nadat het kabinet was afgetreden vanwege de toeslagenaffaire, liet de – inmiddels demissionaire – staatssecretaris weten dat zij van plan was om álle publieke schulden van gedupeerden die de 30.000 euro kregen volledig kwijt te schelden. Belastingschulden, zorgverzekeringsschulden, studiefinanciering en meer – het zou allemaal worden weggestreept. En niet alleen bij de aanvrager van de toeslagen, ook bij de huidige partner.
‘Het uitgangspunt is dat bij deze schulden niet gekeken wordt naar een verband tussen het ontstaan van de schuld en de problemen die ouders rond de kinderopvangtoeslag hebben ervaren’, stelde de staatssecretaris.
Van Huffelen beloofde ook de invordering van overheidsschulden te pauzeren zodra iemand zich meldde als gedupeerde. Daarmee veroorzaakte ze meteen het volgende probleem. Vóór de aankondiging van de Catshuisregeling hadden zich zo’n 9.200 mensen gemeld als gedupeerde.* Iets meer dan een derde van deze melders kwam niet door de ‘lichte toets’. Zij hadden geen kinderen, geen kinderopvangtoeslag aangevraagd, of hun terugvordering was aan normale schommelingen in het inkomen of het aantal opvanguren te wijten.
Maar na de aankondiging van de Catshuisregeling explodeerde het aantal aanmeldingen tot maar liefst 49.491 in december 2021. Uit steekproeven bleek dat in het vierde kwartaal van 2021 maar liefst 78 procent van de nieuwe aanmeldingen niet meer door een lichte toets kwam.*
Natuurlijk, een deel van de aanmelders was aangetrokken door de 30.000 euro: wie niet waagt, die niet wint. Maar de stortvloed aan kansloze aanmeldingen kwam ook omdat de UHT nu een vluchtheuvel werd voor mensen die gebukt gingen onder hoge schulden. Uit wanhoop meldden zij zich maar aan als slachtoffer van de toeslagenaffaire, omdat dan de invordering van schulden werd gepauzeerd.
Hierdoor liep de herstelregeling nog verder vast. Ouders die meer dan 30.000 euro schade hadden, moesten immers nog een ‘integrale beoordeling’ krijgen om aanvullende compensatie te ontvangen. Maar zulke integrale beoordelingen lieten lang op zich wachten omdat er tienduizenden kansloze aanmeldingen kwamen.
Je kreeg inmiddels namelijk meer rechten als potentieel gedupeerde van de toeslagenaffaire dan als gedupeerde van gewone ellende. De UHT mocht in de door de politiek gecreëerde hooiberg van ellende de speld van ware gedupeerden gaan zoeken.
Ondertussen werden er door de politiek al maar meer obstakels opgeworpen om mensen de deur te wijzen als ze niet gedupeerd waren. Het mocht niet zo zijn dat wie dan ook ooit onterecht zou worden afgewezen.
Een motie van Bart Snels (GroenLinks) stelde voor om de tienduizenden ouders die niet in aanmerking kwamen te ‘benaderen en mocht hun eigen verhaal daar aanleiding toe geven alsnog een forfaitaire tegemoetkoming uit te keren’. De Nationale ombudsman schreef in een rapport dat er duidelijker moest worden onderbouwd waarom compensatie was afgewezen.
Tegelijkertijd kun je de Catshuisregeling ook als een succes beschouwen: 20.000 ouders ontvingen immers binnen zes maanden een bedrag van 30.000 euro. Ouders die jarenlang gebukt gingen onder ellende kregen daarmee eindelijk financiële ademruimte. ‘Een flinke prestatie, die in de wereld buiten de UHT onderbelicht is gebleven’, merkte consultant Andersson Elffers Felix (AEF) in zijn rapport uit juni 2021 over de UHT op.*
Het is inderdaad een flinke prestatie, maar wel een prestatie met een enorm prijskaartje.
Empathie voor de zichtbaren
Ondertussen dendert de trein door.
In februari 2021 schreven de consultants van Andersson Elffers Felix in een tussenrapport over de UHT:* ‘De afgelopen periode [is] sprake geweest van een doorlopende politieke en maatschappelijke dynamiek’ en een ‘intensivering van de maatregelen om gedupeerde ouders te compenseren. Het kost UHT [...] grote moeite om deze intensivering bij te houden [...]. Feitelijk is organisatie hiertoe amper in staat.’
De consultants adviseren dan ook ‘stabiliteit’, en om in ieder geval geen nieuw beleid aan te kondigen ‘zonder dat er vooraf sprake is geweest van een uitvoeringstoets’.
Vier maanden later schreven de consultants een vervolgrapport.* ‘Tijdens de vorige doorlichting was ons belangrijkste advies te streven naar stabiliteit [...]. Door de aanhoudende politieke aandacht en de introductie van nieuwe regelingen [...] is er de afgelopen maanden echter in het geheel geen sprake geweest van stabiliteit in de hersteloperatie.’
Door de Tweede Kamer waren nog meer compensatieregelingen gelanceerd. Zo had het parlement een motie aangenomen van Geert Wilders (PVV) om ook alle private schulden van de gedupeerden over te nemen.* En diende Kamerlid Femke Merel van Kooten-Arissen een motie in om ook voor (ex-)partners en kinderen een compensatieregeling op te tuigen.* Het recht op die compensatie zou ook weer samenhangen met het resultaat van ‘de lichte toets’.
Bij de uitwerking van die aanvullende regelingen kon het de Tweede Kamer niet ruimhartig genoeg. De commissie-De Winter had in juni 2019 voorgesteld om slachtoffers van seksueel en fysiek geweld in de jeugdzorg 5.000 euro schadevergoeding te gunnen. Het kabinet stelde voor om kinderen van ouders gedupeerd in de toeslagenaffaire ook 5.000 euro te geven. ‘Ik wil een regeling maken die [...] ook rechtvaardig voelt voor anderen die onrecht zijn aangedaan’, stelde staatssecretaris Van Huffelen in haar brief, daarmee doelend op de jeugdzorgslachtoffers.
'De hersteloperatie leidt tot onevenwichtigheden en ongelijke behandeling tussen verschillende groepen gedupeerden’, aldus de Raad van State
Het Kindpanel, waar het kroost van gedupeerde ouders in zat, had in een advies echter hogere bedragen voorgesteld. De voltallige Tweede Kamer stemde voor een motie om het advies van het Kindpanel te volgen. En dus krijgen meerderjarige kinderen van ouders van de toeslagenaffaire straks twee keer meer geld dan een slachtoffer van geweld in de jeugdzorg.
Toen de staatssecretaris in september 2021 een wetsvoorstel voor deze nieuwe regelingen indiende, kwam de Raad van State met een vernietigend advies. ‘De hersteloperatie leidt tot onevenwichtigheden en ongelijke behandeling tussen verschillende groepen gedupeerden’, aldus de Raad van State. ‘De democratische legitimatie en de kwaliteit van de besluitvorming en de wetgeving komen ernstig onder druk te staan.’
Hij vervolgde: ‘Al bij een schade van 1.500 euro wordt een bedrag van 30.000 euro uitgekeerd en worden alle openstaande publieke schulden kwijtgescholden, zelfs zakelijke schulden, ook als deze schulden geen relatie hebben met de toeslagenproblematiek. Voor andere groepen, die soms in grotere problemen verkeren, zijn deze voorzieningen niet beschikbaar.’
Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden, aldus de Raad van State. En helaas is de toeslagenaffaire niet de enige affaire van de afgelopen decennia, niet de enige ramp die is veroorzaakt door barre wetgeving.
Zo gooiden we jarenlang mensen in de gevangenis vanwege onbetaalde verkeersboetes – boetes waarvoor je geen betalingsregeling kon krijgen, en die, mocht je niet tijdig betalen, drie keer over de kop gingen (een boete van 400 euro werd na acht weken 1.200 euro). Ook daar was de verhouding tussen vergrijp en vergelding helemaal zoekgeraakt.
In 2014 besloot een ‘team schrijnende gevallen’ bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) enkele ernstige dossiers af te pellen om te bekijken wat er eigenlijk aan de hand was. Op 27 november 2014 verscheen het eindrapport: ‘In de behandelde 193 gevallen was sprake van zeer problematische situaties, variërend van hoogbejaarde mensen met een dreigende uithuiszetting, alleenstaande moeders die gegijzeld [het gevangennemen van burgers vanwege het niet betalen van boetes, JF] dreigden te worden [...] tot mensen met ernstige psychische problemen die ook niet met behulp van een instantie een regeling voor gespreide betaling konden krijgen.’
De onderzoekers gaven aan dat deze problematiek meer vergde dan een ‘pilot schrijnende gevallen’. Het rapport concludeerde: ‘Het CJIB ontvangt een groot aantal verzoeken van mensen die in een problematische situatie zitten. Gezien dit grote aantal is het onmogelijk om alle casussen in een [team schrijnende gevallen] te behandelen en op te lossen. Het vormt slechts het topje van de ijsberg.’ Tussen januari 2012 en april 2015 ging maar liefst 18.733 keer een burger de gevangenis in vanwege een onbetaalde boete voor een onverzekerd voertuig.
Deze mensen konden ook hun huis, hun baan en hun gezin verliezen, maar compensatie hebben ze nooit gekregen. Nog niet één euro. Over wat deze groep is overkomen is nooit een Kamerdebat gevoerd, nooit een feitenrelaas opgevraagd, nooit een minister ter verantwoording geroepen. Maar waarom zou hun situatie minder erg zijn dan die van een ouder die 2.000 euro kinderopvangtoeslag terug moest betalen? Of geldt hier het recht van de zichtbaarste?
‘Is het niet uiterst willekeurig om de pijnlijke gevolgen van andere, vergelijkbare wetgeving niet terug te draaien?’ vroeg de commissie-Donner al in maart 2020 in haar tweede rapport.
Zelfs bij terugvordering van toeslagen zijn er ongerijmdheden in de compensatieregeling. Je verloor bijvoorbeeld ook het recht op álle toeslagen (dus ook zorg- en huurtoeslag) wanneer je met iemand zonder verblijfsvergunning samenwoonde (bijvoorbeeld: de vader van je kind). Daarbij werden ook gigantische bedragen teruggevorderd, maar met die mensen hebben we blijkbaar minder medelijden.
Ook in vergelijking met andere regelingen voor ‘ongekend onrecht’ is die voor de toeslagenaffaire ruimhartig. De slachtoffers van systematisch geweld en seksueel misbruik in de jeugdzorg krijgen dus 5.000 euro. Als je vader is overleden aan long-, neus-, neusbijholte-, maag- of strottenhoofdkanker, omdat Defensie hem langdurig had blootgesteld aan het giftige chroom-6, dan krijg je 4.100 euro.* Als je veteraan bent van Dutchbat met de onmogelijke taak om Srebrenica te verdedigen: 5.000 euro.* En recentelijk transgender personen die van de wet verplicht een geslachtsoperatie moesten ondergaan als ze hun geslachtsregistratie wensten te veranderen: 5.000 euro.*
Alleen al een meerderjarig kind van een ouder van een gedupeerde in de toeslagenaffaire krijgt 10.000 euro. Wellicht ten overvloede: als je ‘gewoon’ opgroeit in armoede, zoals op dit moment 300.000 kinderen,* dan krijg je niks.
Was het maar zo eenvoudig
Na de toeslagenaffaire zijn veel vrome woorden gesproken over het belang van de ‘uitvoerbaarheid’ van wetten, moties en amendementen. Maar bij het ontwerp van de compensatieregeling heeft ‘uitvoerbaarheid’ nauwelijks een rol gespeeld. Grote beleidswijzigingen zijn afgekondigd door de staatssecretaris, of afgedwongen door de Tweede Kamer, zonder dat uitvoerbaarheid serieus is meegewogen.
Bij het ontwerp van de compensatieregeling heeft ‘uitvoerbaarheid’ nauwelijks een rol gespeeld
Ondertussen scoren Kamerleden in de media door te doen alsof het doodeenvoudig is om de juiste mensen snel te compenseren. ‘Het is onwil dat het niet wordt geregeld’, zei Renske Leijten onlangs bij EenVandaag. Presentator Roos Moggré viel het gevierde Kamerlid bij. ‘Wat ik zo ongelooflijk blijf vinden’, zei Moggré, ‘er zijn nu allemaal restricties, er zijn allemaal regels... je zou dat toch allemaal van tafel kunnen vegen? Volgens mij was u het die voorstelde een sporthal te openen, daar met tafeltjes te gaan zitten en het in één dag, één ochtend te regelen. Waarom lukt dat niet?’
Leijten legt uit: ‘Nou, ik denk toch dat ze angst hebben om de Belastingdienst ertussenuit te halen.’ Wat Leijten betreft moesten we maar opnieuw beginnen, de UHT opdoeken en regels schrappen. ‘We hebben al gezien dat deze mensen gewoon hun geld terug moeten krijgen en schade vergoed moeten krijgen. Dat zijn twee elementen, die zijn zo te regelen. dat hoeft niet jaren te duren.’ Als Van Huffelen er niet in slaagt tijdig te compenseren, vond Leijten, ‘dan moet ze misschien maar opstappen’.*
Inmiddels hebben zich meer dan 50.000 mensen gemeld als gedupeerde, van wie het merendeel niet door een ‘lichte toets’ komt, en je vraagtekens kunt stellen bij een flink deel van de mensen die wél als gedupeerde worden aangemerkt. Tegen die achtergrond is het op zijn zachtst gezegd merkwaardig om te beweren dat het in een dagje geregeld kan worden.
Zelfs mensen die beter zouden moeten weten doen inmiddels een duit in het zakje. Reinier van Zutphen, de Nationale ombudsman, zei in een interview met Trouw dat de UHT te lang deed over de integrale beoordelingen voor de zwaarst gedupeerden. En onvoldoende motiveerde wanneer ouders werden afgewezen na een ‘lichte toets’.
Tegelijkertijd vond Van Zutphen dat de UHT meer oog moest hebben voor de kinderen van die ouders. ‘Ik krijg van jongeren te horen dat ze een opleiding willen volgen, maar dit niet voor elkaar krijgen’, zegt hij in het interview. ‘De ambtenaar zou kunnen zeggen: “We gaan er iets aan doen. Binnenkort zijn de studievoorlichtingsdagen, we gaan met je mee. We regelen het.”’
De UHT is een onderbezette, overwerkte uitvoeringsorganisatie die er iedere dag van langs krijgt van politici, journalisten en opiniemakers, omdat ze de onmogelijke taak heeft om een byzantijnse compensatieregeling uit te voeren. En dan komt de ombudsman met de suggestie dat de medewerkers ook mee moeten naar de studievoorlichtingsdagen van kinderen van gedupeerde ouders?
Het is als de Nationale Spoorwegen verzoeken om iedereen bij de deur af te zetten. Dat klinkt nobel, maar dat kan niet. En door te doen alsof het wel kan, zaai je alleen maar meer frustratie.
Focus op de grijstinten
Politiek is kiezen tussen het ondenkbare en het onverteerbare, en dat geldt zeker voor de compensatieregeling. Maar hebben we het werkelijk zo bedoeld? Na de toeslagenaffaire hebben we het stuur zo hard de andere kant op gegooid dat we weer tegen een muur rijden.
Laat ik voor mezelf spreken: ik voel me beter thuis aan deze kant van de pendule. Ik heb liever een doorgeslagen herstelregeling dan een doorgeslagen fraudejacht. Maar, nog liever heb ik geen van beide.
Nog liever heb ik dat we goed nadenken over hoe we 5,5 miljard euro besteden, voordat we het uitgeven. Dat we onze compassie niet kalibreren op wie de meeste aandacht krijgt in de media. Dat we alle plechtige beloftes van na de toeslagenaffaire serieus nemen. Dat uitvoerbaarheid niet slechts een modieuze kreet is die Kamerleden laten varen als het even niet uitkomt. Dat bewindspersonen ambtelijke tegenspraak verwelkomen en er ook iets mee doen. En dat de pers ons niet enkel het gangbare sprookje over de toeslagenaffaire met haar heldere helden, haar duidelijke daders en haar zuivere slachtoffers voorschotelt.
Juist als de golven van verontwaardiging door het publieke debat klotsen is het nodig om de grijstinten te blijven zien. Want het gaat mis als beleid zich voegt naar beelden en sentimenten. Dan strompelen we weer verontwaardigd van affaire naar schandaal. En organiseren we opnieuw onze eigen teleurstelling.
Lees ook:
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!