Dure nieuwbouw in een arme wijk: daar hebben de bewoners niets aan
Niet zo lang geleden liep ik door de Tweebosbuurt in Rotterdam-Zuid. Althans, wat daar nog van over was. Van een huizenblok stond alleen de hoek nog, misschien tien woningen, daarnaast een grote vlakte met puin. Een oranje graafmachine nam hapjes uit de hopen gebroken bakstenen. Er was ook nog een lantaarnpaal, als een nachtbraker die niet wist dat het feest al was afgelopen.
Mustapha Eaisaouiyen, een van de laatste bewoners die de plek nog zijn ‘thuis’ mocht noemen, wees op de wolkenkrabbers in de verte, in het centrum van de stad. ‘In de Zalmhaventoren zijn de huren 1.600 euro per maand’, zei hij. ‘Rotterdam wil van haar eigen inwoners af.’
De hoge huren steken, want de Tweebosbuurt wordt afgebroken om plaats te maken voor duurdere huur- en koopwoningen. Verderop komt wel een nieuw blok met sociale huurwoningen, maar daarin is lang niet voor alle bewoners plek.
Eaisaouiyen en zijn buren demonstreerden, voerden actie, eindigden uiteindelijk voor de rechter. Ze wilden koste wat kost blijven wonen in hun buurt met zijn hechte sociale contacten. Vijf rapporteurs van de Verenigde Naties schreven zelfs een brief aan het Nederlandse kabinet, omdat ze zich ernstig zorgen maakten over de naleving van de mensenrechten in de Tweebosbuurt.
Het mocht allemaal niet baten. Uiteindelijk moesten de buurtbewoners met tranen in hun ogen toezien hoe de sloopkogel door de gevels ging.
Hoe kan dit in zo’n drama eindigen, vroeg ik me af. Net als de bewoners willen de gemeente en woningcorporatie Vestia maar één ding: de wijk verbeteren. Rotterdam-Zuid heeft een hoog percentage sociale huurwoningen, en dat brengt – volgens de gemeente en Vestia – sociale problemen met zich mee. Het opleidingsniveau ligt er lager, er is meer werkloosheid en meer huizen zijn in slechte staat. Met sloop en nieuwbouw van duurdere woningen trek je rijkere mensen, en daar zouden ook de huidige bewoners van profiteren.
Ook in andere steden redeneren gemeenten en woningcorporaties zo.
Duizenden sociale huurwoningen staan op de slooplijst
In Amsterdam zijn er sloop- en renovatieplannen voor in totaal 14.000 corporatiewoningen, waarvan 40 procent in de wijk Nieuw-West. In het zuidwesten van Den Haag zijn er plannen om bijna 1.800 woningen te slopen. Elders in de stad moeten nog eens honderden woningen tegen de vlakte. En in Utrecht moeten een aantal woonblokken in de Staatsliedenbuurt eraan geloven. Alles onder het mom van ‘verbetering’.
Natuurlijk valt er veel te zeggen voor het opknappen van verouderde buurten. Bijvoorbeeld dat het een stuk duurder kan zijn om de vaak oude en in slechte staat verkerende huizen te renoveren dan ze te vervangen door nieuwbouw. Of dat er voor de gesloopte huizen een stuk méér woningen terugkomen. En die zijn hard nodig in tijden van woningnood.
Maar van de belangrijkste motivatie achter al deze verbouwingen klopt weinig. De oorspronkelijke bewoners gaan er helemaal niet op vooruit als ze rijkere buren krijgen. Integendeel.
Armere bewoners profiteren niet van rijkere buren
Wetenschappers hebben de these van ‘de gemengde wijk’, zoals dat in jargon heet, keer op keer getest. Nooit is er bewijs voor gevonden dat mensen die al in een buurt wonen, er – bijvoorbeeld qua opleiding of inkomen – op vooruitgaan als er nieuwe, welvarender mensen bij komen. Bovendien is het maar de vraag of een lager gemiddeld inkomen ook altijd betekent dat er sociale problemen zijn in een wijk.
Ja, op papier doen opgeknapte wijken het wel beter. Het gemiddelde inkomen gaat omhoog, het percentage mensen met sociale problemen neemt af.
Maar dat komt niet doordat het beter gaat met die bewoners, het komt doordat er andere mensen zijn komen wonen.
Intussen is een groot deel van de oude bewoners hun vertrouwde plek, de sociale contacten die daarbij horen, en vaak ook het vertrouwen in de overheid kwijt. ‘Je voelt je niet meer welkom’, zegt Eaisaouiyen erover.
De ongelijkheid in de samenleving wordt verdiept
Nu zijn er wel verschillen tussen de steden. Anders dan in Rotterdam bouwen de Amsterdamse en Haagse woningcorporaties minstens evenveel sociale huurwoningen terug als ze slopen. Dat het percentage sociale huurwoningen toch lager wordt, komt omdat er in totaal meer huizen terugkomen dan er verdwijnen.
Maar ook als het aantal sociale huurwoningen gelijk blijft, keren de bewoners van wie het huis gesloopt is lang niet allemaal terug. Bijvoorbeeld omdat de huren van de nieuwe huizen hoger zijn en de bewoners maar één keer een vergoeding krijgen voor de verhuiskosten. Omdat de stap om na een paar jaar nog een keer te verhuizen voor hen simpelweg te groot is. Of omdat de nieuwe woningen zijn bedoeld voor een specifieke groep, zoals jongeren.
En ook wie wel terugkomt naar de wijk, heeft weinig aan de nieuwe mix van bewoners. Dat hun rijkere buren het zich kunnen veroorloven boodschappen te doen in de nieuwe biowinkel op de hoek, verbetert de leefsituatie van de minder welvarende bewoners niet. Hooguit krijgen zij het gevoel dat de wijk niet meer ‘van hen’ is.
Onder het mom van ‘verbeteringen voor de buurt’ wordt zo de ongelijkheid in de samenleving verdiept. Voor een deel van de mensen wordt het makkelijker een betaalbaar huis te vinden. Maar dat betekent dat anderen daarvoor moeten wijken.
Het ontstaan van arme buurten was bewust beleid
Dat is op zich al schokkend genoeg. Maar het wordt nog erger als je bedenkt dat de sociale problemen in de wijken die nu op de schop gaan, het gevolg zijn van beleid.
Sinds 2016 mogen woningcorporaties goedkopere sociale huurwoningen alleen nog toewijzen aan mensen met een laag inkomen. Het idee is dat huurders niet te veel betalen, en dat er niemand in een te goedkope sociale huurwoning woont. Maar in de praktijk betekent het dat de mensen met de laagste inkomens allemaal op dezelfde plek terechtkomen – namelijk in verouderde woningen in buitenwijken.
Dus wat er gebeurt: eerst sturen woningcorporaties alle arme woningzoekenden naar dezelfde plek. Vervolgens zeggen ze: er zijn hier te veel arme mensen. Het is alsof je eerst een heleboel studenten aanmoedigt om wiskundedocent te worden, en ze vervolgens ontslaat omdat er te veel wiskundeleraren zijn.
Bestaande bewoners uit het oog verloren
Begrijp me niet verkeerd. Het is goed om buurten te vernieuwen en oude woningen op te knappen. Er zijn meer huizen nodig, en die moeten zo veel mogelijk binnen de bestaande stad komen. Het zou bovendien oneerlijk zijn als de vele nieuwkomers in de stad geen huis kunnen vinden, omdat zittende bewoners geen flat in hun achtertuin willen. Ook jonge gezinnen met een middeninkomen hebben last van de woningnood.
Maar dat rechtvaardigt niet dat beleidsmakers en woningcorporaties de bestaande bewoners verjagen van de plek waar ze thuis zijn.
Is er een alternatief?
In zijn huiskamer, tussen de verhuisdozen, legde Eaisaouiyen uit dat de strijd om de Tweebosbuurt helemaal niet zo verbitterd had hoeven worden. Als Vestia en de gemeente naar de bewoners toe waren gekomen vóórdat de sloopplannen er lagen, hadden ze met elkaar om tafel kunnen zitten in plaats van tegenover elkaar te staan in de rechtbank.
Ze hadden samen kunnen overleggen over het opknappen van de huizen. En erover kunnen praten hoe er duurdere huur- en koopwoningen bij kunnen komen, zonder dat de bestaande gemeenschap moest verdwijnen. ‘Plannen maak je samen met de bewoners, en niet voor de bewoners’, zei Eaisaouiyen.
Volgens hem hadden de Tweebossers dan zelfs opengestaan voor sloop en nieuwbouw in de wijk. Als zij er maar óók iets aan zouden hebben.
En zelf mochten beslissen wat dat betekent: een betere buurt.