Verbeeldingskracht kun je niet opsluiten met een lockdown
Deze week kreeg de Britse kunstenaar Grayson Perry de Erasmusprijs die hij eigenlijk vorig jaar al in ontvangst had zullen nemen. Terecht, want je handen gaan bij het zien van zijn werk jeuken om met klei, krijtjes, verf aan de slag te gaan.
Ik leerde Perry tien jaar geleden kennen, toen ik bij toeval een door hem samengestelde tentoonstelling in het British Museum binnenwandelde. Het museum had hem gevraagd een selectie te maken uit de honderdduizenden stukken die in het depot liggen opgeslagen.
Om eerlijk te zijn staat het British Museum, dat miljoenen historische artefacten huisvest, nooit heel hoog op mijn lijstje als ik in Londen ben. Ik kan wel vrolijk worden van de gedachte dat mensen al ver voor de moderne jaartelling de aandrang niet konden weerstaan om piemels, borsten en billen te kleien, maar ik heb toch altijd moeite om geraakt te worden door objecten uit een ver verleden. Er overheerst altijd spijt dat ik niet helemaal kan invoelen in welke context die voorwerpen ooit werden gemaakt en gebruikt. Voor een historische sensatie heb je kennis nodig, waar het mij te vaak aan ontbreekt.
Kunst werkt voor mij het beste als ik er meteen iets bij ervaar. Als ik het letterlijk voel. Interpretatie, context en associatie komen er pas als een toegift achteraan.
Zijn overtuiging dat niemand zonder pret en pracht kan, en dat dit besef ons dichter tot elkaar kan brengen, loopt als een rode draad door alles wat hij maakt
Die haast fysieke reactie wist Grayson Perry bij mij wel uit te lokken, door tussen de oude objecten zijn eigen beeldjes, potten en ander knutselwerk te leggen. Perry hielp mij herinneren dat kunstenaars vooral ook ambachtslieden zijn, die het fijn vinden om iets moois te maken, iets nieuws dat er eerst niet was, maar dat er zomaar nog kan zijn als wij zelf al niet meer bestaan.
De gedachte dat die behoefte, om iets te scheppen, of na te maken, diep in ons allen zit, ontroert me. Deels omdat wij mensen al zo lang dingen maken, en deels omdat we het eigenlijk zelf zo zelden nog doen als we eenmaal volwassen zijn.
Hoe meer werk ik van Perry zag, hoe meer mijn bewondering groeide. Hoe vaak journalisten afgelopen week ook schreven dat Perry maatschappelijk geëngageerd is, die sociale betrokkenheid vloeit bij hem altijd voort uit zijn liefde voor humor en schoonheid. Zijn overtuiging dat niemand zonder pret en pracht kan, en dat dit besef ons dichter tot elkaar kan brengen, loopt als een rode draad door alles wat hij maakt.
Of hij nu lezingen en interviews geeft, potten bakt, gigantische wandkleden ontwerpt, of documentaires maakt over de relatie tussen smaak en sociale klasse. Steeds is de boodschap dat geen mens zonder schoonheid kan.
Het plezier van knutselen
Dat het plezier van zelf iets knutselen de helft van de lol is, kun je snel vergeten als je de plechtige taal leest die te vaak gepaard gaat met kunstbeschouwing. Twee dagen voor Nederland helemaal op slot ging, werd ik herinnerd aan het plezier van zelf iets maken, toen ik in Den Bosch een wonderlijk kunstwerk van Stijn ter Braak betrad. Ter Braak is een 26-jarige schilder die tijdens de eerste lockdown besloot zijn hele kamer na te maken.
Schilderend en knutselend begon hij alles driedimensionaal te reproduceren. Zijn eigen rugzak, de stoelen, de lampen, de kast, zijn boeken, en zelfs het stof onder zijn bed maakte hij een op een na. Het resultaat is niet alleen mooi, er gaat een grote levendigheid van uit. ‘Kijk eens lockdown’, lijkt het te fluisteren. ‘Je kunt iemand met verbeeldingskracht nooit helemaal opsluiten.’
In Den Bosch stond de badkamer die hij ook minutieus nabouwde en schilderde, inclusief spin, half uitgeknepen tandpastatubes en spiegel. Allemaal met groot plezier, kunde en een subliem gevoel voor humor afgeknutseld.
Helaas is ook die tentoonstelling voorlopig gesloten. Net zoals de tentoonstelling van Grayson Perry, die op 17 december in het Kunstmuseum Den Haag geopend werd en uiteindelijk slechts twee dagen te bezoeken was.
Verdrietig, dat al dat moois het voorlopig moet doen zonder publiek, en vooral dat wij het moeten doen zonder al dat moois.
Maar als Grayson Perry en Stijn ter Braak ons één ding leren is het dat al dat plezier begint met zelf iets maken. Niet omdat het eindresultaat zich meteen kan meten met grote kunstwerken, maar omdat het maken zelf minstens zo bevredigend is als in een museum langs affe werken lopen.
Nu we niet naar het museum kunnen, is het misschien tijd om zelf de handen uit de mouwen te steken. Verf, klei, potloden, papier. Nu we weer opgesloten zitten, kunnen we ontsnappen door er zelf iets van te maken.
Correctie 27-12-2021: In een eerdere versie stond dat de spin en tandpastatube in Stijn ter Braaks nagemaakte woonkamer lagen, maar dat was in de nagemaakte badkamer die in Den Bosch te zien was. Dat is aangepast.