Podcast: 485 schapen, 2 honden en een naderende wolf. Een winterse wandeling met een moderne herder

Lex Bohlmeijer
Correspondent Goede gesprekken
Foto door Marijn Smulders (voor De Correspondent)

De herdertjes lagen bij nachte… Maar hoe is dat eigenlijk, schaapsherder zijn in de koude kersttijd? En wat betekent de komst van de wolf naar Nederland voor een schaapskudde? Daarover spreek ik met herder Michiel Poelenije uit Drenthe.

22 december 2021, de eerste dag met vorst. Het is even wennen, maar ik had geen betere dag kunnen uitkiezen om Michiel Poelenije te bezoeken. Hij is schaapsherder in Ruinen, ligt in het zuiden van het Dwingelderveld. Er ligt rijp, het is een sluier van kristal over het landschap, de bomen staan her en der verspreid als kunstwerken van glas. Het is betoverend. En de witheid van de heide lijkt de weidsheid nog eens te benadrukken.

Er zijn nog drie matineuze bezoekers. Ik denk eerst dat een van hen een jager is, maar bij nadere beschouwing draagt hij geen geweer, maar een instrument, een midwinterhoorn. Willem Diepenbroek, van de vertelt dat hij het instrument alleen mag bespelen in de Zijn dochter wilde graag foto’s maken in het fotogenieke landschap, de melancholieke roep van de hoorn begeleidt het eerste deel van het interview.

En dan zijn er de honden, twee bordercollies, die staan te popelen om met het werk te beginnen. Die kunnen echt niet wachten. ‘Prima collega’s’, noemt Michiel ze. Hij begon met het trainen van honden toen hij 17 was, en ik denk dat het de kern is van zijn verlangen om schaapsherder te worden. Poelenije is 35 jaar en sinds vijf jaar schaapsherder in Ruinen. Hij begon in de ICT, switchte naar milieukunde en vond zijn bestemming bij de schapen.

Het leek mij mooi om hem op te zoeken, juist nu, want lammetjes in de lente, ja dat steelt de harten van iedereen. Maar hoe is het leven van een herder in de winter, in de tijd van Kerstmis, waar traditiegetrouw de herdertjes, die lagen bij nachte, een voorname en vooral gezellige rol spelen, in de bijbel? Hoe is het leven van een schaapsherder anno 2021 in werkelijkheid?

Ik loop een klein stukje het veld met hem op. Hij draagt een rugzak die tegelijk klapstoel is, zoals vissers wel hebben. Hij heeft koffie bij zich, brood, en een tablet. Kan hij straks zijn andere werkzaamheden doen, want het is niet alleen maar slaperig staren naar de grazige weide, hij moet ook meerjarenplannen maken en begrotingen, vrijwilligers aannemen, contact onderhouden met scholen, en ga zo maar door. Als ik weer wegga na het gesprek en me nog een keer omdraai, zie ik hem daar zitten op zijn stoeltje als een zwart silhouet in een witte wereld.

De dag begint met koffie. Vier graden onder nul. Maar eerst koffie!

‘Als ik mensen ontvang sowieso. En als ik alleen ben zo nu en dan. Als ik verder niks hoef te doen bij de kooi kom ik van huis en ga ik meteen het veld in. Dit is een gewone werkdag, ik ga met de kudde op pad. De kudde gaat zeven dagen in de week de hei op, ik loop er vier dagen mee. We zijn altijd op pad.’

Dit belooft een schitterende dag te worden.

‘Qua landschap hebben we niks te klagen. Zolang je goed gekleed bent is het prima. Het heeft gevroren en dat geeft hier een magisch beeld. Dat is genieten. Dit zijn de mooie dagen waar je het voor doet. Als het regent is het een stuk minder aantrekkelijk, kan ik je wel vertellen.’

Wat een heerlijke weidsheid.

‘Dat is waar mensen behoefte aan hebben. Er staan weleens mensen bij de kooi met een open mond te kijken. “Ik zie helemaal geen gebouwen!” zeggen ze dan. “Tweeduizend hectare open land. Ik wist niet dat dat in Nederland was.” Geen horizonvervuiling, dat is geweldig.’

Wat ga je nu als eerste doen?

‘We hebben een informatiecentrum. Met mijn telefoon doe ik het alarm eraf.’

De moderne schaapsherder!

‘Zo doe ik hem open voor mensen die voorbijkomen. Er draaien wat video’s. We hebben een ouwe schaapskooi, die is gerenoveerd, en daarachter hebben we een nieuwe gebouwd, die heeft een ander ontwerp dan de gemiddelde schaapskooi. We hebben er een paar jaar geleden prijzen mee gewonnen. En het werkt ook praktisch.’

Wie staan er in de oude schaapskooi?

‘Dit zijn de schapen die we in de zomer al hebben laten dekken. Zij moeten een dezer dagen gaan aflammeren. Ze laten ons nog in spanning wachten, want er is nog niks. Ik zie alleen dikke buiken. Het moeten onze kerstlammeren worden. Maar het kan zijn dat het onze nieuwjaarslammeren worden. We gaan het meemaken. De natuur laat zich niet dwingen.’

In die nieuwe kooi staan de luiken open. Een volk is het. Hoeveel schapen hebben jullie?

‘Het zijn er 485. Dat weet ik precies omdat ik ze vorige week geteld heb met een scanapparaat. Dit zijn ruim driehonderd volwassen ooien. Die zijn allemaal gedekt en krijgen in maart de lammeren. De rest zijn ooilammeren, die zijn niet bij de ram geweest. En nog een paar gecastreerde rammen, zogeheten belhamels. We groeien nog een beetje door, we willen naar vijfhonderd dieren in de winter. Dat betekent dat we er in de zomer acht- tot negenhonderd hebben. Geen klein kuddetje. Maar het Dwingelderveld is ook groot, 3.800 hectare. Het open gedeelte is 2.000 hectare. Wij doen daar zeshonderd van. Wij grazen met onze kudde de zuidkant tot halverwege. Aan de noordkant zit de schaapskudde Lhee, die graast vanaf die kant tot halverwege. Het Dwingelderveld is nat heidegebied. Dat betekent dat er, zeker in een nat jaar, veel groeit. Dat kun je alleen goed bestrijden met begrazen. Er is geen machine die tegen begrazen op kan.’

En dat lukt je ook?

‘We bestrijken het wel, maar het resultaat is niet altijd makkelijk. Die beesten zetten zich maximaal in. Maar het is niet makkelijk om hem kaal te krijgen. Het groeit in de zomer harder dan wij kunnen grazen. In de winter redden we ons wel. Dan moeten we zelfs bijvoeren. Ja, het pijpenstrootje groeit hard, dat is een uitdaging.’

In het nationale park De Hoge Veluwe schrik ik van de hoeveelheid pijpenstro die daar over de heide heen komt.

‘En dan heb je daar nog hoge zandruggen. Hier zitten we in een laag stuk met een keileemlaag en hier en daar wat zand. En omdat het zo nat is, gaat het nog harder dan op de Veluwe. Daar zetten we ons elke dag voor in.’

Hoe staat de kudde erbij?

‘Ze staan er relaxed bij. Als je bij de deur staat en ze beginnen allemaal te blèren, dat zou betekenen dat ze graag naar buiten willen omdat ze honger hebben. Sinds vorige week zijn we aan het bijvoeren met hooi. Dus ze hebben niet veel haast om naar buiten te gaan. Maar eenmaal in het veld beginnen ze netjes te grazen.’

‘Het afgelopen jaar zijn we een keer niet geweest, toen in februari met de stuifsneeuw. Er lagen sneeuwruggen van een meter hoog. Dat was geen doen. Anders moeten we op pad, weer of geen weer. Ze moeten een volle buik hebben.’

Heb jij altijd zin?

‘Bijna altijd wel. Tuurlijk is er wel ’s een dag, dat het ’s morgens al met bakken uit de hemel komt vallen, dat ik denk, had ik maar een kantoorbaan. Maar die dagen zijn er niet zo veel. Dit werk heeft iets magisch. Dat je een kudde van zo’n omvang onder controle hebt met twee honden. En dat die kudde gemoedelijk achter mij aan sjokt, dat is gaaf, daar geniet ik maximaal van.’

Mooi gezicht als je als die ruggetjes door de poort van de schuur heen ziet wegdeinen.

‘Ze moeten omhoog. Dit is een Dat is een ouderwets systeem. Het is een bak van een meter diep. Een keer per jaar mesten we hem uit. De mest gooien we op een bult, dat komt over ons land heen, dat wordt weer hooi voor de bemesting. Nu is-ie leeg. Elke week gooi ik er nieuw stro op. Vroeger gebruikten ze heideplaggen. Met dat oppotten hebben we prachtig mooie mest. Nu is hij recent uitgemest, dus moeten ze omhoog om eruit te komen.’

Er staat een waterig zonnetje. Geniet je van de schoonheid?

‘Dit zijn de geluksdagen. Als je een paar uur in de kou staat, denk je weleens, het mag wel weer wat warmer worden. Maar het is geweldig om te zien en dat ik hier overal mag komen. We gingen net onder een balk door, dat is de grens tot waar het publiek mag komen. Hier loop je een wereld in. Omdat ik hier altijd alleen ben – en ik weet elk boompje, elk geultje, elk kuiltje, elk vennetje – is het mijn wereld. En die deel ik met mijn kudde en met het wildleven dat hier zit. Het is geen openbare plek, dat geeft me een thuisgevoel.’

Je voelt je er ook volledig mee verbonden?

‘Ja, omdat je door de seizoenen heen loopt. Hier leef ik en dit is wat ik doe. Je maakt alles veel meer mee als in het voorjaar alles weer uitloopt, en in de winter als je alles weer ziet wegzakken. Dan heb je de reeën, in de zomer de vogels. Daar houd ik van.’

Speelt de eenzaamheid je weleens parten?

‘Eenzaamheid is een gevoel en als je dat gevoel niet hebt dan heb je er geen last van. Ik vind het fijn. Ik heb een gezin met drie kinderen. Dat heeft zo zijn drukte. En ik kan prima alleen zijn. Met zo’n kudde is ook veel meer te doen dan je zo zou zeggen, qua werkzaamheden. De dagen dat ik alleen in het veld ben denk ik: hè, lekker, effe niks. Als je gevoelig bent voor eenzaamheid, en je hebt niet veel activiteiten eromheen, dan zou het op je af kunnen komen. Vroeger zeiden ze op school al: Michiel, let nou eens op, je zit alleen maar uit het raam te kijken. Daar hou ik van, om je heen kijken, genieten van alles, dan ben je echt niet alleen.’

Het is ook vrijheid. Dit is jouw universum.

‘Ik zit hier nu vijf jaar. Ik heb alles ontdekt hoe het reilt en zeilt. Van de kudde zijn bijna alle dieren in mijn tijd geboren. Dat is iets aparts, met zo’n grote kudde. Zo’n gebied mogen beheren. Met mijn honden erbij. Zonder hond wordt het geen succes. Ik ga hem zo die kant op sturen. Dan kunnen ze achter ons aan. Ze hebben niet veel haast. Twee derde staat te eten en daar gaat het om. Het is geen marathon die we lopen, het tempo ligt laag, ik zie graag de koppen aan de grond. Zo kan ik ook zien of de kudde fit is. Als er een paar schapen een uur staan te kijken, dan weet ik dat er iets aan de hand is. Dus ik sta niet alleen maar de staren, ik houd ondertussen de kudde in de gaten. Zo ben je de hele dag bezig. Ik kan niet een uur in een boek gaan zitten kijken.’

Dat doe je wel? Op die manier vermaak je je?

‘We hebben de nodige elektronische apparatuur. Telefoon en tablet. Ik heb bereik hier. Ik doe een deel van de administratie van mijn werk onderweg. Soms open ik Facebook voor het nodige vermaak, zo simpel is het. Breien op de hei, dat was vroeger, dat doen we niet meer.’

‘Ik ga de hond even sturen.’ [Hij geeft een commando, zonder enige stemverheffing]

Wow, wat zacht. Ik kan het amper horen. Hoe doe je dat?

‘Die heeft niet veel nodig, hè?! Dat heb ik moeten leren. Dit past bij deze hond. De hond die ik aan de lijn heb heeft iets meer power nodig. De hond die ik stuurde heeft weinig nodig. Ik zei "away", het Engelse commando voor "naar rechts".’

Dat jij schaapsherder wilde worden heeft alles met het werk met de honden te maken? 

‘Ik ben ooit met een hond begonnen. Je gaat schapen drijven, dat wordt steeds meer. Je schaft er zelf een paar aan. Op een gegeven moment geeft het een apart gevoel dat je met zo’n hond schapen kan besturen. Paardrijden is ook gaaf, dan stuur je als ruiter het paard. Ik stuur met mijn hond andere wezens aan. Die controle is leuk, zeker als je twee of drie honden hebt die het kunnen.’

Hij doet het in zijn eentje nu.

‘Het is wel een grote kudde, maar een hond kan het aan. De dag duurt te lang voor een hond. Ik had laatst een jonge hond mee, die erg veel energie heeft en weinig rem, die daagde ik uit door het ’m in zijn eentje te laten doen. Die was kapot op het eind.’

Wat is het geheim van het werk met de honden?

‘In alle dingen komt steeds hetzelfde element terug. Geduld. Of ik nou een jonge hond aan het trainen ben, of met de kudde in het veld ben, dat is een proces van misschien wel tientallen jaren voordat je bepaalde effecten hebt bereikt. Of als je bepaalde eigenschappen wilt bereiken in je fokkerij, dat is ook niet klaar met een keer fokken. Omgang met mensen vergt geduld. Of de opdrachtgever. En ik heb geduld, gelukkig. Anders wordt het lastig. Ik ben uren in het veld, dan moet je toekijken hoe de schapen aan het vreten zijn. Daar moet je tegen kunnen. Als je onrust in je lijf hebt dan is dat frustrerend. Ik vind het mooi. Als de schapen rustig zijn dan is het resultaat beter, als je relaxed kan grazen en je waaiert mooi uit, dan bereik je het meeste.’

Ze volgen je nu…

‘Ik heb veel volgers, ook in real life. Ze zijn het gewend. Als ik ga lopen en ze denken, hij gaat de goeie kant op, dan sjokken ze mooi achter me aan. Ze willen eten, en ik breng ze altijd naar de goeie plek. Da’s mijn taak.’

Gesproken over rust. Er is ook onrust. Hier heb je opeens met een wolf te maken.

‘Voor schaapsherders is het dubbel, een wolf. Je bent natuurbeheerder, je houdt van de natuur en daar hoort een wolf bij. Alleen, ik ben ook boer, ik heb vee. Die wolf kent de spelregels niet, en we kunnen het hem ook niet uitleggen. Hij houdt zich niet alleen aan zijn natuurlijke prooi, want er is ook een gemakkelijke prooi. Je kan het hem ook niet kwalijk nemen, maar zijn komst maakt ons werk veel ingewikkelder.’

Zit hij hier?

‘Niet in de directe omgeving. Wel op een afstand dat hij het lopend afkan. Het risico is groot dat hij morgen of overmorgen toch hier is. Hij heeft in een aantal dorpen aan de noordkant van het Dwingelderveld schade aangericht, hij heeft Wij hebben preventieve maatregelen genomen. Onze schaapskooi waar de meeste dieren ’s nachts staan is grotendeels klaar qua bescherming. En we hebben een weiland wolf-preventief ingericht. Maar ja, er staan ook nog schapen achter een gewone afrastering.’

Angst en beven dit?

‘Het sluimert. Ik ben niet in paniek. Ik ga niet ’s nachts waken. Zo groot is de dreiging niet. Maar het is wel een dingetje in Drenthe.’

Hoe ga je daarmee om in je hoofd? 

‘Op de Veluwe is de wolf overdag gespot, bij een kudde in de buurt. Dan komt het wel erg in je comfortzone. Als hij hier ’s nachts rondloopt en ik zorg dat ik mijn vee beschermd heb, hoef ik me niet zo’n zorgen te maken. Ik ben er nu druk mee bezig. We passen onze toekomstvisie aan. We maken onze kudde wat groter, en willen ze ’s nachts zoveel mogelijk binnen hebben. Wij hebben hier de mogelijkheid met onze kooi. Ik heb zelf ook schapen privé, en zo zijn er veel meer schapenboeren, die hebben geen schaapskooi of een stal waar je ze altijd in kunt hebben staan. Die staan op weilanden met een normale afrastering. Als je daarin veel moet investeren kan het zijn dat het niet meer loont. Dan is de grap eraf.’

‘Als je dooie schapen krijgt is dat sowieso het geval. Als een wolf langskomt en hij pakt een oud schaap, daar zullen niet veel mensen moeite mee hebben. Maar ze brengen vaak schade, pakken er tien, vijftien. Schapen gedragen zich niet natuurlijk. Als een wolf achter een groep reeën aan rent, en hij pakt een ree, dan kijkt de rest echt niet toe, die rent verder. De schapen staan in een afrastering, die gaan of in een rondje rennen, of ze stoppen en lopen terug. Ze kunnen geen kant op. De wolf denkt, dit is een snackbar, pakken wat je pakken kan. Dat wordt een slachtpartij. Dat is vreselijk, sommige schapen zijn verwond, met opengetrokken buiken, maar leven nog wel. Dat is een lijdensweg. Voor een schapenhouder is het moeilijk zat om je beesten gezond te houden en financieel interessant. Daar knap je dus niet van op als een wolf je zo van je schapen afhelpt.’

Dus, wat vind je er dan van, dat de wolf terug is in Nederland?

‘Qua natuur vind ik het hartstikke mooi. Het is een fascinerend dier. Maar Nederland is klein; de ecologen denken er misschien anders over dan ik, ik denk dat het snel tot conflicten zal leiden. En dan komt het allemaal weer op geld aan. Er zal geld beschikbaar worden gesteld, maar uiteindelijk moet je zelf ook veel geld betalen. Laten we zeggen dat het vijftig wolven zullen worden in Nederland. Die kosten miljoenen, aan schade, afrasteringen, boeren die stoppen. Dat is een dure wolf, denk ik dan. Ik hoop dat hij voorbijloopt, dat hij denkt: Nederland is toch te krap, ik loop verder naar betere oorden. Maar vaak komen ze daar vandaan, zijn ze uit de roedel geknikkerd en zijn ze op zoek naar een goeie plek. Ik hoop dat ze niet denken dat dat hier is.’

Waarom mogen mensen hier niet komen?

Dit gebied is afgesloten voor publiek, omdat te veel publiek te veel onrust geeft. Zo simpel is het. De natuur moet haar ding kunnen doen. Als je hier doorheen wandelt met veel mensen en geluid en honden, paarden, mountainbikes, dat geeft onrust. Het mooie van het Dwingelderveld is dat we relatief weinig paden hebben. Een pad loopt dwars door het midden en buitenom loopt een pad. Maar grote stukken in het midden hebben dat niet. Hier zitten de reeën overdag ook.’

Roerloos het landschap. Zonder de mens.

‘Dat is relatief. Het heet de successiefase; als je dit niet beheert wordt het bos. Vroeger was het noodzaak, men herkende de natuurwaarde niet. De schapen moesten zich volvreten, zodat je mest in de kooi hebt, en die was waardevol. Die tijd is geweest. Inmiddels weten we wat de unieke elementen in het gebied zijn, de ecologische meerwaarde, en die willen we graag behouden. Soms moeten we met een machine de toplaag afgraven, of maaien en afvoeren. Dus het is niet helemaal roerloos. Als hier niemand zou komen wordt het bos.’

Wat is de ecologische meerwaarde?

‘We hebben bijzondere soorten planten. De bijvoorbeeld is een bijzondere bloem die hier bloeit. Daar houden we ook rekening mee met de kudde, die mogen ze niet afgrazen. Ik ga er met een boogje omheen. Maar dat niet alleen, daar komt weer het een vlinder, op af, die legt alleen maar op de klokjesgentiaan zijn eitjes. En dan ben je er nog niet. Je hebt ook nog een bepaalde mierensoort nodig die dat eitje meeneemt. Die verzorgen het eitje in hun nest, als hun eigen eitje, en daar kruipt de rups uit die weer een gentiaanblauwtje wordt. Dat heb je niet in de berm van de A28. Dat soort elementen hebben we hier en in andere natuurgebieden. Die raak je anders kwijt.’

‘We hebben ook een aantal broedende vogels, kraanvogels bijvoorbeeld. Het is kennelijk goed vertoeven hier, daar was vijftien jaar geleden geen sprake van. Dat is uniek.’

En hoe zit het met die andere grote onrust, de

‘Dat is ook een gespreksonderwerp, naast de wolf. Voor ons als kudde is het lastig om daar iets mee te doen. Ik heb er geen invloed op, op wat er uit de lucht daalt. Maar we zien wel het effect op het gebied. Omdat het een nat gebied is en je stikstof uit de lucht krijgt, levert dat een voedingsrijke omgeving op. Daar groeit het pijpenstrootje hard op. Dat willen we juist niet. Heide floreert als het schraal is, dus weinig voedingswaarde. Een beetje zanderige grond, niet veel voeding, daarom grazen we overdag, gaan ze ’s nachts naar binnen, laten ze daar hun mest vallen; laten we ze in het veld, dan verrijk je het weer. Stikstof verrijkt ook, ja, en wat daar de oorzaak van is, dat is een politieke discussie.’

Wat is je mening daarover?

‘De pijlen worden gauw gericht op de boeren omdat zij zo veel stikstof uitstoten, maar het is veel complexer dan dat. We hebben ook industrie en een En zo zijn er meer elementen. Ik vind het lastig om te wijzen naar één partij. Het is een gezamenlijk probleem.’

Hoe los je dat op?

‘Nou wordt het lastig. Laatst werd er gezegd: we moeten allemaal minder stikstof uitstoten, "omdat we een groeiende bevolking en woningnood hebben". Er moeten meer woningen gebouwd worden, daarom mag er niet te veel stikstof zijn, dat staat het in de weg. Toen ging het opeens niet meer over de natuur. Ja, wie de schuldige is, dat laat ik toch echt even in het midden.’

Heb jij goed contact met de boeren in de omgeving?

‘Ja, heel goed, want het hooi dat we voeren maken we voor de helft zelf; de andere helft kopen we in, hier in de omgeving. Zo lokaal mogelijk. Daar zijn we afhankelijk van de boeren. Ons stro net zo. Vroeger werd de potstal gevuld met heideplaggen, die tijd is geweest. Dat stro kopen we ook in bij boeren in de omgeving. En we hebben er nog meer voordeel van omdat we straks na de jaarwisseling het gebied uitgaan, halve dagen. Aan de rand ligt een stuk grasland, met voedingsrijk gras. Het is mooi dat wij daarop kunnen grazen, en die boer is blij omdat het land in februari straks kaalgegraasd is en hij prima de mest erop kan rijden. Wij zijn hartstikke blij met de boeren, anders kost het ons veel geld. Zo’n kudde verdient zichzelf niet makkelijk terug, het is niet een rendabel iets.’

De oplossing kan ook alleen collectief gevonden worden?

‘Precies. Ik vond de actie wel stoer dat ze “We gaan Schiphol opkopen!” Zoals dat met boeren ook gebeurt. Boerderijen worden gekocht waar ze generaties lang hebben geboerd. De overheid zegt: het gebeurt. En het gebeurt. Als je allemaal wat doet, kom je gezamenlijk tot een oplossing waar iedereen blijer van wordt.’

Het is een bedrijf voor jou?

‘Ja, het ziet er romantisch uit, vandaag zeker, maar het is ook een bedrijf, met een begroting en een heel financieel deel.’

Het is balanceren? Want niet rendabel…

‘Het zijn heideschapen, die zijn goed in overleven, maar ze krijgen meestal één lam; een op de vier bij ons krijgt twee lammeren. Dat brengt niet zoveel geld op dat we daarvan kunnen leven. Wat de verkoop aan schapen en lammeren oplevert eten ze zelf op in de winter. Dan hebben we nog gebouwenonderhoud, salariskosten, verzekering, en al die zaken.’

Hoe doe je dat als ondernemer?

‘Er zit een constructie achter. We hebben een tweede stichting, van vrienden. Mensen kunnen donateur worden en ons steunen. Die is dus ook voor ons opgericht. We kunnen een begrotingstekort aanvullen vanuit de tweede stichting. Het geluk is dat we in Drenthe met een provincie zitten die er de meerwaarde van inziet. Er is een goeie subsidieregeling. Maar we moeten er bovenop zitten dat het goed blijft. We zijn ervan afhankelijk. Dat is voor ons essentieel. Als je in onzekerheid leeft of je het financieel wel gaat redden, daar knap je niet van op.’

‘Daarnaast hebben we de gemeentes waar we in zitten. En we proberen zijinkomsten te genereren, we zijn nu workshops schapendrijven aan het organiseren. Dat is vanuit mijn hobby ontstaan. Je bent ook ondernemer, moet goed om de kosten denken, scherp inkopen, goed nadenken wat je wel en wat je niet doet. En blijven zoeken naar inkomstenbronnen.’

En je bent, net als de boeren, ook altijd aan het werk?

‘Schapen gaan altijd dood op zondagmiddag, als je er echt niet op zit te wachten. Dan moet je erheen. Een ziek dier moet je behandelen. Daar moet je van houden. Ik vind het leuk, maar het betekent wel dat je er altijd mee bezig bent. En ik woon er ook nog naast.’

Je moet houden van dienstbaarheid?

‘Je moet het niet zien als een baan, maar als een manier van leven. Dat wat je doet. Ik krijg netjes betaald, maar daar doe ik het hele plaatje voor. En ik heb er plezier van, ik kan met mijn honden trainen. Het is een commitment. En ik vind het niet erg als er iets is op een ongelukkig moment. Je moet het zo organiseren dat je het niet constant hebt. En ik neem ook wel vakantie. Ik zorg voor goeie vervangers, die krijgen de volle verantwoordelijkheid, zodat ik me op mijn gezin kan richten, dat is ook belangrijk.’

Intussen heb je voortdurend contact met de hond.

‘Hij zit de hele tijd te wachten. Het mooie is, als ik aan het praten ben zit hij constant te luisteren. Of ik een commando geef. Hij moet dat filteren.’

Het is fabelachtig om je met ze aan het werk te zien.

‘We zijn constant op zoek naar honden die zo met mij willen samenwerken, daar wordt het zo veel makkelijker van. Als hij alleen voor zichzelf aan het werk is en niet met mij kan communiceren, dan heeft hij zijn zin wel, maar ik krijg mijn ding niet voor mekaar.’

Je kunt niet elke hond trainen?

‘Het resultaat verschilt. Het zijn net mensen, de een is een stuk eigenwijzer dan de ander. Dat is leuk. Maar ik zoek een team van honden die bij mij passen. En zij moeten zich niet aan mij ergeren. Sommige honden kunnen niet tegen de hoeveelheid druk die ik geef. De hond die nu aan het werk is is superscherp. Daar geniet ik van. Die ander is eigenwijzer maar heeft ook weer zijn goeie kanten. Als we op de grens lopen en de schapen willen eruit, dan hoef ik deze hond niet veel te vertellen. Die houdt ze prima in het gebied, dat doet die andere dan weer wat minder. Ik zet ze in waar ze goed zijn.’

Luister ook: