Rouw vraagt om tijd en ruimte die er op de werkvloer niet is. Daarom: een pleidooi voor rouwverlof
Rouwen en werken is voor veel mensen geen goede combinatie. Een op de tien rouwende werkenden belandt erdoor in een burn-out. Een wettelijk rouwverlof kan soelaas bieden. Maar hoe moet dat eruitzien als rouw voor iedereen anders is?
Het is donderdag 25 november als Marleen Oostendorp-Lancee (38) met twee andere vrouwen naar het Binnenhof in Den Haag beent. ‘Weduwen op oorlogspad’, noemt ze het nu grijnzend. De vrouwen bieden de Tweede Kamer die dag een petitie aan voor een wettelijk vastgesteld rouwverlof, waar ruim 81.000 handtekeningen onder staan. Aan het eind van een rondetafelgesprek vragen ze de Kamerleden om een minuut stilte, om zich eens voor te stellen hoe het zou zijn om als nabestaande achter te blijven.
‘Als een verdrietige en vermoeiende puzzel.’ Zo omschrijft Marleen haar leven sinds de dood van haar man. Hans overleed in 2020 aan corona, nadat zijn immuunsysteem om onduidelijke redenen eerder ernstig was aangetast. ‘Zijn ziekbed voelde als één groot misverstand. Hier had ik niet voor getekend. We hadden twee kleuters en een baby. Hans heeft de bevalling van ons zoontje via FaceTime gezien.’
Op rouwverlof had Marleen geen recht: dat is in Nederland niet bij wet geregeld. Als intern begeleider op een basisschool kon ze zich wel beroepen op calamiteitenverlof: vijf wettelijk vastgelegde vrije dagen die elke werknemer in loondienst krijgt wanneer er een direct familielid overlijdt. ‘Maar die vijf dagen gebruik je niet om te rouwen, maar om te regelen. Er moest een uitvaart komen.’
Daarna kon Marleen haar ouderschapsverlof opnemen, zei haar werkgever. ‘Toen ik dat hoorde, dacht ik: pardón? Ouderschapsverlof is om tijd door te brengen met je kind. Daar kwam ik niet eens aan toe. Ik liep lamgeslagen in mijn badjas rond, terwijl het leven opnieuw moest worden ingericht.’ Praten met juffen, leiders van de crèche, trainers. Oppas zoeken. Verzekeraars bellen, rekeningen en abonnementen opzeggen, testamentzaken regelen. Pas weken daarna kwam het verdriet.’
En toen waren er niet als vanzelfsprekend verlofdagen beschikbaar om ruimte te geven aan haar rouw.
Rouw hoort bij het leven – en dus ook bij het werk
Daarom haakte Marleen aan bij twee andere weduwen, die de petitie voor rouwverlof startten. Ze verwijst naar andere landen, waar dit wel al wettelijk geregeld is. In België krijgen mensen bij het verliezen van een partner of kind tien dagen rouwverlof, waarvan drie dagen verplicht tussen het overlijden en de uitvaart, en de overige zeven dagen binnen een jaar na het overlijden. In Portugal is het rouwverlof twee tot vijf dagen, Spanje biedt werknemers twee tot vier dagen betaald rouwverlof, Frankrijk drie.*
In Nederland gaan we er vaak aan voorbij dat rouw een integraal onderdeel is van het leven – en dus ook van het werk, denkt Jakob van Wielink. Hij schreef het boek Rouwregels, over rouw op de werkvloer. ‘We hebben rouw en verlies naar de periferie van de samenleving gestuurd’, zegt hij. ‘Rouwen doe je maar bij de psycholoog, huisarts of maatschappelijk werker. Maar rouwen gebeurt in de praktijk óók op het werk: dat is essentieel voor heling en herstel.’
Dat gebrek aan erkenning heeft negatieve gevolgen. Vakbond CNV deed in 2020 onder 1.100 werkenden onderzoek om in kaart te krijgen hoe werk en rouw samengaan.* Daaruit bleek dat een op de tien werkenden die een dierbare verliest, een burn-out krijgt door de combinatie rouw en werk. 16 procent van de respondenten die de afgelopen tien jaar een dierbare verloor, moest vakantiedagen opnemen omdat functioneren niet lukte, en 26 procent gaf aan te snel weer aan het werk te zijn gegaan. 33 procent heeft zich kort ziek gemeld, 9 procent ging voor langere tijd de ziektewet in.
Rouwdeskundigen verwijzen vaak naar dergelijke cijfers, om de noodzaak van rouwverlof duidelijk te maken. Want de ziektewet is nu een houtje-touwtje-oplossing waar rouwenden zich tot kunnen wenden, en daarbij zijn ze bovendien afhankelijk van de goodwill van hun baas.
‘Maar ik ben niet ziek’, schrijft Eline ten Kate me als reactie op mijn oproep, waarin ik lezers vroeg hoe zij hun werksituatie na hun verlies ervoeren. ‘Ik kan prima hardlopen, bijvoorbeeld.’ Eline werkt als hulpverlener in de kind- en jeugdpsychiatrie en bleef met een zoontje van acht achter nadat haar man overleed aan een hersentumor. Verlof is passender dan ziek melden, vindt ze: dat zou haar de ruimte geven om thuis te blijven als ze dat nodig heeft, en tegelijkertijd af en toe op het werk te komen om te kijken hoeveel ze aankan. ‘Mijn werkgever kwam me hierin gelukkig tegemoet: ik kreeg verlof, maar kreeg alsnog te maken met arbo-artsen.’
Wat rouwenden níét nodig hebben
Uit onderzoek van bijzonder hoogleraar psychologie Jos de Keijser (Rijksuniversiteit Groningen) en hoogleraar klinische psychologie Paul Boelen (Universiteit Utrecht) blijkt dat er sprake is van ‘gezonde rouw’ bij 90 procent van de mensen die geconfronteerd worden met een natuurlijk overlijden van een dierbare.* Na een traumatisch overlijden (zelfdoding, moord, verkeersongeval of vermissing) geldt dat voor 80 procent van de rouwenden. De meeste rouwenden zijn dus niet op hun plek in de ziektewet: ze hebben, zo stellen de onderzoekers, gewoon de tijd nodig om hun leefwereld aan te passen aan het feit dat een dierbare voorgoed weg is.
Hoe kan die tijd in een vaste vorm worden gegoten? Concreter: hoe moet rouwverlof eruitzien? Vakbond CNV pleit voor tien dagen rouwverlof, uitvaartverzekeraar Monuta adviseerde de Tweede Kamer een verlof van zes weken, waarvan vier weken flexibel kunnen worden ingezet.
De rouwenden die op mijn oproep reageerden, benoemen vaak eerst wat ze níét nodig hebben – maar waar ze wel vaak mee te maken kregen. Sanne Daniëls vertelt hoe ze achterbleef met haar achtjarige zoon en dochter van zes, nadat haar man overleed aan slokdarmkanker. Op haar werk – ze was manager bij een logistiek bedrijf – ervoer ze een enorme druk. En dat had een averechts effect. ‘Het begon al tijdens het eerste gesprek met de bedrijfsarts: wanneer ik weer kon terugkeren? Er ontstond een vervelende situatie, die ik er niet bij kon hebben – ik liep al op mijn tandvlees na die lange zorgperiode. Ik moest voor mezelf en mijn kinderen zorgen, en had behoefte aan een veilige omgeving vol begrip, zonder druk.’
Wat er volgens haar mogelijk wordt gemaakt met rouwverlof? Koffiedrinken op het werk, er even ‘uit’ zijn, maar niet hoeven werken. Ruimte. Vrijheid.
Mariët ten Berge was ooit zelf zo’n werkgever die haar medewerkers die vrijheid niet gaf. Als basisschooldirecteur hield ze zich strikt aan de cao met betrekking tot bijzonder verlof. Maar gaandeweg merkte ze dat elk mens in rouw iets anders nodig heeft. ‘Het is belangrijk om het gesprek aan te gaan met de rouwende én de collega’s. Om te bespreken wat de rouwende nodig heeft, en te zorgen dat daar aandacht voor is vanuit het team. Zolang dat nodig is.’
Een rits aan opeenvolgende verlofdagen is niet genoeg
Uit de reacties op mijn oproep bleek ook dat veel rouwenden niet gebaat zijn bij een rits aan opeenvolgende vrije dagen. Dat sluit aan bij de wetenschappelijke benadering van rouw: het rouwmodel van psychologen en onderzoekers Margaret Stroebe en Henk Schut laat bijvoorbeeld zien dat rouwenden gebaat zijn bij doorléven (herinneringen ophalen, verdriet toelaten), maar ook bij dóórleven. Bij dat laatste kan werk helpen – mits dit op de juiste manier gebeurt.
Hilmar Giesen, accountmanager in de software, heeft daar wel ideeën over, mailt hij me. Ik bel hem en zijn vrouw Diana Asti; ze verloren hun tweeling vlak na de geboorte. Hilmar: ‘Ik was na twee weken weer aan het werk, nadat mijn baas me vroeg wat ik nodig had. Weer onder de mensen zijn deed me goed, merkte ik, maar na zes maanden lukte dat alsnog niet meer. Slecht slapen, slecht concentreren, overvallen worden door verdriet – dat soort dingen.’
Het voelt niet goed meer om verlof op te nemen na zo’n tijd
Zijn baas luisterde, Hilmar ging halve dagen werken, het hielp. Nu gaat het goed, inmiddels weer fulltime, al zijn er alsnog momenten die hem overvallen. De sterfdag, kraamvisites bij vrienden. ‘Maar het voelt niet goed meer om verlof op te nemen na zo’n tijd.’
Idealiter heeft rouwverlof een lange duur, laat Hilmars verhaal zien. Hij neemt nu, vier jaar na het het verlies, geregeld vakantiedagen op om het verdriet de vrije loop te laten. ‘Dat is frustrerend, want ik heb óók behoefte aan vakantie en om leuke dingen te doen op vrije dagen. Als ik nu nog rouwverlofdagen zou hebben, zou ik die voor de moeilijke dagen gebruiken.’
Op Java is dat bijvoorbeeld al beter geregeld, zegt Hilmars vrouw Diana, die er geboren en getogen is. Het idee dat rouw zich over meerdere jaren afspeelt, zit daar meer in de cultuur en is dus ook op de werkvloer ingebakken. ‘Daar zijn vaste momenten dat rouwenden vanzelfsprekend vrij zijn’, vertelt zij. ‘Dat geeft je de ruimte om er bijna vanzelfsprekend bij stil te staan. Zeven dagen na iemands dood, veertig dagen, honderd dagen, één jaar, twee jaar, drie jaar.’
Maar ook in landen waar rouwverlof wettelijk geregeld is, lopen nabestaanden tegen de beperkingen ervan aan. Nabilla El Arbi uit België worstelde met te weinig dagen rouwverlof na het verlies van haar ex-partner en de vader van haar kinderen. Voor de uitvaart nam ze ouderschapsverlof op. Na een halfjaar kreeg ze paniekaanvallen, angsten, fulltime werken lukte niet meer. ‘Geef er maar aan toe’, zei de huisarts toen ze daar doodop aanklopte. ‘Jouw rouw is nu pas begonnen.’
Ziehier een van de duidelijkste kenmerken van rouw: het is grillig. Het heeft geen vast startpunt, geen voorspelbaar verloop. En daarom is rouwexpert Jakob van Wielink eigenlijk ook ‘zeer ongelukkig’ met de term rouwverlof. ‘Het suggereert dat je verlof kan opnemen direct na de uitvaart en als dat verlof dan voorbij is – want er zit altijd een maximum aan –, dat de rouw dan ook over is. Het zet ons op het verkeerde been.’
Waar kunnen zzp'ers en werkzoekenden terecht?
Wat op het werk nodig is om te rouwen, is heel verschillend, afhankelijk van het karakter van de rouwende, het soort werk, het verlies, het sociale vangnet, de fysieke en mentale rouwklachten. Daar komt bij: lang niet iedereen werkt in dienstverband. Er zijn 1,1 miljoen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in Nederland, veelal onverzekerd. *
Gerrie van der Veen, die als zelfstandige een kleinschalige woonvorm voor mensen met geheugenproblemen runt, had het fijn gevonden om na het overlijden van haar vrouw een financiële vergoeding te krijgen. Zodat ze iemand anders kon inhuren om haar taken over te nemen. ‘Als ondernemer ga je door, ook als het niet gaat.’ Ze verwijst ook naar een petitie voor een rouwloket in elke gemeente, waar mensen terechtkunnen met rouwgerelateerde administratievragen.
Ik had paniekaanvallen, sliep niet, maar er werd toch besloten dat ik de WW in moest mét sollicitatieverplichting
En hoe zit het met rouwverlof voor werkzoekenden, vraagt Neeltje Kuijpers zich af in haar mail. Toen ze haar man verloor, moest ze zich drie weken na de uitvaart melden bij het UWV. ‘Ik had paniekaanvallen, sliep niet, was chronisch vermoeid, maar er werd toch besloten dat ik de WW in moest mét sollicitatieverplichting.’
Neeltje heeft fysieke beperkingen. Het UWV stelde dat ze nog wel als archiefmedewerker kon werken, of in een cafetaria kon staan. Dat had zonder rouw wel gekund, zegt ze. Maar of ze nu het concentratievermogen heeft om ‘friet in bakjes te scheppen’? Daar kan ze kort over zijn: dat heeft ze niet.
Concrete ideeën voor rouwverlof zijn er genoeg
Ik kreeg van lezers veel concrete ideeën om het rouwverlof in te richten. Veel daarvan gaan verder in op de flexibele inzet van verlof. Bijvoorbeeld door het aantal vrije dagen te verdelen over een periode van één, twee of drie jaar. Zo ook de reactie van Griet Vanlathem, jeugdhulpverlener. Zij pleit voor één maand rouwverlof, dat kan worden opgenomen over een periode van twee jaar. De rouwende kan dan zelf kiezen op welke manier dat wordt ingevuld: per uur, per dagdeel, per week of een maand aan één stuk.
Emmanuel Oliveiro stelt een ‘rouwknipkaart’ voor – voor eigenlijk iedereen die met rouw te maken krijgt. Dat idee ontstond toen Emmanuel, die in Groningen theologie studeert, zijn vader aan kanker verloor. ‘Het lastige van student-zijn is dat je gebonden bent aan een vrij strakke en volle jaarplanning.’ Met een rouwknipkaart zou iedereen een x-aantal dagen vrij krijgen.
Rouw is maatwerk. Daar kun je geen protocolletje op zetten
Ook interessant is het voorstel van Jacqueline Engbers, communicatieadviseur bij een overheidsinstantie. Ze verloor haar collega Hermien, die werd aangereden op het terrein voor het kantoor – Jacqueline was die dag aan het werk. Ze zou graag een rouwspecialist willen zien bij grote organisaties, die rouwenden begeleidt bij het verlof, maar ook op de werkvloer. ‘Zodat er iemand is bij wie je je kan melden als je iemand verliest. Want rouw is maatwerk. Daar kun je geen protocolletje op zetten.’
Jakob van Wielink beaamt dat het gesprek op het werk misschien nog wel net zo belangrijk is als de vrijheid om niet te werken. Wie te lang wegblijft, ziet de drempel om terug te keren steeds groter worden.
Een potje lucht
De komende maanden neemt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de opties voor rouwverlof onder de loep. De uitkomsten van dat onderzoek zullen eind januari 2022 naar de Tweede Kamer gaan. In brieven aan Kamerleden hebben de ondernemersvereniging Ondernemend Nederland (ONL) en de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) al laten weten dat ze geen heil zien in een wettelijk rouwverlof, want ‘er zijn al voldoende manieren om verlof te nemen, zoals calamiteitenverlof’.
Marleen Oostendorp-Lancee hoopt dat het verlof er toch komt. Ook zij pleit voor meerdere vrije weken – acht of tien, in een ideale wereld– die flexibel in te zetten zijn over een periode van drie jaar.
Ze kijkt op haar horloge. Het is tijd voor het psycholoogbezoek van haar zoontje. Daar is ze deze ochtend twee uur aan kwijt, inclusief reistijd. Ze trekt haar jas aan, sleutels in de tas, check, lampen uit, check. ‘Weet je wat fijn zou zijn? Een potje waar ik dit soort uurtjes uit kan halen. Een potje lucht.’