Het coalitieakkoord: afzien met elkaar en vooruitschuiven naar de toekomst
Op 10 januari staat kabinet-Rutte IV op het bordes. De plannen lijken ambitieus. Maar wie goed kijkt, ziet met name uitstelgedrag en een schreeuwende leegte waar het nieuwe kabinet de grootste knopen heeft door te hakken.
‘Regeren is vooruitzien; niets voorzien is niet regeren, maar rennen naar de ondergang’, schreef de Franse journalist en politicus Émile de Girardin al in 1852.* Wie 170 jaar later met die bril het coalitieakkoord doorbladert, knikt aanvankelijk enthousiast mee.
Al in de eerste zin van de vijftig velletjes beklemtoont de coalitie ‘ambitieuze toekomstplannen’, en voegt tientallen miljarden als daad bij het woord. Een transitiefonds van 35 miljard euro wordt de spil in het klimaatbeleid, 25 miljard euro zal de stikstofcrisis ontmantelen, en er komen 100.000 woningen per jaar bij. Nederland rent niet naar de ondergang, maar omarmt de toekomst. Met het hoofd omhoog en de blik vooruit.
Althans, zo voelt het.
Maar wie het akkoord aandachtig leest, is snel van dat gevoel genezen. Want als je voorbij de retoriek naar de daadwerkelijke plannen, doelen en cijfers kijkt, de ambities vergelijkt met andere landen, en ook kijkt naar wat er ontbréékt, dan doemt een heel ander beeld op.
Hoe groot zijn de grootste ambities?
De vlaggenschepen van het akkoord (zoals klimaat, herinvoering basisbeurs voor studenten en woningbouw) wekken de indruk ambitieus te zijn, maar zijn in het licht van de tijdgeest en in vergelijking met de rest van de wereld vooral middenmoot – of minder.
Neem bijvoorbeeld de klimaatdoelen. ‘Nederland wil koploper in Europa zijn bij het tegengaan van de opwarming van de aarde’, aldus het akkoord. Een zin die blaakt van ambitie. Om dit te verwezenlijken, scherpt het kabinet het doel voor 2030 in de Klimaatwet aan tot ten minste 55 procent CO2-reductie. Maar, belooft het coalitieakkoord: ‘[O]m dit doel ook zeker te halen, spreken we af om ons in het beleid te richten op een hogere opgave, wat neerkomt op circa 60% in 2030.’*
Is dat genoeg om Europees koploper te worden? Niet eens een beetje.
Zo heeft Duitsland al een doel van 65 procent CO2-reductie voor 2030.* Zweden streeft naar 63 procent reductie* en de Deense regering naar 70 procent.* En ook het Verenigd Koninkrijk heeft grotere ambities: 68 procent.*
De Europese Unie heeft zich eerder dit jaar als geheel zelfs gecommitteerd aan minstens 55 procent reductie.* Nederland doet, kortom, het minimale. Dit is de klimaatvariant van: ‘Heracles Almelo wil de Eredivisie winnen. Daarom gaat het team elke dag een uur langer trainen.’ Bovendien is het nog zeer de vraag of 60 procent reductie haalbaar is met de voorgestelde maatregelen: het Planbureau voor de Leefomgeving acht die kans ‘uiterst klein’.*
De coalitie hakt vooral knopen door op onderwerpen waar de maatschappelijke wind al lang en hard één kant op waait
Iets vergelijkbaars geldt voor de herinvoering van de basisbeurs voor studenten. Ook dat lijkt een vlaggenschip, maar is in feite slechts een terugdraaiing van beleid onder Rutte II. De ‘tussengeneratie’ die geen basisbeurs kreeg, krijgt ‘de keuze tussen korting op hun studieschuld of een studievoucher’.* De coalitie trekt hier slechts 1 miljard euro voor uit. Dat is nog geen vijfde van het bedrag van de gemiste beurzen.
Dan het hangijzer der hangijzers: rekeningrijden. Na twee decennia polderen en petrolpamperen is die kogel eindelijk door de kerk: automobilisten gaan betalen per gereden kilometer. Maar: het duurt nog acht jaar voordat de maatregel van kracht is. Ook wordt de kilometerheffing niet plaats- en tijdgebonden.* Er komt dus geen spitsheffing, terwijl juist dat files aanpakt.
Volkshuisvesting dan? De coalitie wil de bouw versnellen tot rond de 100.000 woningen per jaar.* Dat is veel, maar ook weer niet zoveel meer dan de grofweg 70.000 woningen per jaar die er tijdens Rutte III bij kwamen. Het was pas echt nieuws geweest als de coalitie de lat lager had gelegd. En dat in de grootste wooncrisis sinds de Tweede Wereldoorlog.
Kortom: de coalitie hakt vooral knopen door op onderwerpen waar de maatschappelijke wind al lang en hard één kant op waait, terwijl ze uitstelt op gevoelige dossiers.
Daar is één positieve uitzondering op: de Europese Unie. Waar Nederland decennialang veel dwarslag in Brussel, pleit het akkoord voor ambitieuze plannen. De coalitie wil dat het Europees Parlement meer macht krijgt, en dat het vetorecht voor een groot deel van het buitenlandbeleid van de EU afgeschaft wordt. Het coalitieakkoord spreekt van een ‘leidende rol’ voor Nederland in Brussel. Het moet gezegd: dat is wat betreft ambitie een parel in de modder.
Maar goede verstaanders luisteren niet alleen naar wat er gezegd wordt. Ze horen ook wat er ontbreekt.
Wat staat er niet in het coalitieakkoord?
Kijk je voorbij de etalage, dan zie je in het coalitieakkoord vooral een schreeuwende leegte op onderwerpen waar Rutte IV de grootste knopen door moet hakken.
Coronabeleid
Zo wordt over het coronabeleid geen enkele duidelijkheid gegeven. Natuurlijk heeft de nieuwe coalitie, net als de oude, geen glazen bol, en kan ze dus geen geloofwaardige beloftes doen over het einde van de pandemie. De mutaties van het virus zijn onvoorspelbaar, en nieuwe lockdowns niet uit te sluiten.
Maar ook over de prangende vraagstukken op de korte termijn blijft de coalitie stil. Blijft ze sturen op ic-capaciteit of gaat ze over op besmettingen? Blijven de basisregels zoals ze zijn, of worden ze aangescherpt met bijvoorbeeld medische mondkapjes en inzet op ventilatie? Worden er nieuwe stappen gezet richting vaccinatiedrang of -dwang, of stelt de coalitie duidelijke grenzen? Het akkoord zegt er bar weinig over.
De rekening van de pandemie
Minstens zo opvallend is dat dit coalitieakkoord met afstand het meest vrijgevige is sinds 1986. Door de coronasteunpakketten rijzen de begrotingstekorten de pan uit – in 2020 met 4,3 procent van het bruto binnenlands product (bbp),* en afgelopen jaar naar verwachting 7,5 procent.* Daarbovenop gaat de regering in de komende jaren 75 miljard euro extra uitgeven,* waardoor de staatsschuld in 2025 niet langer voldoet aan de Europese begrotingsregels. Hoe wil de coalitie die kosten verdelen?
Niet kiezen is óók kiezen, namelijk voor het verschuiven van de rekening naar toekomstige generaties
Onmiskenbaar is in ieder geval dat de sociale onderlaag en middenstand tot dusver het hardst zijn getroffen door de crisis. Vakkenvullers, taxichauffeurs en zorgmedewerkers lopen grotere gezondheidsrisico’s. Gezinsleden in kleine flats zitten maanden op elkaars lip, terwijl mensen met een groot huis en een tuin veel meer bewegingsruimte hebben. Werknemers met een vast contract worden thuis doorbetaald, terwijl zich een ramp voltrekt voor zzp’ers en uitzendkrachten. Kleine ondernemers dragen ondertussen de zwaarste lasten, mede omdat grote bedrijven hun betalingstermijnen oprekken.
Een grootse, ambitieuze en vooruitziende oplossing voor dit verdelingsvraagstuk is niet moeilijk te bedenken. Namelijk: de belastingdruk flink verschuiven van arbeid naar vermogen. Precies wat er in veel landen gebeurde na de wereldoorlogen, toen ze net zulke astronomische tekorten hadden als nu.
Er liggen genoeg (eenmalige) opties op de plank: een progressieve vermogensbelasting, een progressieve vermogensaanwasbelasting, een overtolligewinstbelasting of een hogere vennootschapsbelasting voor multinationals, bijvoorbeeld. Maar nee. Het akkoord is sowieso behoorlijk armoedig als het gaat om belastingen – toch de kurk waar al het overheidsbeleid op drijft.
Wat er niet in staat, kan ook niet bekritiseerd worden, moet men hebben gedacht. Maar níét kiezen is ook kiezen, namelijk voor het verschuiven van de rekening naar toekomstige generaties.
Vergrijzing
En die generaties gaan het toch al niet gemakkelijk krijgen, gezien die andere grote afwezige in het akkoord: de vergrijzing. In 1950 waren er zeven mensen in de leeftijd van 20 tot 65 jaar voor elke 65-plusser. Inmiddels zijn dat er nog drie, over twintig jaar nog maar twee.*
Als Nederland de verzorgingsstaat betaalbaar wil houden met een kleiner deel aan werkende mensen, dan moet de regering tijdig een strategie ontwikkelen. Deeltijdwerkers aansporen om voltijd te werken bijvoorbeeld, of grote groepen arbeidsmigranten aantrekken, of de pensioenleeftijd ook de komende decennia mee laten groeien met de levensverwachting. Cruciale beslissingen met grote gevolgen – over vooruitkijken naar de toekomst gesproken. Toch komt het woord ‘vergrijzing’ nul keer voor in het akkoord.
Hoe anders is dat bijvoorbeeld in Duitsland: daar bevat het coalitieakkoord een duidelijke erkenning dat arbeidsmigratie hard nodig is om vergrijzing tegen te gaan.* Om dat te bevorderen introduceert de regering een ‘kansenkaart’ met een puntensysteem, zodat geschoolde buitenlanders makkelijker aan de bak kunnen.
Dakloosheid
Nog zo’n cruciaal vraagstuk is onze omgang met kwetsbare groepen, en in het bijzonder dakloze personen. Maar liefst 32.000 mensen in Nederland hebben geen dak boven hun hoofd. In 2009 waren dat er nog minder dan 18.000.* Daarbij worden thuisloze mensen die tijdelijk bij een vriend of familie kunnen logeren nog niet eens meegeteld. Sinds Rutte aantrad in 2010 zijn grote groepen mensen door de ondergrens van bestaanszekerheid gezakt.
Het is naïef en duur om daklozen door eindeloze hoepels te laten springen om een dak boven hun hoofd te verdienen
De coalitie gaat weliswaar jaarlijks 15.000 tijdelijke woningen bouwen en nog eens 15.000 ‘eenheden’ realiseren via de transformatie van kantoren, maar die zijn ook bedoeld voor studenten en arbeidsmigranten. De verdeling hiervan is onbekend, maar verwacht niet dat er veel woonruimtes voor dakloze mensen overblijven. Het landelijk tekort aan studentenwoningen ligt volgens de Landelijke monitor studentenhuisvesting namelijk al op 26.500.*
Het kan anders. In de jaren dat het aantal dakloze personen in Nederland bijna verdubbelde, investeerde Finland flink in het Housing First-model. De gedachte daarachter: het is naïef en duur om mensen door eindeloze hoepels te laten springen om een dak boven hun hoofd te verdienen. Daarom krijgen dak- en thuisloze Finnen direct een woning aangeboden, zonder voorwaarden waar ze van tevoren aan moeten voldoen. Dit geeft hen niet alleen wat rust om andere aspecten van hun leven weer op de rails te krijgen, maar bespaart de overheid uiteindelijk ook geld. Bovendien is het op de lange termijn effectief: sinds 2008 – het jaar dat dit beleid van kracht werd – nam het aantal langdurig dakloze mensen met 35 procent af.*
Laaggeletterdheid
Ook laaggeletterdheid komt nauwelijks ter sprake in het coalitieakkoord, terwijl goed lezen en schrijven de noodzakelijke basis zijn voor het vinden van een baan, de omgang met regels en overheidsinstanties, en succesvolle deelname aan de maatschappij. Twintig jaar geleden behoorden Nederlandse kinderen wat betreft leesvaardigheid nog tot de wereldtop. Inmiddels zijn we weggezakt tot onder het gemiddelde van vijftien EU-landen. 2,5 miljoen Nederlanders van 16 jaar en ouder zijn laaggeletterd – 18 procent van alle inwoners.* Toch gaat er van de extra 13 miljard aan structurele uitgaven per jaar* slechts 1 miljard naar beter onderwijs.
Infrastructuur
Tot slot: waar is het deltaplan voor infrastructuur? Als een klein (en plat) land ergens groot in kan zijn, dan is het wel een fantastisch openbaarvervoernetwerk. Maar terwijl demissionair minister van Infrastructuur Barbara Visser (VVD) eerder dit jaar stelde dat er structureel ruim 2 miljard euro per jaar extra moet worden uitgetrokken voor enkel achterstallig onderhoud van infrastructuur,* zien we daar in het coalitieakkoord slechts 1,25 miljard euro van terug. Ook de noodkreet van NS-topman Roger van Boxtel blijft ongehoord; hij waarschuwde in 2019 dat het spoor de komende jaren zal vastlopen door gebrek aan materiaal en spoorcapaciteit als er niet miljarden geïnvesteerd worden.*
Los van het ontoereikende crisismanagement: waarom mikt de coalitie, terwijl autorijden duurder wordt, niet op 20 procent goedkoper openbaar vervoer voor 2030 met een deltaplan voor mobiliteit? Dat is niet alleen een middel tegen filedruk, ongelukken en vervuiling, maar frist ook het straatbeeld in uitpuilende steden op, en verbetert het vestigingsklimaat. Het enige lichtpunt is de 3 miljard euro die het kabinet vrijmaakt voor de aanleg van de Lelylijn,* die een snelle verbinding tussen Lelystad en Groningen mogelijk maakt.
De rode draad in dit alles? De nieuwe coalitie schiet niet alleen tekort in haar uitgesproken ambities, maar nog meer in de vraagstukken die ze verzwijgt. Het ontbreekt het akkoord aan ideologisch libido. Opvallend als je bedenkt dat er 274 dagen geformeerd is. Minder opvallend als je bedenkt dat het pas de laatste negen weken over de inhoud ging.
Niets voorzien is niet regeren, maar rennen naar de ondergang.