Rutte IV scoort op diversiteit. Maar het echte werk begint nu pas
In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen vorig jaar publiceerde ik een stuk over het gebrek aan diversiteit in de Nederlandse politiek. En nu, tien maanden later, stond ineens het meest diverse kabinet ooit bij de koning op het bordes.
Top. Want zoals ik vorig jaar al schreef: de representatie van sociale minderheidsgroepen in de politiek is van groot belang. Niet alleen blijkt uit onderzoek dat diversiteit in bestuurlijke organen leidt tot betere besluitvorming, ook zorgt een breder gevoel van herkenning onder burgers voor grotere maatschappelijke tevredenheid over het gevoerde beleid. En dat verschillende groepen in de samenleving evenredig kunnen meedelen in de macht, is ook gewoon een kwestie van sociale rechtvaardigheid.
De slag richting meer diversiteit van Rutte IV is dus zeer welkom, en kwam uiteindelijk ook niet helemaal onverwacht. Zo berichtte De Telegraaf al in december dat de coalitiepartijen mikten op een kabinet dat voor de helft uit vrouwen bestond.
Die onderhandelingen wierpen uiteindelijk hun vruchten af, blijkt nu: zowel onder de ministers van als de ministers voor is de man-vrouwverdeling precies fiftyfifty. Bij de staatssecretarissen zijn de mannen, met vijf van de negen, nog wel in de meerderheid. De precieze 50 procent vrouwen tikt Rutte IV dus net niet aan.
Maar een kniesoor die daarop let. Want ook op andere diversiteitsonderdelen scoort dit kabinet ongekend hoog.
Welke? Ga ik je vertellen.
Hoe divers is het nieuwe kabinet precies?
Afijn, op een ploeg van 29 bewindslieden telt Rutte IV dus 14 vrouwen (oftewel 48,3 procent). Vergelijk dat met Ruttes eerste kabinet; dat telde slechts drie vrouwelijke ministers en één vrouwelijke staatssecretaris (slechts 20 procent van het twintigkoppige Rutte I).
Het elan lijkt wat dat betreft echt gekanteld. Tijdens de formatie van zijn derde kabinet in 2017 noemde Rutte geslacht bijvoorbeeld nog ‘secundair’. ‘Mijn streven als leider van de VVD is de beste mensen vinden’, zei hij toen – woorden die later zouden leiden tot kritiek, onder andere vanuit Ruttes eigen partij (vooral toen bleek dat tussen de zes VVD-ministers maar één vrouw zat).
Op het gebied van vrouwenvertegenwoordiging maakt het kabinet dus een noemenswaardige slag. Maar ook op andere gebieden is Rutte IV diverser dan voorgaande kabinetten.
Zo telde een kabinet nooit eerder zo veel bewindslieden met een migratieachtergrond. Het gaat in dit geval om Dilan Yeṣilgöz-Zegerius (VVD, minister van Justitie en Veiligheid), Franc Weerwind (D66, minister voor Rechtsbescherming) en Gunay Uslu (D66, staatssecretaris Cultuur en Media). In het geval van Weerwind komt daar nog bij dat hij de eerste zwarte minister ooit is. Alleen de in Suriname geboren Abraham George Ellis – met gemixte Ghanese, Nederlandse en Joodse roots – ging hem voor; hij diende tussen 1903 en 1905 als minister van Marine.
Dan zit er in het huidige kabinet nog een aantal lhbti’ers: Rob Jetten (D66, minister voor Klimaat en Energie), Mark Harbers (VVD, minister van Infrastructuur en Waterstaat), Hanke Bruins Slot (CDA, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en Kajsa Ollongren (D66, minister van Defensie). En ook de verscheidenheid in leeftijd van bewindspersonen valt op: ondanks de iets hogere gemiddelde leeftijd ten opzichte van Rutte III, zijn maar liefst vier van de huidige Rutte IV-bewindslieden onder de 40 (met de 31-jarige staatssecretaris Jeugd en Preventie Maarten van Ooijen als jongste).
En tot slot: hoewel hoogopgeleiden opnieuw veruit in de meerderheid zijn, volgden vier leden van het nieuwe kabinet op enig moment in hun loopbaan een beroepsopleiding.
Een diversere ploeg is pas het begin
Leuk spel, dat diversiteitsturven. Maar de vraag is: gaat het nu echt een verschil maken?
Het is te hopen. Maar om daadwerkelijk de vruchten van meer diversiteit in de politiek te plukken, is meer nodig dan alleen een diverse ploeg bewindslieden op een bordes.
Wat is een diverse ministersploeg bijvoorbeeld waard, als die wordt ondersteund door een homogenere groep ambtenaren. Volgens Trouw zijn de politiek assistenten (de belangrijkste adviseurs van ministers) iets vaker man, en beduidend vaker wit en hoogopgeleid.
Dat beeld zet door op de ministeries. Daar groeide zowel het aantal vrouwelijke medewerkers als het aantal medewerkers met een migratieachtergrond de afgelopen jaren licht. Maar met name in de hogere salarisschalen blijven beide groepen beduidend in de minderheid.
De vraag is dus: in hoeverre heeft een verscheidenheid aan perspectieven in de ministerraad zin, als de ondersteunende en uitvoerende ambtenarij – met name die aan de top – deze diversiteit deels nog ontbeert?
Eveneens van belang is het besef dat leden van sociale minderheidsgroepen die een publieke functie vervullen, anders beoordeeld en benaderd worden dan hun evenknieën die tot de maatschappelijke meerderheid behoren.
Dat tekent zich reeds bij dit prille kabinet, bijvoorbeeld in de kritiek op het gebrek aan juridische ervaring bij nieuwbakken minister van Justitie, Dilan Yeṣilgöz-Zegerius.
Om daadwerkelijk de vruchten van diversiteit te plukken, is meer nodig dan alleen een diverse ploeg bewindslieden op een bordes
Bij benoemingen van bewindslieden wordt vaker weinig rekening gehouden met of de kandidaat enige relevante ervaring op het betreffende beleidsterrein bezit. Dat is zeker problematisch. Maar over Yeṣilgöz-Zegerius werd direct geschreven dat haar benoeming zonder rekenschap van kennis en kunde enkel en alleen te danken was aan de diversiteitspunten die ze als vrouw van kleur oplevert.
Een bekend patroon. Van vrouwelijke politici van kleur wordt gevraagd hun vrouw-zijn en culturele achtergrond te verantwoorden. Meer dan hun witte, mannelijke collega’s moeten zij hun positie verdedigen en bevechten. En dat kan hun functioneren vervolgens danig belemmeren.
Ook hier ligt een duidelijke een taak, voor politici onderling, maar zeker ook voor de journalistiek, en uiteindelijk voor de burger. Het noopt tot kritische zelfreflectie: leggen we verschillende bewindslieden wel langs dezelfde meetlat?
Want zonder gelijkwaardigheid functioneert diversiteit niet.
Dat was ’m weer. Tot de volgende.
Valentijn
Update: In een eerdere versie van deze nieuwsbrief ontbraken Kajsa Ollongren (D66, minister van Defensie) en Hanke Bruins Slot (CDA, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) in de opsomming van lhbti+’ers in het nieuwe kabinet. Inmiddels is dit aangepast.