Overal in Nederland werken nog mensen met wol, leerde ik van jullie bijdragen

Emy Demkes
Correspondent Consumptie
Illustratie door Leon Postma

Onder mijn laatste verhaal over wol deelden jullie kennis over de eens zo indrukwekkende Nederlandse wolindustrie, waardevolle inzichten over de productie van wollen kleding en breitips. De belangstelling voor wol is nog springlevend, leerde ik uit jullie reacties. 

Onlangs schreef ik een verhaal Of beter gezegd: over waarom wollen kleren niet zo slecht hoeven te zijn voor het milieu als veel duurzaamheidsranglijsten doen geloven. 

Van alle materialen waar ik over heb geschreven, lijkt wol verreweg de meeste emoties bij Correspondentleden op te roepen. De een noemde het ‘onverdragelijk kriebelig’, terwijl de ander zich haast geen leven zonder kan voorstellen – ‘onverslijtbaar’ en ‘draagt heerlijk in die sombere dagen met veel mist’.

Andere bijdragen onder mijn stuk waren meer nostalgisch van aard. ‘Mijn beppe stopte de zelfgebreide sokken tot ik op een vilten zool liep. Zo’n sok ging ten minste vijf jaar mee en droeg je over aan de volgende gebruiker. Tot ze soms letterlijk uit elkaar vielen.’ 

Maar los van jullie persoonlijke anekdotes, kwam ik door de reacties nog iets anders te weten. Namelijk dat er in Nederland heel wat mensen zijn die zich bezighouden met het maken van textiel, en kleding in het bijzonder. 

Nederland kende een rijke wolindustrie

Dat zo veel mensen ‘iets’ met wol hebben is niet zo vreemd als je bedenkt dat de wolindustrie in Nederland eeuwenlang, en tot zeker halverwege de twintigste eeuw, groot was. Met name in en rondom Roermond, en Tilburg werkte een groot deel van de bevolking in deze sector. Zij hielden zich bezig met het wassen, kammen, spinnen, verven, weven en/of breien van de wol. Of gewoonweg met het verhandelen ervan. Bekend zijn de vrolijk gekleurde dekens die in deze regio’s werden gemaakt – je herkent ze aan de emblemen met ‘100% scheerwol’, ‘Made in Holland’ en de naam van de fabrikant, zoals AaBe (Tilburg) of Van Wijk (Leiden). ‘Ik slaap sinds een paar maanden onder een wollen deken uit 1960. Behaaglijk warm voor mijn koude slaapkamer’, schreef een Correspondentlid. 

Van de Nederlandse wolindustrie van toen is vrijwel niks meer over. Nederlandse wol brengt nog amper iets op. Hoe komt dat? Volgens een lid heeft dit te maken met de slechtere kwaliteit van Nederlandse wol ten opzichte van Australische Iemand die jarenlang zelf in de wolindustrie werkte, wijst in zijn mail op de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. Europese landen gingen onderling meer met elkaar concurreren, en de Nederlandse wolindustrie bleek niet opgewassen tegen die van Italië, waar de lonen lager lagen en de overheid de sector subsidieerde.

Maar een halve eeuw nadat de wolindustrie grotendeels uit het zicht verdween in de Nederlandse steden, zijn er nog allerlei mensen die zich met het ambacht bezighouden. 

In zowel Utrecht als in Rotterdam  werken mensen aan een ‘Nederlandse wolrevival’

In mijn mailbox meldde zich bijvoorbeeld een fanatieke wever, Sien Ulder. ‘Weven is mijn passie en ook een De grondstoffen voor mijn weefsels spin ik van schapenwol uit de regio. En er zijn gelukkig meer wevers in Nederland die het belang zien in de waarde van onze schapen en hun hoeders’, schrijft ze.  

Ik kreeg ook een mailtje van Judith, die zelf breit. Ze wees mij erop dat mensen in zowel Utrecht als in Rotterdam  werken aan een ‘Nederlandse wolrevival’. 

Ook over het verven van wol blijkt nog kennis te zijn. Chris Roemen mailde over de geschiedenis van wol en wede in en rondom Roermond. Wede is een plant die blauwe kleurstof (indigo) produceert. Roemen is eigenaar van textielinkoper Ecological Textiles en schrijft: ‘Onze belangstelling voor natuurlijk verven heeft geleid tot een eigen veldje met wede. Heel bescheiden, een rij of vijf planten over een lengte van circa 50 meter. We doen dat samen met een boer in Maasbree, bij Venlo. De bedoeling is om dit verder op te schalen, al is dat nog een uitdaging.’ 

Verder tipten leden de van Nederlandse schapenwol van Babette Leertouwer, en de producten die Roland Pieter Smit maakt Texels wol.  En ik werd gewezen op het afstudeerproject van waarin ze onderzoek deed naar de Nederlandse wolketen. 

De comeback van Nederlands wol?

Wat dit alles leert? Er lijkt nog altijd belangstelling te zijn voor wol van Nederlandse bodem en het lokaal verwerken ervan. Maar om nou te zeggen dat de wolindustrie nieuw leven in wordt geblazen? Dat is wat te voorbarig.

Chris Roemen schrijft: ‘Om wol industrieel te verwerken zijn grote hoeveelheden nodig – minstens 1000 kilogram. Niet iedere kudde kan dat leveren en voor degene die er iets van wil maken zijn het aardige investeringen. Daarnaast is de wol dan wel lokaal, maar de hele wolindustrie is Nederland ontvlucht. Als er op enige schaal geproduceerd moet worden, kan dat alleen in het buitenland. En dan de vraag: wil de Nederlandse consument meer betalen voor een ‘lokaal’ product?’ 

Maar misschien is het helemaal niet zo erg dat Nederlandse wol tegenwoordig alleen nog op kleine schaal verwerkt wordt. Het biedt voor handarbeiders thuis juist een kans om een mooie bestemming te vinden voor de wol van de schapenboer of herder om de hoek, en daarmee hun kennis van het eeuwenoude ambacht om te zetten naar iets tastbaars en waardevols.

Lees verder: