Twijfel is de kern van de wetenschap. Niet iedereen die vragen stelt is een wappie
Het idee dat de wetenschap antwoorden heeft die waar of niet waar zijn, klopt niet. Wetenschappelijk onderzoek kan niet zonder twijfel en tegenspraak. En dat inzicht is cruciaal om polarisatie tegen te gaan in het coronadebat.
Zelden in de moderne geschiedenis heeft ‘de wetenschap’ zo’n centrale rol gespeeld in het maatschappelijke debat als in de afgelopen twee jaar. Bij elke nieuwe maatregel om de coronapandemie te bestrijden slaan voor- en tegenstanders elkaar om de oren met argumenten die, volgens hen, onomstotelijk aantonen dat zij volledig gelijk hebben. Beide kampen vinden dat zij de wetenschappelijk onderbouwde waarheid in pacht hebben, en dat de ander er faliekant naast zit.
Beide kampen. Hoe dan?
Neem de vraag of schoolsluitingen helpen om het aantal besmettingen te beperken. Je kunt op basis van wetenschappelijk onderzoek* beweren dat deze drastische maatregel geen of nauwelijks effect heeft. Maar je kan net zo goed stellen – wederom wetenschappelijk* onderbouwd* – dat het sluiten van scholen de curve wel degelijk platslaat.
En kunnen jongeren nu beter een of twee dosissen van het vaccin krijgen? Veel landen volgen het wetenschappelijk onderbouwde doseringsregime van het EMA en de FDA en geven er twee. Toch zijn er ook wetenschappelijke studies* waaruit je kan afleiden dat één dosis voor jongeren voldoende is. Eén prikje lijkt even goed te beschermen tegen ziekte, en zo’n enkele dosis heeft bovendien een lager risico op bijwerkingen.*
En werken mondkapjes? Ja, ze zorgen voor een daling van besmettingen met 53 procent, kijk maar naar deze studie!* Nee hoor, je krijgt hooguit een daling van 10 procent,* als het meezit.
Je vindt altijd wel een studie die jouw punt bewijst
Soms lijkt wetenschap een on demand argumentenmachine. Als je maar lang genoeg zoekt en op de juiste knoppen drukt, vind je altijd wel iets dat jouw mening staaft. En dat gebeurt in deze coronapandemie aan beide kanten van het spectrum. Voorstanders van hard ingrijpen gebruiken wetenschappelijke onderzoeken om burgers ervan te overtuigen zich aan de maatregelen te houden, maar tegenstanders – zelfs de mensen die beweren dat het virus eigenlijk niks voorstelt – bedienen zich net zo goed van de wetenschap.
En beide kampen weten het zéker: ik heb gelijk, en jij zit er dus automatisch helemaal naast. De verleiding van onomstotelijke, zwart-witte waarheden die de wetenschap lijkt te bieden, leidt zo onherroepelijk tot polarisatie. Kijk naar de data. Als je die niet gelooft, ben je gek.
Het probleem is alleen dat de meeste wetenschap per definitie niet die granieten zekerheden geeft waar kemphanen graag mee schermen. Wetenschap is niet het domein van absolute waarheden, maar van onzekerheid en twijfel. Dat inzicht zou een veel grotere rol moeten spelen in de maatschappelijke discussies. Neem deze vijf manieren waarop onzekerheid onderzoek beïnvloedt:
Vijf manieren waarop onzekerheid een rol speelt in wetenschappelijk onderzoek
1. Het is soms lastig om andere factoren uit te sluiten
Niet elk onderzoek naar een bepaald effect is even goed in het uitschakelen van andere mogelijke verklaringen. Als je een nieuwe pil tegen covid wilt testen, kan je een experiment opzetten met twee groepen proefpersonen waarbij het enige systematische verschil tussen die groepen de pil is die ze slikken. Als van de groep die de pil slikt veel minder mensen in het ziekenhuis belanden, dan mag je concluderen dat dat aan die pil ligt.
Voor schoolsluitingen ligt dat ingewikkelder – al was het maar omdat je in een bepaalde regio niet willekeurig scholen op slot kunt doen. Maar stel dat in gebieden waar de scholen dicht zijn minder besmettingen voorkomen dan in regio’s waar de kinderen wel nog naar school mogen, hoe zeker kun je er dan van zijn dat dat aan die schoolsluitingen ligt? Misschien worden scholen net gesloten omdat er veel besmettingen zijn en vertekent dat het beeld. Of misschien zijn er in de regio’s waar de scholen gesloten zijn veel meer mensen gevaccineerd?
2. Dat iets in context A gebeurt, wil nog niet zeggen dat het ook in context B gebeurt
Als jij een vraag wilt beantwoorden en een wetenschappelijke studie vindt die over jouw probleem gaat, moet je de resultaten ervan nog wel vertalen naar jouw situatie. Ook die vertaalslag voegt een flinke scheut onzekerheid toe. Zo kon je op basis van de Zuid-Afrikaanse ziekenhuisdata concluderen dat de omikronvariant van het coronavirus minder gevaarlijk was dan andere varianten, maar je kon niet zeker weten of dat ook zou gelden voor de gemiddeld veel oudere bevolking van Nederland. En als je van coronavaccins weet dat ze goed werken tegen de deltavariant, mag je niet voetstoots aannemen dat ze ook beschermen tegen omikron.
3. Voorspellen is lastig, zeker als het de toekomst betreft
Het is een open deur, maar bij elke poging om vooruit te kijken heb je te maken met onzekerheid. Je kan alle relevante kennis die je al hebt in een model gieten en zo proberen te voorspellen wat ons te wachten staat, maar modellen zijn enorme vereenvoudigingen van een complexe werkelijkheid. Daardoor zijn ze nooit helemaal correct.
Bovendien hangt het resultaat erg af van de kennis die je erin steekt: als die niet klopt, heb je grote kans dat je voorspelling de plank misslaat. Daar komt nog bij dat voorspellingen de vervelende neiging hebben om zichzelf te weerleggen. Als je voorspelt dat door omikron de ziekenhuizen zullen overspoelen, zullen overheden op basis van die voorspelling strengere maatregelen nemen. En zo is het mogelijk dat door de voorspelling de voorspelling niet uitkomt.
4. Wetenschappers zijn net mensen
Ook wetenschappers maken fouten en trekken soms overhaaste conclusies uit te weinig data. En ook wetenschappers hebben overtuigingen. Als je je als onderzoeker veel zorgen maakt over de leerachterstand en het mentaal welzijn van kinderen, kijk je misschien net iets kritischer naar een studie die stelt dat schoolsluitingen de curve kunnen platslaan en ben je iets milder voor een studie die het tegendeel beweert. Overtuigingen zijn geen jas die je uittrekt voordat je aan het werk gaat.
5. Elk inzicht is voortschrijdend
Tijdens een pandemie komt er nog een extra bron van onzekerheid bij: er verschijnen elke dag nieuwe studies. Elk inzicht is voortschrijdend. Soms is elke nieuwe studie een bevestiging van de vorige en kan je steeds zekerder zijn van je stuk. Maar soms wordt datgene wat je denkt te weten plots op losse schroeven gezet. In het begin van de pandemie leek het bijvoorbeeld, op basis van decennia onderzoek bij andere respiratoire virussen, erg onwaarschijnlijk dat aerosolen een grote rol speelden in de verspreiding van corona. Tot er steeds meer studies opdoken die aantoonden dat dit virus zich wel via deze minidruppeltjes kan verspreiden. Je kan in de wetenschap niet anders dan je baseren op de data die je op dat moment hebt.
Wat deze onzekerheden betekenen voor het debat
Waarom zijn deze vijf punten nu zo belangrijk? Welnu: ze laten zien dat het dichotome begrip ‘waarheid’ – als in: iets is waar of niet – niet opgaat in een wetenschappelijke context, maar dat zekerheid gradueel is.
In academisch onderzoek gaat het namelijk zelden over waarheid, maar wel over onderbouwde waarschijnlijkheid. En die onderbouwing komt in gradaties. Soms is-ie heel sterk en vind je voldoende methodologisch doortimmerde studies waarvan de resultaten allemaal in dezelfde richting wijzen. Zo blijkt uit studie* na studie* dat coronavaccins goed werken tegen ernstige ziekte en sterfte. Net zoals we ondertussen echt wel zeker mogen zijn dat covid een stuk dodelijker en ziekmakender is dan een verkoudheid.
Maar bij andere vragen vind je vooral misschiens en zou kunnens, en moet je je behelpen met methodologisch wankele onderzoekjes. Er zijn verschillende mogelijke hypotheses, de ene al wat waarschijnlijker dan de andere, maar de onzekerheidsmarges zijn enorm. Wat er beweerd wordt, is dus niet waar of onwaar, maar wel in meer of mindere mate waarschijnlijk.
Elkaar 'schaap' of 'wappie' noemen brengt ons geen steek verder
Dat inzicht dat wetenschappelijke zekerheid niet dichotoom is maar gradueel, is cruciaal om de polarisatie te ontstijgen. En dat het debat over corona is gepolariseerd, kunnen we wél met vrij grote zekerheid zeggen. Twee kampen staan lijnrecht tegenover elkaar, elk tot de tanden toe bewapend met hun eigen feiten.
Het ene kamp snapt totaal niet waarom je je niet zou inenten, vindt het in twijfel trekken van regels een schadelijke vorm van ongehoorzaamheid en verwijt mensen die dat doen levensgevaarlijk gedrag. Aan de andere kant staat een groep die niet snapt dat mensen meegaan in deze ‘viruswaanzin’, die corona slechts een griepje vindt, en de maatregelen een regelrechte bedreiging van de democratie en alle vrijheden die we ooit gekoesterd hebben.
In zo’n stammentwist slaan we ook gretig aan het demoniseren. Wie het niet met ons eens is, is meteen een wappie, een covidioot of een wetenschapsontkenner (volgens het ene kamp), of een volgzaam schaap in de ban van een massapsychose (volgens het andere kamp). De ander is niet iemand met een andere mening, de ander is de vijand. En met de vijand moet je niet praten, die moet je bestrijden.
Die overactieve schaap- en wappiedetectoren belemmeren onze moeizame zoektocht naar meer kennis.
Twijfel en tegenspraak zijn de motor van de wetenschap
Natuurlijk heeft het perspectief dat de vaccins totaal niet werken of dat corona niet meer is dan een griepje geen wetenschappelijke rechtvaardiging – en dat zouden we dus ook niet als ‘ook een interessante mening’ moeten beschouwen. Net zo min als de bewering dat corona als een middeleeuwse builenpest een derde van de wereldbevolking zal uitroeien. Die stellingen missen elke vorm van onderbouwing.
Maar als iemand twijfelt aan het nut van mondkapjes bij kinderen, of het effect van schoolsluitingen bevraagt, dan is dat een ander verhaal. Op die vragen is er (nog) niet veel zekerheid te vinden, geen enkele hypothese rust op een stevig wetenschappelijk fundament. En net dan zijn kritische stemmen nodig – en helpt het niet om critici zonder te luisteren af te serveren als wappies.
Twijfel en tegenspraak zijn de motor van de wetenschap. Die aspecten zouden centraal moeten staan in het debat. Wetenschap is een arena waarin, als alles goed gaat, uiteindelijk de best onderbouwde argumenten winnen. Elk argument wordt door kritische collega’s binnenstebuiten gekeerd op zoek naar elke mogelijke fout of onvolkomenheid. Halfbakken redeneringen en te wankel onderbouwde conclusies leggen uiteindelijk het loodje. Het is dus precies door die kritische stemmen te omarmen, en de wetenschappelijke houding aan te nemen dat de vragensteller ook best (deels) gelijk zou kunnen hebben, dat we meer en meer kennis vinden – al gaat dat soms langzaam en moeizaam.
Laten we elkaar dus niet te snel een wappie noemen en omarm kritiek. Mits, uiteraard, degelijk onderbouwd.