Grote kans dat jouw bio-katoenen T-shirt niet echt biologisch is
Kledingmerken stapten de afgelopen jaren massaal over op bio-katoen – beter voor mens en milieu. Maar nu blijkt dat veel van dat katoen helemaal niet biologisch is. Net als veel andere problemen in de kledingindustrie heeft ook dit te maken met de macht van merken.
Een jeans bij Asos voor 19,99 euro. Gemaakt van biologisch katoen. ‘Geteeld met minder water en zonder pesticiden – een win-winsituatie, die de leefomstandigheden verbetert voor zowel de katoenboeren als de wilde dieren.’*
Een 100 procent bio-katoenen T-shirt van G-Star voor 29,95 euro, dat ‘helpt de impact op het milieu tot een minimum te beperken’.*
Een jurk voor 90 euro van Kuyichi, voor 70 procent van ‘volledig’ bio-katoen, GOTS-gecertificeerd. ‘Zo beschermen we het lokale milieu, de biodiversiteit, de boer en de arbeiders.’*
In webshops en kledingwinkels kan je niet meer om biologisch katoen heen. Geteeld zonder chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen, en zonder genetisch gemodificeerde zaden. Dat zou beter zijn voor de planeet en voor de boer.
Voor veel bedrijven, waaronder H&M, Zara en C&A, is het gebruik van biologisch katoen cruciaal onderdeel van hun strategie om de ecologische voetafdruk van hun producten te verminderen. En voor veel zogenaamde eerlijke en duurzame merken is het gebruik ervan een vanzelfsprekendheid.
Maar wat blijkt nu? Veel van het katoen dat als biologisch wordt verkocht is waarschijnlijk helemaal geen bio-katoen. The New York Times berichtte eerder deze maand dat er veel meer ‘biologisch katoen’ op de markt is dan dat er momenteel geproduceerd kan worden.
Wat gaat er mis?
Om te begrijpen waar dit fout gaat, moet je eerst weten hoe de katoenketen eruit ziet en werkt. Kledingbedrijven kopen katoen niet direct in bij de katoenboer. Nadat katoen geoogst is gaat het eerst naar de ginner, waar het wordt schoongemaakt en vaak ook gemengd. De volgende stap is de spinnerij en de weverij, waarna het uiteindelijk als rol stof bij de kledingfabriek terechtkomt.
Elke partij in de keten kan elk soort katoen aan de volgende partij doorverkopen als bio-katoen
Voor biologisch katoen zijn er twee certificeringssystemen: de Global Organic Textile Standard (GOTS)* en de Organic Content Standard (OCS).* Bijna al het bio-katoen dat kledingmerken inkopen bevat een van deze certificeringen, als bewijs dat het katoen ook aan de biologische teeltmethoden en dus standaarden voldoet.
Elke keer dat het katoen naar een volgende stap in de toeleveringsketen gaat, wordt een papieren transactiecertificaat afgegeven: van de gin naar de spinner, naar de weverij, naar de fabrikant, et cetera.
Deze werkwijze schijnt makkelijk te manipuleren te zijn, omdat de papieren niet moeilijk te vervalsen zijn en er weinig controle is. Hierdoor kan elke partij in de keten elk soort katoen aan de volgende partij doorverkopen als bio-katoen. Daar hebben die partijen baat bij: biologisch katoen is immers zeer gewild door merken.
Op deze manier verdubbelt, verdrievoudigt of verviervoudigt het volume gecertificeerd biologisch katoen naarmate het door de toeleveringsketen beweegt.
Wie betaalt de prijs voor bio-katoen?
Het artikel van The New York Times meldt dat ‘de kern van het probleem een ondoorzichtig certificeringssysteem is dat bol staat van de mogelijkheden voor fraude’.
Maar de grondoorzaak van het probleem ligt volgens mij niet bij frauduleuze handelaren, maar bij de kledingmerken – en de prijs die zij bereid zijn te betalen voor bio-katoen. Of eigenlijk: de prijs die ze niet bereid zijn te betalen.
Dat komt duidelijk naar voren uit een voorbeeld in het New York Times-artikel, waarin de journalisten uitleggen dat bio-katoenboeren in de Indiase deelstaat Madhya Pradesh gemiddeld 17.079 roepies (ongeveer 227 Amerikaanse dollar) verdienen met een oogst. Dat is bijna 21 procent minder dan wat conventionele katoenboeren verdienen.
‘Ik zal dit moeten stopzetten, omdat ik verlies lijd’, reageert een bio-katoenboer.
Wat blijkt? Telen zonder pesticiden en kunstmest levert een kleinere oogst op, en biologische katoenzaden produceren kortere vezels van mindere kwaliteit. Bovendien gebruiken modemerken hun macht om de prijs van biologisch katoen te verlagen tot dezelfde prijs als conventioneel katoen, of zelfs goedkoper vanwege de lagere kwaliteit, zo schrijven de auteurs van het New York Times-stuk.
En zelfs áls kledingmerken bereid zijn iets extra’s te betalen voor bio-katoen, dan komt dit vaak niet bij de katoenboeren zelf terecht, maar bij een van de tussenhandelaren.
Verder kijken dan het bio-certificaat
Dit is het zoveelste voorbeeld dat laat zien hoe modemerken (financiële) risico’s zo veel mogelijk door proberen te schuiven naar andere spelers in de keten, in dit geval de boeren. Die moeten investeren in biologische teelt, omdat merken bio-katoen willen – om te laten zien dat ze duurzaamheid serieus nemen, en zo hun kleding voor een meerprijs aan consumenten kunnen verkopen. Tegelijkertijd krijgen boeren er geen cent meer voor betaald en hebben ze bovendien geen garantie dat het katoen daadwerkelijk wordt afgenomen.
Je kunt met de beschuldigende vinger wijzen naar corrupte tussenhandelaren die een graantje mee proberen te pikken door certificeringen te vervalsen of de kleine extra marge in eigen zak steken. Dat is ook fout. Maar het is niet de kern van het probleem.
Het zou helpen als merken het katoen direct inkopen bij de boer en daarbij een afname van de oogst garanderen
Als merken écht iets geven om het lokale milieu, biodiversiteit, de boer en de arbeiders, dan zouden ze verder kijken dan het bio-certificaat, mooie leuzen op hun productpagina’s en extra borstklopperij in hun duurzaamheidsrapporten. Dan zouden ze willen achterhalen op welke manier hun gebruik van bio-katoen ook daadwerkelijk ten goede komt aan mens en milieu.
Het zou al helpen als merken het katoen direct inkopen bij de boer en daarbij een afname van de oogst garanderen. Idealiter betalen ze de boeren dan vooraf, zodat die – ongeacht de grootte van hun oogst – een vast bedrag krijgen om hun kosten te dekken.
Maar dat zou betekenen dat modemerken meer financiële risico’s op zich moeten nemen. En dat is op dit moment vooral wishful thinking.