Domme vragen bestaan wél (en dat is maar goed ook)
‘Domme vragen bestaan niet’ was op school de uitspraak waaraan je domme leraren kon herkennen, vond ik. Hoezo bestaan die niet? Kijk voor de grap eens een interview op Ongehoord Nederland.
Toegegeven: ik nam deze tegelwijsheid iets te letterlijk. Wat leraren bedoelen, is dat iedereen rondloopt met vragen en ideeën die hoongelach riskeren. Hou je die gedachten voor je, dan blijf je in onwetendheid rondlopen. Spreek je ze uit, dan leer je iets nieuws van de reacties. Dat is de kern: het stellen van een domme vraag is verstandiger dan het binnenhouden ervan uit angst voor spot of sneren.
Toch zijn we er slecht in, ook buiten het klaslokaal. Voor onwetendheid en kwetsbaarheid is in de Nederlandse debatcultuur weinig plaats. Integendeel, het debat wordt vooral gebruikt om de eigen expertise te etaleren en de onwetendheid van de ander genadeloos af te straffen. Dat maakt zwijgen aantrekkelijk. Geen domme vragen stellen – laat het praten maar aan experts over.
Het kiezen van een gematigde positie wordt steeds moeilijker
De cijfers liegen er niet om: de stammenstrijd in het debat neemt toe. Driekwart van de Nederlanders ziet meningsverschillen over maatschappelijke kwesties steeds groter worden, zo constateerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) al in 2019.* Toen de onderzoekers vroegen naar de manier waarop in Nederland over vluchtelingen werd gedebatteerd, zei bijna de helft van de ondervraagden sterke druk te ervaren om één kamp te kiezen – het innemen van een ‘middenpositie’ was onmogelijk.
De pandemie heeft dit versterkt. Naarmate het publieke debat ontaardde in een tweestrijd tussen medische autoriteiten versus nitwits die zich wetenschapper wanen, bleef er weinig ruimte over voor kritische kanttekeningen van deelnemers zonder zulke pretenties. Wie zich oprecht afvroeg of een QR-code wel zinvol was bij het voorkomen van verspreiding van het virus, werd al snel tot ‘wappie’ gebombardeerd – niet voor niets koos het Genootschap Onze Taal deze term tot woord van het jaar.
Het is ook verklaarbaar: een luidruchtige minderheid die zich ondanks een gebrek aan deskundigheid kroont tot rivaliserende gezagsdrager, kan tegenwind verwachten. Het paradoxale gevolg is dat er eerder mínder wordt getwijfeld aan de autoriteit van academici.
Het gevaar is dat elke twijfel overkomt als arrogantie, cynisme of complotdenken
Maar die tegenreactie is zelf ook niet zonder gevaar. Wanneer gezond vertrouwen in experts omslaat in blinde verering, blijft er weinig ruimte over voor bescheiden kritiek op basis van het boerenverstand, en denken nieuwsgierige ondeskundigen straks wel drie keer na voordat ze hun mond opentrekken: voor je het weet, word je online gekielhaald als wetenschapsontkenner. De voorrang die experts genieten verschuift dan naar exclusieve zeggenschap, omdat buitenstaanders vrezen dat elke vorm van twijfel onbedoeld kan overkomen als misplaatste arrogantie, cynisme of, nog erger, complotdenken.
In zo’n wereld verliest iedereen. Het publieke debat is een tafel waaraan we niet alleen tot de beste ideeën proberen te komen, maar ook democratische vertegenwoordiging en onderling vertrouwen ertoe doen. Elk van die doelen vereist niet alleen dat jij de plek aan tafel krijgt waar je recht op hebt, maar ook dat je je daar durft uit te spreken. Niet als deskundige, maar als burger.
Zelfs als het ons wél alleen gaat om ‘het beste beleid’, dan nog is niet alleen expertise, maar zijn ook persoonlijke ervaringen, perspectieven en belangen van burgers cruciaal. De beste ideeën komen niet uitsluitend uit de academische leunstoel, maar kristalliseren geleidelijk uit in de complexe dialoog met het collectief – een dialoog vol domme vragen en wankele aannames die onafgebroken aangescherpt worden.
Wat er gebeurt als eerlijkheid en domme vragen centraal staan
Dat weet ook Ray Dalio, die in 1975 het hedgefonds Bridgewater oprichtte. Zijn filosofie is er een van ‘radicale transparantie’, waarin eerlijkheid en domme vragen centraal staan. Hij verwacht van zijn analisten dat zij zich vanaf hun eerste werkdag altijd óveral over uitspreken. De bedrijfscultuur is niet die van een hiërarchie, maar van een meritocratie van ideeën. De voorkennis van deelnemers is minder belangrijk.
Ik solliciteerde ooit bij Bridgewater voor een stage, en daar kwam deze visie duidelijk naar voren: het interesseerde de sollicitatiecommissie niets of kandidaten iets afwisten van markten, aandelen of obligaties. In plaats daarvan werden mijn medesollicitanten en ik uitgenodigd te discussiëren over de vraag wat de mensheid moest doen als we de kans hadden om één keer terug in de tijd te reizen om iets te veranderen. En zo kreeg elke groep een filosofisch vraagstuk.
Kritische betrokkenheid kan prima hand in hand gaan met respect voor de autoriteit van experts
Dalio’s meritocratie van ideeën klinkt misschien als een naïef en idealistisch experiment, maar is in feite een beproefde methode om de markt te verslaan. Wat begon op een zolderkamer, is inmiddels een van de best presterende hedgefondsen ter wereld. Dalio is multimiljardair dankzij zijn inzicht dat een schuchtere meerderheid funest is voor zowel de resultaten van het collectief als de individuele ontwikkeling. Zijn kantoor is niets meer dan een klaslokaal waar leerlingen domme vragen mogen stellen, of een publiek debat waarin schaamte het aflegt tegen onbevangenheid.
Nederland kan wel een vleugje Ray Dalio gebruiken. Laat je niet ontmoedigen door kennisfetisjisten die neerkijken op de amateurviroloog van gisteren die de geopolitiek analist van morgen is: hij of zij mengt zich tenminste in het publieke debat. Spreek je uit, vergis je, stel domme vragen. Kritische betrokkenheid kan prima hand in hand gaan met respect voor de autoriteit van experts.
Het belang van een gezonde debatcultuur is des te groter nu het oorlog is in Europa. Durven we diep in ons eigen vlees te snijden voor sancties? Zijn wij bereid om honderdduizenden vluchtelingen op te vangen? Hebben we het lef om wapens te blijven leveren als Poetin dreigt met verdere escalatie?
Het zijn vragen waar niet alleen deskundigen, maar elke Nederlander een antwoord op moet hebben.