Er zijn nogal wat redenen om aan te nemen dat Louis van Gaal een briljante voetbaltrainer is. Hij was trainer bij Ajax (1991-1997), FC Barcelona (1998-2000; 2002-2003), AZ (2005-2009), FC Bayern München (2009-2011), en zodra het WK is afgelopen begint hij bij Manchester United.

Zoals Sander IJtsma en ik hier recent halen coaches vrijwel nooit meer uit hun spelers dan de som van hun individuele kwaliteiten. Een ijzeren voetbalwet leert dat de ploegen met het meeste geld vrijwel altijd winnen. Van Gaal bewees twee keer het tegendeel: bij Ajax won hij de Champions League met een elftal dat bestond uit Danny Blind, Frank Rijkaard en negen onbekende pubers; en met het kleine AZ, met de zesde begroting van de eredivisie, werd hij kampioen.

Op basis van zijn cv zou Van Gaal dus een Nederlandse held moeten zijn. Maar dat is hij niet. Velen kennen vooral het beeld van de bozige man die op persconferenties rood aanloopt en verslaggevers luidkeels en verongelijkt de maat neemt.

Daar is een reden voor: dat beeld klopt.

Maar dat is de versie van Louis van Gaal die makkelijk waar te nemen is. De relevantere, interessantere Van Gaal houdt zich op waar bijna nooit een camera of verslaggever komt: op het trainingsveld, in de kleedkamer, in vergaderzaaltjes. Wat hij daar doet, maakt hem tot een zeldzaam succes in een van de meest competitieve bedrijfstakken ter wereld – het voetbal.

Maar wát doet hij dan?

Dat lijkt waardevolle informatie. Maar veel is er niet over bekend. Je kunt het de media niet eens kwalijk nemen. De woedende, niet echt sociale Van Gaal is onweerstaanbaar kijk- en luistermateriaal, terwijl de vakman Van Gaal snel vervalt in weinig mediageniek, schoolmeesterig gedram met veel jargon.

Gelukkig zijn er wel enkele bronnen waarin zijn werkwijze uitvoerig aan de orde komt, met name zijn autobiografie uit 2009. Die heeft helaas dezelfde charme als zijn persconferenties (weinig leesbaar dus), maar geeft, aangevuld met andere bronnen, na enig ontcijferwerk zes argumenten prijs waarom Van Gaal een briljante coach is en misschien wel Nederlands beste hoop op een niet al te mislukt WK.

1. Louis van Gaal is bescheiden

Het kan als een verrassing komen, maar het is waar: Louis van Gaal is een bescheiden mens.

Hij weet dat een coach beperkte invloed heeft op teams. ‘Mijn grootste kwaliteit,’ zei hij tijdens de persconferentie waarin hij zijn stoppen als bondscoach in 2001 aankondigde, is ‘die 10 procent die ik uit een speler extra Nee, heel bescheiden bracht hij het niet, met de vele dramatische stiltes en stemverheffingen, maar zijn waarneming is in essentie bescheiden – 10 procent, dat is zijn bijdrage. Als het meezit tenminste.

Van Gaal liet kamers in het vaste hotel van het Nederlands elftal zo verbouwen dat het spelers zou verleiden tot leerzame gesprekken over voetbal

Economen zijn het met hem eens: uit onderzoek van sporteconoom Stefan Szymanski blijkt dat geld voor 80 tot 90 procent de prestaties van ploegen verklaart, en er voor de trainer maximaal 20 procent overblijft. Sommige economen denken zelfs dat trainers geen enkel verschil maken. Centraal Planbureau-econoom Bas ter Weel vergelijkt de invloed van een voetbaltrainer met de invloed van een premier op de economie. Hoewel vermoedelijk niemand meer invloed heeft, blijft die marginaal.

Van Gaal snapt dit. En om die 10 procent daadwerkelijk uit de spelers te halen - daar ben je immers trainer voor-, is hij tot veel bereid. Hij liet kamers in het vaste hotel van het Nederlands elftal in Noordwijk zo verbouwen dat het spelers zou verleiden tot leerzame gesprekken over voetbal. Hij liet het draadloos internet daar versnellen, zodat het niet tot irritatie bij de spelers zou leiden. Een geërgerd mens kan niet leren, denkt Van Gaal, en alleen als spelers bereid zijn van hem te leren, kunnen ze beter worden.

Het punt is: alleen als je er alles op inricht je kennis zo goed mogelijk over te brengen op de spelers, kun je als coach een significant effect hebben. Als je de teugels laat vieren, gelegenheden tot leren onbenut laat, dan kun je er als coach net zo goed niet zijn - 10 procent invloed is immers al niet veel.

Als je die logica doortrekt, en dat doet Van Gaal, dan kan dat ver gaan. In 2009 legde zijn videoanalist Max Reckers me uit hoe het ‘leerproces’ van Van Gaal werkt. ‘[De reden] waarom mensen hem zo dominant vinden, is dat hij dat hele proces wil beheersen. Hij wil alle feedback die de speler krijgt, weten. Van familie, van vrienden, maar vooral ook wat journalisten tegen hem zeggen. Zo kan hij bepalen wat een speler te zien krijgt aan beelden. Elke prikkel die hij geeft is maatwerk.’

[Voeg hier uw zin met de term ‘Big Brother’ in.]

Hij probeert dit controlewerk makkelijker te maken door de contacten van spelers met de buitenwereld te minimaliseren. Vandaar dat hij bij Ajax en al zijn latere clubs journalisten en oud-spelers de toegang tot het spelershome ontzegde. ‘Alleen de mensen die samen aan hetzelfde doel werkten, mochten erin,’ schrijft hij in

Van Gaal beseft dus - terecht - dat hij weinig invloed heeft, maar probeert die invloed zo groot mogelijk te laten zijn.

15 mei 2014: Training van het Nederlands Elftal in Hoenderloo. Foto: Robin Utrecht/Hollandse Hoogte

2. Louis van Gaal stelt het individu centraal

Van Gaal maakt individuen ondergeschikt aan systemen en regeert als een dictator over zijn spelers. Dat is zijn reputatie. Bij hem zouden niet de spelers, het of de trainer het belangrijkste zijn.

Tijdens zijn vorige bondscoachschap gebood hij bijvoorbeeld iedereen sokken te dragen. Dat zat onder meer assistent Ruud Krol dwars, een man die, zoals oud-persvoorlichter Rob de Leede het zo memorabel zei in Andere Tijden Sport, ‘al jaren zonder sokken door het leven ging.’

Zulke regels – en wat redelijkere regels - legt Van Gaal op om structuur te creëren. Dat is belangrijk, zegt hij in Visie, want dat ‘geeft logica in denken en doen [en] daar gedijen mensen bij.’ Binnen de regels mogen individuen alles, buiten de regels schaden ze het collectief – en dat schaadt weer het vermogen van Van Gaal om zijn 10-procent-magie te verwezenlijken.

Zijn waardering voor het individu heeft bij Van Gaal een naam gekregen, het ‘totale-mens-principe.’ In 2012 legde hij aan de KNVB-nieuwssite Ons Oranje de essentie uit: ‘Een pass van A naar B is niet alleen die pass, een technische uitvoering, maar daar zit een heel mens achter. Dat mens wordt beïnvloed door de geest.’

Om grip te krijgen op de geest van zijn spelers schakelde hij bij AZ de hulp in van Leo van der Burg, de in 2007 overleden organisatieadviseur en beoefenaar van ‘menskundige bedrijfskunde,’ die blijkens Visie zeer belangrijk is geweest voor Van Gaals ontwikkeling. leerde Van Gaal en zijn staf twee lessen: dat het beter is te werken aan de sterke punten van spelers dan aan hun zwakke punten en dat elke speler anders is en dus een eigen benadering moet krijgen.

‘Daarom heb ik de hulp ingeroepen van een professioneel bureau dat, samen met mij, een profielschets maakt van de speler’

Daarvoor was wel nodig te weten hoe de spelers in elkaar staken. Eerst maakte Van Gaal na huisbezoeken zelf rapporten van de spelers. Die werkten niet, ‘het bleek te veel een momentopname te zijn,’ schrijft hij in Visie. ‘Daarom heb ik de hulp ingeroepen van een professioneel bureau dat, samen met mij, een profielschets maakt van de speler.’

Aan de hand daarvan deelt Van Gaal spelers in in drie categorieën, bedacht door Van der Burg. Blauwe spelers die ‘intellectueel georiënteerd’ zijn; groene emotionele spelers; en creatieve rode spelers. Die verschillen in de manier waarop ze informatie verwerken, wat bijvoorbeeld gevolgen heeft voor Van Gaals praatje in de rust van een wedstrijd. ‘Daarom gebruik ik verschillende toonhoogtes, [en] laat ik stiltes vallen. Ze moeten allemaal stil zijn en op hun plaats zitten, want ze moeten het allemaal kunnen horen.’

Hetzelfde geldt voor de feedback die spelers achteraf krijgen. Van goede acties krijgen de spelers altijd beelden terug te zien, legde videoanalist Reckers in 2009 uit, want positieve beelden beklijven altijd bij mensen. De overige beelden en het bijbehorende commentaar van Van Gaal zijn maatwerk. Kreeg de speler kritische vragen van een journalist over een bepaalde actie? Was een journalist lovend over een speelsituatie die we zelf niet zo goed vonden? Daarvan laat Van Gaal de feedback afhangen, die per speler verschilt. Een rode, intuïtieve speler als aanvaller Mounir El Hamdaoui kreeg andere beelden en commentaar dan de intellectuele, blauwe verdediger Niklas Moisander.

Individuen zijn de afgelopen jaren nog belangrijker geworden voor Van Gaal. In de jaren negentig had hij een hekel aan individualistische spelers als Bryan Roy, die een onverwachte dribbel wilden Later leerde hij die spelers waarderen en maakte ze belangrijk, zoals Mounir El Hamdaoui bij AZ en nu Arjen Robben in het Nederlands elftal.

En eerst had elke positie in Van Gaals teams een nauwkeurige omschrijving, die minimaal door twee spelers kon worden ‘ingevuld.’ Niemand was onmisbaar. Daar lijkt hij van afgestapt. Toen middenvelder Kevin Strootman geblesseerd raakte, veranderde hij zijn hele spelsysteem. Dat verraste menig Van Gaal-kenner, maar al in november 2012, na slechts drie WK-kwalificatiewedstrijden, identificeerde hij Strootman in vakblad De Voetbaltrainer als de onmisbare schakel op het middenveld, ‘een kanjer.’

‘Collectief’ mag Van Gaals favoriete woord zijn, hij kent de individuen daarbinnen als geen ander.

3. Louis van Gaal begrijpt de macht van de media

Van Gaal minacht de media omdat ze in zijn ogen lui zijn en geen verstand van voetbal of voetbaltrainers hebben. Maar er zit meer achter.

Toen hij tijdens de eerder genoemde persconferentie in Zeist in 2001 even aan zijn neus zat, hoorde hij fototoestellen driftig klikken. Hij werd – jawel – boos en verzocht de media onvriendelijk de volgende dag geen foto af te drukken waarin hij aan zijn neus zit, ‘als ze weer een bepaalde tendens willen uitdrukken.’

Van Gaal weet hoe media werken, weet dat hij er geen invloed op heeft, maar kan zich er niet bij neerleggen. ‘De media weten dat je schoolmeester bent geweest en gaan daarnaar vragen en schrijven. Dan plakken ze er een etiketje op en daar loop je dan mee rond,’ citeert biograaf Maarten Meijer hem in Louis van Gaal, de biografie.

Gebrekkige voetbalkennis ergert hem des te meer. De media verklaren een verloren wedstrijd bijvoorbeeld door een gebrek aan inzet of ‘honger.’ Van Gaal schrijft daarover in Visie: ‘Media schrijven dat ook altijd: ze deden er niet genoeg aan. […] Wanneer de leek zegt: hij heeft geen inzet, dan is er vaak iets anders aan de hand. Dan staat het elftal tactisch niet goed. Daardoor komt iemand steeds te laat, waardoor het lijkt alsof iemand de scherpte mist of er onvoldoende aan doet.’

In Vrij Nederland gaf Gérard van Gaal zijn broer advies over hoe te handelen bij domme vragen. ‘Denk gewoon: een dom iemand kan mij niet beledigen.’

Dat zou je zeggen inderdaad. Maar Van Gaal is niet beledigd door domheid, hij is bezorgd. Zoals zijn video-analist Reckers zei, draait bij Van Gaal alles om leren. En de grootste verstoring van dat leerproces zijn in Van Gaals ogen de massamedia. Niet alleen lezen en horen en zien spelers dat zelf, ook de mensen die met hen spreken komen erop terug. ‘Dat is een gevaarlijk mechanisme, omdat die spelers ook weleens de neiging hebben de media na te praten,’ schrijft Van Gaal in Visie.

Dat kan ertoe leiden dat spelers hun geloof in de methode van Van Gaal verliezen, daardoor minder van hem zullen willen leren, wat weer ten koste gaat van Van Gaals 10 procent. Die kan hij toevoegen, maar zoals hij in 2001 in Zeist zei, ‘dan moeten we allemaal hetzelfde idee hebben.’

3 juni 2014. Training van het Nederlands elftal in Alkmaar. Foto: Dean Mouhtaropoulos/Getty Images

4. Louis van Gaal vindt het proces belangrijker

Een klassieker: zijn elftal verliest, maar Van Gaal zegt achteraf dat hij zijn ploeg goed of zelfs geweldig vond

Louis van Gaal kijkt heel anders naar een wedstrijd. Waar publiek en media begrijpelijkerwijze kijken naar het resultaat, kijkt Van Gaal vooral naar wat de spelers hebben gedaan, los van de uitslag. Als een speler zijn opdrachten goed uitvoert is hij tevreden. Dat is immers waaraan hij met de speler heeft gewerkt. ‘Het gaat eigenlijk niet eens om het resultaat,’ schrijft hij in Visie, ‘het gaat om de kwaliteit van het spel van het team […] met als uiteindelijk doel steeds weer te komen tot verbetering van de kwaliteit van het spel.’

‘Ik ga heel veel aan u vragen.’ Van Gaal: ‘Ik hou nu al van je, Bruno’

Alleen: dan zijn er weer die stomvervelende media, die alleen naar het resultaat kijken. ‘[Media hebben] altijd diezelfde fantasieloze redenering over het scoren,’ citeert Meijer hem in Louis van Gaal, de biografie. ‘De pers redeneert: er wordt te weinig gescoord, dus wordt er slecht gespeeld. Je kunt het ook anders zien: gegeven het feit dat er fantastisch wordt gespeeld, zou er meer moeten worden gescoord.’

De zogenoemde ‘uitzwaaiwedstrijd’ van het Nederlands elftal vorige week tegen Wales was niet om aan te zien, maar dat scheelt Van Gaal niets. Het liefst zou hij helemaal geen oefenwedstrijden spelen. ‘Ik coach op de situatie,’ schrijft hij in Visie. ‘Dat kan ik alleen maar in trainingen doen. Daar kan ik ‘stop!’ zeggen. Direct een leermoment creëren. In een wedstrijd kan dat niet, ik geloof niet dat een scheidsrechter daar blij van wordt.’

Van Gaals concentratie op het proces in plaats van op de uitkomst maakt dat hij een voorliefde heeft voor spelers die willen leren. Zoals Bart Vlietstra in The Guardian had verdediger Bruno Martins Indi in zijn kennismakingsgesprek met Van Gaal eerbiedwaardig gezegd dat hij ‘echt heel graag beter wilde worden. Ik ga heel veel aan u vragen.’

LvG: ‘Dat is mooi, want ik kan je daarbij helpen.’

BMI: ‘Echt?’

LvG, stralend: ‘Ik hou nu al van je, Bruno.’

Van Gaals liefde voor leerprocessen en de langere termijn lijkt goed te passen bij het clubvoetbal, waar de constantste ploeg kampioen wordt. De coach heeft over een seizoen met 34 wedstrijden meer invloed dan tijdens een toernooi als het WK: daar speelt geluk een grote rol, een fout of blessure of bal tegen de paal kan het verschil maken. Dat maakt zijn wens bondscoach te worden bijna masochistisch.

5. Louis van Gaal wil altijd blijven leren

Van Gaal is altijd op zoek naar nieuwe kennis over voetbal. Dat zegt hij zelf, en dat zeggen zijn medewerkers. ‘Louis staat enorm open voor innovatie,’ zegt Max Reckers in een interview in Visie. ‘Daarin steekt hij een tijd, echt ongelooflijk. Dat zie je nergens anders in het voetbal.’

Zo sneuvelde de duurloop als conditietraining in Nederland als eerste bij Ajax in 1993, toen Van Gaal van inspanningsfysioloog Jos Geijsel hoorde dat duurlopen spelers traag maakte. Toen de dochter van een vriend aan de VU afstudeerde op een onderzoek bij AZ naar de optimale voorbereidingstijd op een wedstrijd, trok hij zijn conclusie: niet meer vier, maar drie dagen van tevoren focussen op de volgende tegenstander. Alleen dan houden spelers de concentratie vast.

En hij leent kennis uit andere sporten. In zijn tijd bij AZ stak hij zijn licht op over de trainingsmethoden in Australian Ook voor het hockey stond hij open: zijn wens om de spelers te laten leren door ze structureel beelden te laten zien, leidde ertoe dat hij Max Reckers aanstelde. Die maakte als assistent-trainer bij hockeyclub Oranje Zwart gebruik van een geavanceerd video-analysesysteem.

Van Gaal nam hem daarna telkens mee, naar Bayern München, Oranje en na het WK Manchester United. Inmiddels hebben Reckers en Van Gaal een systeem ter beschikking dat na de wedstrijd via de elk balcontact door het perspectief van de speler kan bekijken. Zo kunnen ze eerlijk beoordelen of een speler iets had kunnen zien of niet en of de gekozen opstelling leidt tot genoeg afspeelopties.

Continu is hij in de weer met zijn boekje, als de gedisciplineerde informatie-verzamelaar die hij is. Beroemd is het voorbeeld dat hij als trainer van Bayern München zelfs voor een oefenwedstrijd tegen een amateurploeg elke speler een A4 gaf over de kracht en zwaktes van de spelers die ze het vaakst zouden tegenkomen op het veld.

Overdreven? Misschien, maar zo’n A4’tje geeft Van Gaal altijd. Hij wil elke wedstrijd hetzelfde benaderen om zijn structuur erin te slijpen, en zijn spelers eraan te laten wennen dat ze veel informatie over de tegenstander kunnen gebruiken om beter te zijn. Ook kennis en innovatie worden dus door Van Gaal ingezet om de 10 procent invloed zo groot mogelijk te maken.

6. Louis van Gaal verandert zijn tactiek

Van Gaal geldt als aanhanger van de aanvallende Nederlandse School: met drie aanvallers voortdurend op de helft van de tegenstander proberen te spelen. ‘Ik verdenk mezelf er weleens van dat ik soms meer heb met het ‘spel goed spelen’ dan met ‘winnen’,’ zegt hij in Visie. ‘Ik wil dat mijn teams herinnerd zullen worden.’

‘Een systeemverandering kun je niet zomaar doen, dat vergt nogal wat trainingsarbeid en die tijd heb je als bondscoach niet’

Dat laatste mag zo zijn, de manier waarop hij dat doet is wel veranderd. De bal veroveren op de helft van de tegenstander is mooi, maar het vervolg leverde hem te weinig op: te veel tegenstanders, die je het spelen onmogelijk maken. Hij bedacht daarom de ‘provocerende pressie.’ Ofwel: de tegenstander laten aanvallen, zodra die op de eigen helft is, collectief op de bal jagen en afpakken, en vervolgens snel de ruimte op de helft van de tegenstander benutten.

De breuk met het verleden gaat nog verder: vanavond speelt Nederland tegen Spanje hoogstwaarschijnlijk in een opstelling met vijf verdedigers. Niet alleen een breuk met de Nederlandse traditie om je nooit aan te passen aan de tegenstander, ook een breuk met eerdere uitspraken van Van Gaal in De Voetbaltrainer. ‘Een systeemverandering kun je niet zomaar doen, dat vergt nogal wat trainingsarbeid en die tijd heb je als bondscoach niet.’ Dat Van Gaal toch kiest voor een radicale koerswijziging, illustreert zijn toegenomen vertrouwen in de kwaliteiten van het individu.

Nederlandse School is het misschien niet. Sterker nog, het lijkt op countervoetbal, zoals Wesley Sneijder en Arjen Robben toegeven. Dat levert misschien geen voetbal op dat herinnerd zal worden, zoals Van Gaal zegt te willen. Aan de andere kant: herinnert iemand zich nog een ploeg die schitterend speelde, maar in de groepsfase strandde?

8 juni 2014: training van het Nederlands elftal in Rio de Janeiro (Brazilië). Foto: Dean Mouhtaropoulos/Getty Images

De opportunistische conclusie

Als Nederland vanavond gelijkspeelt of wint, krijgt Van Gaal waarschijnlijk iets dat hem onbekend voorkomt: waardering.

Dat is het mooie aan het WK – een reputatie valt of staat aan de hand van een kleine serie wedstrijden waarin geluk een grote rol speelt. Zie Bert van Marwijk, nationale held na het WK van 2010, en nationale schlemiel na het EK van 2012, terwijl hij noch de spelersgroep amper veranderd was.

De afgelopen weken is Nederland ervan doordrongen dat de kansen op de wereldtitel klein zijn. Mede door Van Gaals eigen toedoen, door af te wijken van een Nederlandse traditie en het systeem te wijzigen. Daarin zit een boodschap: we zijn zwakker, we passen ons aan.

Nu zit hij in een situatie waarin hij het niet snel verkeerd kan doen. Als hij verliest, is dat conform verwachtingen: verliezen van Spanje, hoe kan het ook anders? Als hij wint met zijn geïmproviseerde opstelling vol leergierige volgelingen zoals Bruno Martins Indi – niet ieders idee van een groot voetbaltalent – dan zal de conclusie zijn: briljante coach.

Het zou een opportunistische conclusie zijn waaraan Van Gaal zich normaal gesproken zou ergeren. De coach die zich voorstaat op zijn langetermijnaanpak – op het ‘proces’ – zou worden beloond op basis van een individuele uitslag.

Paradoxaal? Ja. Maar ook verdiend, voor de briljante coach die alle teams die hij coachte beter maakte, maar vooral hoon over zich heenkrijgt.


Wil je op de hoogte blijven van mijn verhalen? Sport is een hypercompetitieve wereld die bol staat van innovatieve en archaïsche ideeën. Je kunt vechten of vluchten voor competitie. In mijn nieuwsbrief houd ik je op de hoogte van de artikelen die ik publiceer voor De Correspondent, deel ik de mooiste sportverhalen uit andere media en geef ik nutteloze feitjes die je kunt doorvertellen in de sportkantine of de kroeg.
Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief
Lees ook: De mythe van de voetbaltrainer die het verschil maakt Nu het WK in Brazilië nadert, zijn alle ogen gericht op bondscoach Louis van Gaal. Zoals na het kampioenschap van Ajax ook alle lof werd toegezwaaid aan trainer Frank de Boer. Maar talloze wetenschappelijke onderzoeken wijzen uit: voetbaltrainers maken zelden het verschil. Waarom blijven we toch zo hardnekkig geloven in de invloed van de coach? Lees hier ons stuk over de mythe van de invloedrijke trainer terug Waarom schlemiel Lex Immers in werkelijkheid een van de beste voetballers van Nederland is De opvattingen van journalisten, trainers én toeschouwers over voetbal worden bepaald door simplistische, misleidende statistieken. Wie naar geavanceerdere data kijkt, ziet de sport opeens in een heel ander daglicht, stellen gastauteurs Michiel de Hoog en Sander IJtsma. Hoe een notoire kansenmisser een van de beste middenvelders van de Eredivisie blijkt te zijn. Lees hier onze analyse van misleidende voetbalstatistieken terug De beste keeper houdt de meeste ballen tegen, da’s logisch. Of niet? Keepers die veel ballen tegenhouden, het liefst op spectaculaire wijze, worden vaak het hoogst ingeschat. Zo ziet bondscoach Louis van Gaal het ook: op grond van dit criterium besloot hij Kenneth Vermeer niet te selecteren. Maar voor topkeepers is ballen tegenhouden juist niet het onderscheidende kenmerk, blijkt uit de statistieken. Lees hier het stuk