Hoe woont Nederland over dertig jaar? Dat bepaalt de overheid nú
Als het erom gaat hoe Nederland er in 2050 uit gaat zien, worden de komende jaren beslissend. Er zijn nieuwe woningen nodig, en die moeten betaalbaar zijn. Maar dat is niet genoeg: er is ook een ander soort huizen nodig.
Terwijl 40 procent van de huishoudens in Nederland uit één persoon bestaat, is twee derde van de woningen een eengezinswoning. Er zijn dus een hoop singles die niet aan een geschikt huis kunnen komen, zoals de groeiende groep alleenstaande ouderen.
Dan zijn er nog de gevolgen van klimaatverandering. Lang niet elke plek is even geschikt om te bouwen, door de risico’s van overstromingen, bodemdaling en droogte. En alle huizen – zowel nieuwe als bestaande – moeten in de toekomst worden verwarmd zonder fossiele brandstoffen. Ga er maar aanstaan.
De afgelopen jaren zijn gemeenten en provincies al druk in de weer geweest met het maken van bouwplannen. Maar ze lopen vast in de kluwen van tegenstrijdige belangen, bezwaren van inwoners, tekort aan beschikbare bouwgrond en de hoge kosten van woningbouw en de aanleg van infrastructuur zoals metrolijnen.
Aan Hugo de Jonge, de nieuwe minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de taak om orde te scheppen in deze bestuurlijke chaos. Deze maand heeft hij het eerste deel (van in totaal zes) van zijn plannen gepresenteerd. En die maken één ding duidelijk: als het om de bouw van woningen gaat, is de tijd van laissez faire en vertrouwen op de markt voorbij.
Het Rijk wil grond en gebouwen ter beschikking stellen
De Jonge laat bijvoorbeeld onderzoeken of het Rijk grond en gebouwen ter beschikking kan stellen. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft volgens de eigen website de ‘grootste en meest diverse vastgoedportefeuille van Nederland’. Er horen ministeries bij, musea, gevangenissen en lappen onbebouwde grond.
Bij zo’n grote hoeveelheid gebouwen staat er ook weleens een pand leeg. Maar de afgelopen jaren was het Rijksvastgoedbedrijf terughoudend als het erom ging die ruimte te gebruiken om te wonen, of bijvoorbeeld als opvang voor vluchtelingen. Nu is dat anders: het Rijksvastgoedbedrijf heeft de voormalige koepelgevangenis in Breda ter beschikking gesteld als noodopvang voor vluchtelingen uit Oekraïne.
Als het Rijk ook grond ter beschikking gaat stellen, kan het veel meer invloed uitoefenen op de woningen (of andere gebouwen) die er komen te staan dan wanneer de grond van een projectontwikkelaar is. Als de huur van woningen bijvoorbeeld onder een bepaalde grens moet blijven, kan de overheid korting geven op de grondprijs om dat mogelijk te maken.
Op die manier stelt de Rijksoverheid dus niet alleen regels op voor het creëren van nieuwe woningen in Nederland, maar draagt daar zelf ook direct aan bij.
Bindende afspraken met gemeenten en provincies
Naast het inzetten van grond en gebouwen die in handen zijn van de overheid, wil Hugo de Jonge afspraken maken met alle provincies en gemeenten over het aantal woningen dat er per regio moet komen, voor wie die woningen zijn en hoeveel ze mogen kosten. Het ministerie onderzoekt welke juridische mogelijkheden er zijn om in te grijpen als de woningbouw toch achterloopt.
Dat gaat een stuk verder dan de ‘woondeals’ die zijn voorganger Kajsa Ollongren eerder afsloot: die waren er maar voor zes regio’s. Het was ook niet duidelijk wat er zou gebeuren als de bouw van de woningen te langzaam zou gaan.
Ten slotte heeft de minister vijftien gebieden aangewezen waar hele nieuwe wijken verrijzen, en waar het Rijk extra aan bij gaat dragen door bijvoorbeeld te investeren in wegen en metrolijnen. Daarbij horen het havengebied in Amsterdam, de Binckhorst in Den Haag en het Suikerunieterrein in Groningen.
Voor al die wijken zijn de komende jaren architecten nodig, ontwikkelaars en bouwbedrijven. In wat voor Nederland je over dertig jaar kunt wonen, wordt nú bepaald.
Meer weten? Kijk hier een debat met onder andere architecten Arna Mačkić en Herman Hertzberger terug.