Een nachtmerrie voor je trui maar dé oplossing voor een duurzame kledingindustrie: krimp
Modemerken hebben hun mond vol van recycling, biologisch katoen en hergebruik. Maar de meest effectieve manier om de milieu-impact van de kledingindustrie te verlagen, blijft onderbelicht: minder groei.
Van sportmerk Nike en prijsknaller Primark tot luxemodemerk Gucci: is er nog een kledingbedrijf dat geen werk zegt te maken van verduurzaming?
Ze verwerken het in hun missie, publiceren dikke rapporten over de stappen die ze zetten om klimaatneutraal en/of volledig circulair te worden, en nemen duurzaamheidsmanagers aan die afdelingen van meer dan honderd werknemers aansturen rondom ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’.
Naast de grote, gevestigde kledingbedrijven, is er bovendien een groeiende groep merken die duurzaamheid als voornaamste uitgangspunt hebben. Twintig jaar geleden moest je nog stad en land aflopen voor een bio-katoenen shirt. Tegenwoordig hangen bijna alle winkels en webshops vol met ecolabels.
Lekker bezig, die kledingindustrie, zou je misschien denken.
Maar pak je de cijfers erbij, dan ontstaat een compleet ander beeld. De mode-industrie groeit namelijk jaar op jaar, en daarmee ook de vervuiling en CO2-uitstoot die ze veroorzaakt. Schokkend? Niet echt. Als je de daadwerkelijke duurzaamheidsdoelen van kledingbedrijven onder de loep neemt, zie je waarom dit een heel logische uitkomst is.
Meten is weten?
Om te beginnen met het meest zichtbare onderdeel van de duurzaamheidsplannen van veel kledingbedrijven: materialen.
Veel grote modemerken zien het vervangen van ‘gewone’ materialen voor een duurzamere variant als een van de belangrijkste manieren om hun ecologische impact te verkleinen. In de praktijk komt dit bijvoorbeeld neer op het verruilen van katoen voor bio-katoen en nieuw polyester voor gerecycled polyester. Hierachter schuilt de aanname dat gerecycled of biologisch materiaal per definitie beter is dan conventionele stoffen.
Sommige merken doen niet eens moeite om daar bewijs voor te leveren. Anderen baseren zich op de levenscyclusanalyse (LCA) van een materiaal of product. Daarbij wordt gemeten wat de milieu-impact van een product is gedurende zijn levenscyclus. Dus: grondstofwinning, productie, transport, gebruik en afvalverwerking. (Al worden die laatste drie vaak ook niet meegenomen.)
Om aan te tonen dat het ene materiaal beter zou zijn dan het ander, worden LCA’s met elkaar vergeleken. En dat levert om meerdere redenen een vertekend beeld op.
Zo schrijft H&M, de grootste gebruiker van bio-katoen wereldwijd, op zijn website * dat bio-katoen 91 procent minder water verbruikt ten opzichte van gewoon katoen. Net als zo’n beetje alle grote bedrijven in de industrie, baseert H&M zich daarbij op cijfers van de Sustainable Apparel Coalition (SAC),* een organisatie die onder andere ranglijsten publiceert van de klimaatimpact van verschillende kledingstoffen.
En daar gaat het mis, want de SAC legt onderzoek naar de teelt van bio-katoen en conventioneel katoen naast elkaar dat helemaal niet met elkaar te vergelijken is. Zo wordt in de studies over biologisch katoen uitgegaan van natte gebieden waar weinig irrigatie plaatsvindt, terwijl die over conventioneel katoen gebaseerd zijn op droge gebieden. Tja, logisch dat er in dit specifieke geval minder water nodig is voor de teelt van bio-katoen.
Maar stel dat je data over conventioneel en biologisch katoen met elkaar zou vergelijken op basis van dezelfde locatie, tijden en teeltmethodes. Dan kan het heel goed dat de uitkomst anders uitpakt, en biologisch katoen zelfs méér water verbruikt.
Kortom: meten op verschillende manieren, en die gegevens met elkaar vergelijken, levert geen betrouwbare uitkomsten op. Maar dat is wel wat nu massaal gebeurt.
Eigenlijk is elk materiaal vervuilend
Dat brengt ons op het tweede probleem: wat in onderzoek naar materialen precies wordt gemeten maakt nogal uit, en het is ongelofelijk lastig om te bepalen welke data je wel en niet meeneemt.
Laten we biologisch katoen weer als voorbeeld nemen. Op bio-katoenplantages wordt geen synthetisch kunstmest gebruikt, en dat maakt het volgens modemerken minder vervuilend dan conventioneel katoen. Maar zo simpel ligt het niet: de milieu-impact van het dierlijke mest dat bio-boeren gebruiken, wordt helemaal niet meegenomen in de LCA’s van bio-katoen, waarmee de ecologische voetafdruk van het materiaal flink wordt onderschat.*
Hoe slechter het oorspronkelijk gebruikte katoen was, hoe beter het biologische uit de verf komt
Een merk dat katoen besluit in te ruilen voor een heel ander materiaal, loopt tegen hetzelfde probleem aan. Volgens de Sustainable Apparel Coalition is de klimaatimpact van katoen bijvoorbeeld hoger dan dat van polyester. Maar terwijl katoen inderdaad veel slechter scoort op landgebruik, scoort (gerecycled) polyester hoog op toxiciteit. Wat is erger: giftige stoffen die in ons drinkwater terechtkomen of een stuk bos dat moet wijken voor de aanleg van een katoenplantage? Die afweging is bij LCA’s haast niet mogelijk, omdat verschillende soorten metingen allemaal worden gereduceerd tot één milieuscore.
Simpel gezegd: elk materiaal heeft een ecologische impact. Die verlaag je niet door polyester in te ruilen voor een ander materiaal, of voor gerecycled polyester – je verschuift de impact alleen.
Hoe ‘groen’ een materiaal volgens kledingbedrijven is, is bovendien afhankelijk van hoe vervuilend het materiaal is dat het vervangt. Oftewel: hoe slechter het oorspronkelijk gebruikte katoen was, hoe beter het biologische katoen uit de verf komt. Maar dat maakt bio-katoen nog niet daadwerkelijk duurzaam.
Wat er mis is met recycling en hergebruik
Door naar een ander paradepaardje van de mode-industrie waar nogal wat op aan te merken is: circulariteit. Dit is voor veel kledingbedrijven een verzamelnaam voor alles wat te maken heeft met recycling, hergebruik, reparatie en kledinginzameling. Het idee hierachter is dat dit de productie van nieuwe materialen en kledingstukken tegengaat.
Zo is een veelvoorkomende misvatting over recycling dat het de productie van nieuwe materialen per definitie vermindert.
Daarnaast is recycling pas circulair te noemen als producten van gerecycled materiaal ook weer hergebruikt worden aan het eind van hun levensduur. Voor kledingstoffen gaat dit niet op. Waarom zijn je schoenen of shirts van gerecycled polyester bijvoorbeeld van PET-flessen gemaakt en niet van oude polyester kleding? Omdat dit vrijwel onmogelijk is, en vaak veel te duur. Om die reden is je vest van gerecycled polyester uiteindelijk alsnog bestemd voor de verbrandingsoven of vuilstort.
Een averechts effect
Of het dus over circulariteit of over materiaalsoorten gaat: veel zogenaamd duurzaam beleid van kledingmerken heeft uiteindelijk geen of zelfs een averechts effect. Reboundeffecten is een duur woord voor dit fenomeen.
Kleinere, zelfverklaard duurzame modebedrijfjes doen het in dat opzicht niet veel beter. Neem bijvoorbeeld merken die gepersonaliseerde kleding maken. Het idee hierachter is dat op maat en naar wens gemaakte kleding langer meegaat, minder snel wordt afgedankt en daarmee de consumptie van kleding vermindert. Uit onderzoek blijkt echter dat geen van deze dingen het geval hoeven te zijn.
Nog een voorbeeld: kledingverhuur. Best duurzaam, zou je zeggen: als je uitgekeken bent op een kledingstuk, breng je het weer terug. Maar een wetenschappelijke studie* vergeleek de milieu-impact van vijf verschillende manieren om kleding te bezitten en af te danken – waaronder huren, doorverkopen en recyclen – en kwam daarbij tot de conclusie dat het huren van kleding de grootste klimaatimpact kan hebben van allemaal. Hoe dan? Vanwege het transport tussen het magazijn en de huurders, de verpakkingen en het schoonmaken van de kleren.
Al met al kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat veel initiatieven rondom circulaire kleding negatieve neveneffecten zoals extra CO2-uitstoot veroorzaken – effecten die ze juist zeggen te bestrijden.
De cijfers die kledingmerken niet publiceren
Uiteindelijk draaien zowel grote merken als zelfverklaard duurzame modebedrijfjes om een belangrijk feit heen: hun ‘groene’ initiatieven zijn alleen doeltreffend als ze ergens voor in de plaats komen.
En dat lijkt niet het geval. Cijfers laten zien dat het gebruik van gerecyclede en biologische materialen bovenop de groei van de vraag naar nieuwe stoffen is gekomen.* Met andere woorden: dat er een groeiende vraag naar gerecycled polyester is, wil niet zeggen dat de vraag naar ‘gewoon’ polyester afneemt.
Een studie* wijst zelfs uit dat zichtbare duurzame kenmerken van kleding, zoals ecolabels, in sommige gevallen mensen lijken te stimuleren om méér te kopen. Dan snap ik wel waarom Zalando in 2023 een kwart van de webshopproducten van een duurzaamheidslabel wil hebben voorzien.*
Hetzelfde geldt voor tweedehands kleding of kledingverhuur: als dit bovenop nieuwe kledingaankopen komt, zal de milieuwinst laag, niks of in het ergste geval zelfs negatief zijn.
Wie weet of dat tweedehands shirt niet bovenop een nieuw shirt is gekocht?
The Next Closet, een verkoopplatform voor tweedehands merkkleding, neemt dus wel een heel scherpe bocht met de stelling dat het in één maand 130.346 kg aan CO2-uitstoot heeft vermeden, en in 24 uur 13.541 badkuipen vol water heeft bespaard. * Want wie weet of een koper dat tweedehands shirt niet bovenop een nieuw shirt heeft gekocht?
Om echt te weten of de kledingindustrie er schoner op is geworden na decennia van groene beloftes, duurzaamheidsrapporten en nieuwe, zogenaamd duurzame bedrijfsmodellen, kunnen we beter kijken naar de productieaantallen en de algehele uitstoot. Immers: als bedrijf kun je wel stellen dat je de uitstoot van broeikasgassen per product met 15 procent wilt hebben verminderd in 2025, maar als je dubbel zoveel gaat produceren, is die klimaatwinst al snel teniet gedaan.
Maar zo gretig als modebedrijven zijn bij het rapporteren van een verhoging in het aandeel duurzamere materialen dat ze gebruiken, zo terughoudend zijn ze in het openbaar maken van de precieze hoeveelheid producten die ze jaar op jaar produceren en verkopen, en de daarbij behorende CO2-uitstoot, waterverbruik en schade aan biodiversiteit.
Zalando is een uitzondering. En de cijfers van deze webshop laten ook meteen zien waar het misgaat:
Totale bruto CO2-uitstoot 2017: 2,626,713 ton.
De sleutel tot duurzaamheid? Minder groei
De meest effectieve manier om de milieu-impact van de kledingindustrie te verlagen, krijgt de minste aandacht.
Minder groei.
En dat is volstrekt logisch.
Ga maar na: bedrijven halen de meeste winst uit hun huidige businessmodel – het verkopen van zoveel mogelijk nieuwe producten. Alle initiatieven die gericht zijn op duurzamere productie en consumptie zullen alleen worden geïmplementeerd als ze niet aan dit bestaande verdienmodel vreten.
Niet voor niets adviseert adviesbureau McKinsey & Company bedrijven dat het toepassen van circulair beleid het meest winstgevend is als het bovenop de reguliere verkoop van nieuwe goederen komt.*
Ofwel: duurzaamheidsbeleid zonder negatieve neveneffecten is vrijwel onmogelijk in het huidige kapitalistische systeem.
Daarom moet niet bio-katoen, circulariteit of kledingverhuur, maar degrowth – krimp – centraal staan in gesprekken over een duurzamere kledingindustrie. Zolang dat niet gebeurt, zal het produceren van ‘duurzame’ kleding eerder leiden tot een groei dan een afname van de kledingberg.
Correctie 12 april 2022: in een eerdere versie van dit artikel stond dat duurzaamheidsbeleid zonder negatieve neveneffecten ‘vrijwel onvermijdelijk’ is. Dat moet natuurlijk zijn: ‘vrijwel onmogelijk’.